JavaScript is required for this website to work.
post

Leeglopend middenveld

ColumnJohan Sanctorum16/10/2014Leestijd 3 minuten

De manier hoe ‘lastige luis’ Peter De Roover zich schikt in zijn nieuwe rol van partijsoldaat, is misschien een veeg teken…

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het electorale succes van de N-VA, nu verzilverd in een machtspositie binnen het Belgische staatsbestel die aan de vroegere PS of CVP herinnert, heeft uiteraard een hoop mensen eieren voor hun geld doen kiezen. Partijen strijken nu eenmaal dotaties op a rato van het aantal verkozenen, en er vallen een hoop nieuwe jobs uit de lucht in het partijkader, de parlementaire administratie, en de door de Nieuw-Vlaamse Aliantie bemande kabinetten. Grote hilariteit maar ook ongenoegen bij de militanten ontstond, toen Bart De Wever werd opgehaald met de Porsche van ene Joy Donné. Wie? Jawel, een ambitieuze jongeman die uit de stal van Didier Reynders komt en nu kabinetschef van Jan Jambon wordt. Niet direct een Vlaams-nationalist van het eerste uur. Honni soit qui mal y pense.

Eerder al verbaasde ons de zuigkracht van De Wevers partij, toen media-BV’s die we nooit hadden betrapt op enige flamingante uitspraak, zich tot het winnende politieke merk bekenden, en het ondertussen tot senator (Jan Becaus), minister (Johan Van Overtveldt) of zelfs Kamervoorzitter (Siegfried Bracke) hebben geschopt.

Tot zover dat wat we maar als ‘carrièreflamingantisme’ zullen betitelen, en de wetmatigheid dat ook een zogenaamde anti-systeempartij snel vervelt tot een systeempartij als ze groot wordt en aan de macht deelneemt. Het geval Peter De Roover is echter nog van een andere dimensie. Ooit actief in de Volksunie, groeide hij uit tot een geducht onafhankelijk opiniemaker binnen de Vlaamse beweging. Tot hij dus op zijn beurt geënterd werd door de N-VA, en nu haast hielenklikkend de partijdiscipline ondergaat. Waarbij hij ook quasi-probleemloos alle vroegere radicale standpunten inslikt.

Afgezien van het feit dat men begrip moet opbrengen voor de enorme sociale promotie die aan dat parlementair mandaat vast hangt (De Roover was leraar in het technisch onderwijs), moeten er vraagtekens geplaatst worden bij de mate waarin onafhankelijke opiniërende burgers meegezogen worden in de particratie. Het vermoeden groeit namelijk dat de inlijving van Peter De Roover in de N-VA een bewuste zet van die partij is geweest om een lastige criticus te neutraliseren. Vandaag werpen Bart Maddens en Jean-Pierre Rondas (ooit zetelend voor de N-VA in de beheerraad van de KVS, waaruit hij nadien weer ontslag nam) zich op als de resterende ‘luizen in de pels’, maar ik kan me voorstellen dat Bart De Wever zich kapot ergert aan deze ongeleide projectielen die o.m. via Doorbraak het nieuwe Belgische establishmentgehalte van de Veranderingspartij onverbloemd aan de kaak stellen.

Tegendemocratie

De Normandische socioloog en filosoof Alexis de Tocqueville (1805-1859) geldt als een van de grondleggers van de moderne democratische spelregels. Centraal in zijn theorie staat de betekenis van wat wij vandaag het ‘middenveld’ noemen: het geheel van mondige burgers, opiniemakers, verenigingen, comités, actiegroepen, dat nadrukkelijk niét partijpolitiek georiënteerd is, maar wel vanuit een maatschappelijke betrokkenheid de politici op de vingers kijkt en bekritiseert. De luizen in de pels dus. Vandaag spreekt de Franse politicoloog Pierre Rosanvallon over ‘tegendemocratie’ (contre-démocratie): de formele, partijgebonden en parlementaire democratie kan niet bestaan zonder het gezond wantrouwen van middelpuntvliedende krachten die opiniëren, becritiseren, fulmineren, buiten de politiek-correcte consensus. Alleen of in een comité, op straten en pleinen, binnenskamers, of via de media.

Regelmatig wordt dat middenveld in vraag gesteld. Het zou de normale democratie verstoren en tot lobbyisme aanleiding geven. Niemand minder dan Guy Verhofstadt verbanvloekte in zijn 1ste burgermanifest van 1989 (nota bene geschreven door toenmalig Knack-hoofdredacteur Frans Verleyen) al dat middenveld, als een relict van de verzuilde samenleving. Maar met de N-VA-strategie om zoveel mogelijk kritische massa in te lijven, waarbij terloops ook de Vlaamse beweging zelf als ‘voorbijgestreefd’ wordt weggezet, valt een en ander op zijn plaats: een liberalisme dat niet om kan met bewegingen en actionisme, miskent de essentie van de civiele samenleving.

Dat een partij een andere partij ‘kannibaliseert’ (zoals de N-VA met het VB deed), mag men als een onderdeel van het normale politieke spel zien. Maar dat ze de ambitie heeft om het middenveld te absorberen, lijkt me niet echt democratisch. In het fascisme of het communisme is het middenveld namelijk onbestaande, alles staat in dienst van de staatspropaganda. Ik beweer daarmee niet dat de N-VA een totalitaire partij is. Wel denk ik dat machtshonger, een flinke dosis Machiavellisme, en een zekere mate van verslaving aan het electorale succes ertoe kunnen leiden dat het maatschappelijk middenveld en de kritische burger door de partijstrategen worden gezien als een vervelend nevenverschijnsel. De these van Alexis de Tocqueville wordt dan opnieuw zeer actueel: we hebben politieke dakloosheid en dwarsliggerij broodnodig, om te beletten dat democratie herleid wordt tot particratie.

Een slotbedenking: zijn politieke partijen eigenlijk wel nodig en nuttig? In een goed uitgebouwde en media-rijke referendumdemocratie van mondige burgers zijn ze wellicht overbodig. Zover staan we nog niet. Integendeel, mensen zijn steeds moeilijker te mobiliseren en vergenoegen zich met de zapdemocratie van het audiovisuele universum. In wat nu al de ‘post-civiele samenleving’ wordt genoemd, komen mensen hun kot niet meer uit en schrijven alleen nog blogs vol of schelden, liefst onder schuilnaam, op een of ander internetforum.

Ik heb zo het gevoel dat die atomisering de kaste van beroepspolitici zelfs goed uit komt. De leegloop van het middenveld, door het Verhofstadt-liberalisme haast als een utopische gebeurtenis gekoesterd, levert alleen meer betutteling en meer institutionalisering op. Een van de vele paradoxen die het politieke universum rijk is.

Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.

Commentaren en reacties