JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Les Jésuites et le mouvement flamand

Jacques Claes24/5/2015Leestijd 3 minuten

Jacques Claes staat stil bij de verdienste van de jezuïeten bij de vervlaamsing van het onderwijs, naar aanleiding van een boek. 

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Er is een merkwaardig boek verschenen bij Peeters in Leuven, Bondgenotenlaan, uitgever en boekhandel voor wetenschappelijke geschriften van de universiteit. Hoge kwaliteit. Prijs eveneens, € 49,50. Niet alledaags, want geschreven in het Frans en behandelend de strijd van Vlaamse Jezuïeten voor de vervlaamsing van hun colleges. Titel: ‘Les Jésuites et le mouvement flamand. Histoire d’un engagement tardif mais virulent’. Tweehonderd en zeven pagina’s, in voortreffelijk Frans, wetenschappelijk hoog getuned met slierten van voetnoten, over een brandende episode in de Vlaamse ontvoogding. Geschreven door Christian de Borchgrave (°1966), historicus, ‘conseiller adjoint à la Chambre de représentants de Belgiqe et collaborateur scientifique bénévole à la Ruusbroecgenootschap (Université d’Anvers)’. Op de cover: Pater Desideer Stracke met een eigenaardige pots op het granieten hoofd, in de schaduw van de IJzertoren: vrij uitgesproken foto op de kop van een strakke, koel geschreven verhandeling. De auteur van zo’n boek doet mij denken aan wat een goede vriend van mij ooit beschreef als het fenomeen van ‘les derniers flamands belges d’expression française’. Kom er maar op en om.

Het gewicht van Jezuïetencolleges, wereldwijd van San Francisco tot Buenos Aires en Calcutta – in Vlaanderen vijf stuks – is ieder die hoe dan ook begaan is met onderwijs en cultuur, bekend. Uit de meesterlijke analyse die de Borchgrave van elk van de vijf S.J.-colleges (Aalst, Antwerpen, Brussel Gent en Turnhout. Xaverius in Borgerhout komt later en is van meet af aan Vlaams) maakt, blijkt hoe die instellingen, misschien meer dan andere instituten, rabiate bastions waren van de Belgische francofonie. Bijna voor de hand liggend zond de Franssprekende burgerij haar zonen, als in- of externen, naar die haarden.

Alleen al om te beseffen van waar wij komen, is de lectuur van de Borchgrave’s analyses deugddoend. Het is overigens wonderlijk hoe de zaken gelopen zijn: er is zelfs geen verbazing meer over de vanzelfsprekendheid waarmee wij nu op elk niveau Nederlands spreken. Tenzij het Engels geworden is. L’histoire se répète. Nooit vergeet ik het verhaal van mijn vader die op het Sint-Pieterscollege (geen S.J.-college) te Leuven, in 1920, gestraft werd omdat hij op de speelplaats Nederlands sprak. Er liepen overigens verklikkers rond om overtredingen te melden. Vroege vorm van pesten.

‘Tardief maar virulent’ duiken ze dan op, een handvol Jezuïten van formaat, als een soort linguïstiek-spiritueel commando. Ze zijn diep christelijk (het zijn 24 karaats Jezuïeten), hoog geleerd (doctoren in germaanse of in klassieke talen, past ook bij S.I.) en onverzettelijk in hun standpunten: alleen vanuit de grond van zijn eigen taal kan een volk volwaardig worden. Hun namen staan nog, als pijlers. Desideer Stracke natuurlijk. Minder bekend, maar van groot geestelijk en politiek gewicht Jozef Van Opdenbosch. Zachter gevooisd, maar diep indringend van toon Leonce Reypens. De geleerde J.B. Poukens ook, classicus en Bollandist geweest. Van Mierlo junior bovendien. Tactisch verder van het hoogste gewicht voor de Vlaamse strijd: Geerebaert die er voor zorgde dat er, toen de vervlaamsing van het secundair onderwijs in Vlaanderen wettelijk doorbrak, Vlaamse handboeken voor Latijn voorhanden waren. En Verschueren die in talloze huishoudens zijn Modern Woordenboek plaats liet nemen naast of in de plaats van de gebruikelijke Petit Larousse illustré.

In 1925 stichtten Stracke, Van Mierlo junior, Poukens en Reypens het Ruusbroecgenootschap met als doel de literaire en theologische studie van de belangrijkste geestelijke, mystieke auteurs, noem maar Ruusbroec en Hadewych, uit ons Nederlands erfgoed.

Van de strijd in de colleges tot het belangrijk wetenschappelijk project van het Ruusbroecgenootschap (nu een bloeiende cel in de Universiteit Antwerpen): één grandioos project van enkelen om door en met taal een volk en een natie (vooral degenen die het zouden leiden, vanuit de colleges) weer tot waardigheid te brengen. Die kon bovendien niet anders zijn dan aansluitend bij een grote christelijke traditie, mannen als Ruusbroec, vrouwen als Hadewych. We staan nu bijna honderd jaar verder. Er zijn inmiddels vele kamers bijgekomen in het Vlaamse huis, maar hun weg blijft, niet slechts berijdbaar en bereden, groots.

Foto © Reporters

Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.

Commentaren en reacties