JavaScript is required for this website to work.
Communautair

Levensbeschouwing en vaderlandsliefde

Koenraad Elst18/2/2018Leestijd 10 minuten
Diksmuide, Onder de AVV-VVK kwam de Vlaamse Beweging haar geloof belijden.

Diksmuide, Onder de AVV-VVK kwam de Vlaamse Beweging haar geloof belijden.

foto © REPORTERS©Wim Van cappellen

De Vlaamse beweging mag dan door en door katholiek geweest zijn, de kerk was niet echt opgezet met die vaderlandsliefde. Hoewel de tekenen van Onze Lieve Vrouw over de beoogde toekomst van het land duidelijk waren. Over de invloed van religie op vaderlandsliefde, en omgekeerd.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Mijn vader zaliger, René Elst (1924-92), was eerst en vooral katholiek. Daarin ben ik hem uiteindelijk niet gevolgd, want de centrale dogma’s van het geloof lijken mij onhoudbaar. Wel is de basishouding van alle religies, namelijk ontzag voor het heilige, onverminderd relevant, en ik werk van harte mee aan het vinden van nieuwe vormen daarvoor, wars van het christelijke geloofskader. Ik erken echter grif dat de Kerk daarnaast door lange ervaring wel een grote deskundigheid inzake mensen en maatschappij opgebouwd heeft, zodat haar stellingname inzake sommige politieke hangijzers van een zekere wijsheid blijk geeft. (Vroeger toch, want de postconciliaire kerk is steeds meer tekenen van verdwazing gaan vertonen, culminerend in het pausschap van de links-populist Franciscus. Blij dat mijn vader het niet meer heeft moeten meemaken.) Het voorbeeld dat voor onze moderne samenleving het meeste belang heeft, is wellicht Rerum Novarum ofte de corporatistische ‘maatschappijleer van de kerk’.

In bijkomende orde was mijn vader ook een Vlaamsvoelend man. Als ambtenaar op het Ministerie van Sociale Voorzorg, zoals dat toen heette, legde hij verscheidene keren klacht neer wegens overtreding van de taalwet door Franstaligen. Maar hij behoorde geenszins tot de Vlaamse Beweging. Als gezworen christendemocraat (één inspiratiebron van de naamkeuze voor zijn oudste zoon, mijzelf dus, was Konrad Adenauer) kon je hem eerder tot de erfgenamen van Frans Van Cauwelaert rekenen, de man die concreet meer Vlaamse eisen verwerkelijkt heeft dan eender welke lidkaartvoerende flamingant.

‘O kruise den Vlaming’

Thuis ontbrak het bij flaminganten alomtegenwoordige beeld van Tijl & Nele, evenals andere Vlaamse symbolen, tenzij je de slapende elpee Vlaanderen Were Di (uitgekomen tijdens de doorbraak van de Volksunie begin jaren 1960) uit de schuif zou opgediept hebben. Ik was zelf de enige in huis die hem ooit heeft opgelegd. Mij troffen daarop vooral het rederijkerslied Merck toch hoe sterck (eigenlijk tegen de katholieke vorst Filips II gericht), het Groeningelied op tekst van Guido Gezelle en met een sterke melodie, en de Van Rijswijckmars voor Theodoor Van Rijswijck, de geboycotte dichter die mede aan de wieg van de Vlaamse beweging stond. Dat laatste lied mag op mijn uitvaart gezongen worden: wegens onze verwantschap als geëngageerde schrijvers, en wegens de tot navolging inspirerende tekst.

De plaat bevatte ook het bloedige strijdlied Morgen marcheren wij, dat was toen blijkbaar nog mogelijk. Het toont hoe nationalisme kwistig met bloed omsprong en jongelui tot sterven bereid maakte: ‘Bloeden en sterven, vriend, wat geeft het mij?’ Het maakte hen wel niet bereid tot terreur, onthoofding of slaafneming,  wat dan toch nog een verschil met de djihaadstrijders uitmaakt. Typisch voor het moderne nationalisme was het elan van moed en zelfopoffering niet, want reeds de Romeinen zeiden: ‘Het is goed en schoon, voor het vaderland te sterven.’

Echter, echte katholieken (en die bestonden toen nog, vandaag zou ik onze kardinaal er niet van durven verdenken) wantrouwden dat gedweep met het vaderland. Dat was afgoderij, en de vaderlandse rituelen namen de plaats in die alleen de dienst aan het Opperwezen toekomt. In de jaren 1930 bracht hij de zomerdagen op een buitenverblijf in Sint-Job-in-’t-Goor door, waar ook het Verdinaso trainingskampen hield, en hij bootste wel eens clownesk hun marsen en gedweep met ‘de leider’ (Joris Van Severen) na. Voor echte katholieken was er maar één leider: de onfeilbare paus.

Je mocht martelaar worden, maar dan als geloofsgetuige eerder dan voor vorst en vaderland. Dat werd bloedstollend letterlijk aangemoedigd door het lied O Kruise den Vlaming (in de jaren 1950 geschrapt uit de KVHV-liederencodex) en in praktijk gebracht door de Zoeaven, Vlaamse ‘Zuidfront’-vrijwilligers die eind jaren 1860 de Pauselijke Staat tegen de maçonnieke Italiaanse nationalisten gingen verdedigen. De liedtekst raadt een Vlaamse moeder die haar man en zonen verliest in de strijd voor het Kruis, aan om toch niet te treuren, aangezien het goed en schoon is om voor het Kruis te sterven. Dat is dan wel echt de katholieke vertaling van de djihaadmoeder die fier is dat haar zoon in de Heilige Oorlog gesneuveld is.

Enkele door België ingehuurde revisionistische geschiedkundigen zijn recent gaan beweren dat de beweegreden van ‘strijd tegen het goddeloze communisme’ een uitvindsel is van Oostfronters in het beklaagdenbankje die hun engagement bij de Waffen-SS eerbiedwaardig probeerden te maken. Voor hen mag het lied illustreren tot welke militante gesteldheid onze katholieke jeugd in het interbellum opgefokt werd. Die mentaliteit leidde sommigen wel degelijk tot militair engagement tegen het bolsjevisme.

Katholieke frontlijnstaat

Godsdienst dient vaak als identificatiestandaard bij volkeren wier meerderheidsovertuiging zich daartoe leent. Dat is een voortzetting van de situatie in het heidendom, toen elke gemeenschap zich in tijden van nood rond een stamgod schaarde. In een nationale strijd dient de Kerk of eender welke religie die plaatselijk toonaangevend is, vaak als toevlucht, als ruggengraat van de nationale identiteit en als strategisch centrum. Griekenland vond in zijn bevrijdingsoorlog tegen de Ottomanen mobilisatiekracht in de Orthodoxe Kerk. China had veel aan het boeddhisme te danken in zijn bevrijdingsstrijd tegen de Mongolen (hoewel ook die tot het boeddhisme geneigd waren), die opgevolgd werden door een boeddhistische ex-monnik als eerste Ming-keizer.

Polen uitte zich als katholieke frontlijnstaat tegen het protestantse Pruisen, het orthodoxe Rusland, eenmalig ook tegen de heidense Mongolen en (in het ontzet van Wenen door Jan Sobieski, 1683) het Ottomaanse moslimrijk, zeker ook tegen de goddeloze Sovjet-bezetter, en ten slotte tegen de goddeloos-liberale Europese Unie. Vlaanderen zag zichzelf in een gelijkaardige positie, maar met minder militaire gevolgen: een katholieke frontlijnstaat tegen het calvinistische Nederland, het anglicaanse Verenigd Koninkrijk, het maçonniek-laïcistische Frankrijk en het goddeloze socialisme in Wallonië, terwijl Vlaamse zonen als Grote Zwartrok in inheems Amerika, als scheutist in China, als jezuïet in India of als witte pater in Kongo de heidenen gingen bekeren, en er vaak ook de marteldood vonden.

Dorpspastoors als Guido Gezelle (een beetje) en Cyriel Verschaeve (heel uitgesproken) steunden dat kerkelijk gekleurd nationalisme vaak, maar de kerkhiërarchie stond er weigerachtig tegenover. Dat had niet alleen te maken met de lamentabele tsjevenmentaliteit in met name Vlaanderen, maar ook en vooral met het gaafhouden van de christelijke hoofdzaak tegenover de begrijpelijke geestdrift voor de gekwetste volksbelangen, die uiteindelijk maar een nevenzaak vormden. Daarom sprak de kerk haar ban uit over de Action Française, die het katholicisme als identiteitselement in het Franse nationalisme trachtte te gebruiken. Het was een signaal dat vele katholieken in de brede Franse invloedssfeer, onder wie mijn grootouders, een zekere afstand deed houden tegenover het nationalisme van hun eigen respectief volk.

Wereldkerk

Reeds in het verval van het Romeinse rijk wordt het gebrek aan militante vaderlandsliefde van de toenemend christelijke bevolking als één van de oorzaken aangewezen, terecht of ten onrechte. Augustinus’ De Civitate Dei vooronderstelde juist het aanvaarden van de vergankelijkheid van wereldse rijken, om dan de hartstocht van de lezer op de Stad Gods te richten. Moderne staten, van Engeland en de VS tot nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie, wantrouwden de katholieken wegens hun loyauteit aan een transnationale (of ‘buitenlandse’) mogendheid, de Wereldkerk.

Mijn vader zaliger was er inderdaad fier op dat je in de hele katholieke wereld, van Vlaanderen (waar zijn broer parochiepriester werd) tot in Brazilië (waar zijn kozijn als norbertijn bedrijvig werd), een kerk kon binnenstappen en er identiek dezelfde Latijnse mis bijwonen. Alleen de preek was in de volkstaal, met de priester op een preekstoel midden tussen de mensen, terwijl de eigenlijke eredienst tot God gericht was, en in het Latijn. Dat illustreerde de juiste verhoudingen: de Kerk heeft geduld met lagere engagementen, hetzij voor je volk hetzij voor je vakbond, je fanfare enz., wel wetende dat die identiteitschenkende groepsaangehorigheden ondergeschikt zijn en van voorbijgaande aard zullen blijken; de kern is en blijft voor haar het alleenzaligmakende geloof. Stat crux dum volvitur terra, ‘Het kruis staat rechtop terwijl de aarde ronddraait.’

Er is voor de kerk een universele dimensie aan de mens, namelijk zijn onsterfelijke ziel. Wat er ook aan wereldse ongelijkheid of verschil bestaat, het zinkt in het niet naast het zieleleven. In de sporen van Trofim Denisovitsj Lysenko fulmineren onze feministen en antiracisten nog wel eens tegen de erkenning van genetische groepsverschijnselen die slechts een deel van de mensheid betreffen, of hetgeen men tot recent ‘geslachtskenmerken’ resp. ‘raskenmerken’ noemde. Maar de kerk had deze ontkenning van biologische feiten niet nodig: zij pint zich niet vast op feilbare wetenschappelijke theorieën noch op hun ontkenning, maar houdt het wezenlijke voor ogen. Zelfs als er gevolgrijke genetische (en idem voor culturele, taalkundige, economische enz.) verschillen tussen mensen of groepen mensen bestaan, blijft er het veel belangrijker feit dat zij voor het oog van God gelijk zijn in een wezenlijk opzicht: hun ziel, zondig maar verlosbaar. Dat is de humani generis unitas, de ‘eenheid van het mensenras’.

Godsdienst en nationale strijd

Als je de leer van de kerk ernstig neemt, dan volgt daaruit logisch ook een standpunt over de minder belangrijke wereldse zaken, onder meer over de staatkundige opdeling van dit deel van de wereld. Let wel, die opdeling op zichzelf is niet belangrijk, zoals Augustinus al zag, en ze kan veranderen, waarbij zowel de vroegere als de latere variant best verenigbaar met de kerkelijke kijk op de wereld kan blijken. De aansluiting van de Zuidelijke Nederlanden bij het katholieke Habsburgse rijk in de 16de-18e eeuw gold voor de kerk als een goede zaak, maar niet alleenzaligmakend. Die bij het goddeloze revolutionaire Frankrijk was er een slechte, maar alleen door de aard van het regime, niet door de nieuwe grenzen. Echt belangrijk is niet wie onder welk bewind terechtkomt, wel dat deze staten niet te veel energie onttrekken aan het geloof, hetzij door antikatholieke propaganda en maatregelen (en mutatis mutandis geldt hetzelfde voor andere religies), hetzij door het engagement voor andere zaken op de spits te drijven.

Daaronder met name de nationale gevoelens. Bijvoorbeeld: het Ottomaanse kalifaat kende nauwelijks een Koerdisch probleem, want dat is geschapen door de laïcist Mustafa Kemal Atatürk. Deze richtte zich niet langer op de islam, die andere religies onderdrukte, maar op de Turkse natie, die andere naties binnen haar grenzen ging onderdrukken. Daardoor gingen Koerden zich minder als moslims en meer als Koerden bepalen, wat op termijn de weg vrijmaakte voor veranderingen in de tot bijzaak gemaakte godsdienstige identiteit, met name de herbekeringen tot het voorouderlijke zoroastrisme tijdens de IS-jaren (2014-17).

Die nationale gevoelens maakt men tot een onnodig belangrijk aandachtspunt door ze te onderdrukken. Een volk kan er doorgaans mee leven, tot een multinationaal staatsverband te behoren en daarin bv. een overheersende verbindingstaal naast de eigen moedertaal te gebruiken. Maar zodra de ongelijkheid  te erg wordt, ontstaat er een reactie tegen, type Vlaamse beweging. Dat is spijtig, niet omdat een hertekening van de grenzen zo erg zou zijn (al is ze de erkenning van een vermijdbare mislukking), wel omdat ze onnodig energie opslorpt voor wat uiteindelijk een bijzaak is.

Het aanslepen van een communautaire problematiek in dit deel van de wereld is hierom zo kwalijk, dat het aandacht en energie naar zich trekt die een betere zaak waard geweest waren. Dat geldt zeker voor de Verlossing en andere waardevolle zaken die de godsdienst in de aanbieding heeft. Zoals katholieken van mijn vaders nu uitgestorven generatie plachten te zeggen: ‘Wat heeft Willem van Oranje op termijn aan zijn vermetel verworven Nederlandse onafhankelijkheid? Wij zijn door de Spaanse landvoogden van de ketterij gered, dus bestemd tot de eeuwige Zaligheid, terwijl hij al vier eeuwen zit te branden in de hel.’

De kerk treedt in dit opzicht het gezond verstand bij, dat aan alle mensen toewenst dat zij hun tijd beter mogen gebruiken dan voor een nationale strijd. De klassenstrijd verabsoluteert de maatschappelijke tegenstellingen, en die zijn daarom als tegenzet door de Kerk in een harmoniemodel ingekapseld, het corporatisme. Op dezelfde manier verabsoluteert het nationalisme de tegenstelling tussen verschillende volkeren, en ook daar verkiest de kerk een harmoniemodel. Historisch heeft dat al te vaak betekend dat belangentegenstellingen, evengoed sociaaleconomische als nationale, onder het tapijt geveegd werden. Die feitelijke status quo kwam erop neer dat men tegen de zwakkere of benadeelde partij koos. Maar het beginsel van een harmoniemodel is nog altijd verdedigbaar, en soms bleek het echt gemeend te zijn, zoals in aartsbisschop Léonards oproep aan de Franstaligen om Nederlands te leren en de Vlamingen beter te begrijpen.

Een einde aan het Vlaams-nationalisme

De eerbare kern in het ongeduld tegenover het flamingantisme bij vele buitenstaanders is een oprecht ongeloof in de bloedige ernst waarmee flaminganten tegen de Belgische staat of, primitiever nog, tegen ‘de Walen’ tekeer gaan. Dat is buiten verhouding met het zeer betrekkelijke belang van de Vlaamse kwestie in het grote geheel. Dat soort flaminganten is wel grotendeels verdwenen, maar de beeldvorming over de Vlaamse beweging is notoir achter op de werkelijkheid. Voorzover het kaakslagflamingantisme nog bestaat, mag het inderdaad ‘onchristelijk’ heten: de Waalse medemens mag dan wel je schuldenaar zijn, maar moet je die niet vergeven? (Natuurlijk, namelijk zodra hij zijn schuld opgebiecht heeft.)

Lang geleden, toen de horizon niet veel groter was dan de landsgrenzen en je de ongelijkheid tegenover de Franstaligen als lijfelijk aanwezig kon aanvoelen, kon je nog begrijpen dat mensen van het flamingantisme de kern van hun wereldbeeld maakten. Vandaag is het alleen nog een institutionele kwestie die niet om betogingen en rituelen vraagt, maar gewoon afgehandeld moet worden. (Of is dat Vlaamse kleurloosheid waar de Catalanen een geestdriftiger alternatief voor hebben?)

De oplossing van dat slepende probleem is echter niet, het door toverij plots te doen verdwijnen, zoals de bijgelovige belgicisten zouden wensen (of Bart De Wever, die naar eigen zeggen wil dat de Vlaamse Beweging gewoon ophoudt te bestaan, terwijl haar bestaansreden in zijn diepvriezer wegkwijnt), wel in het bereiken van een regeling die de oorzaken van de intra-Belgische strijd wegneemt. Zelfs de laag-bij-de-grondse aspecten van het Belgisch samenleven, zoals de gedwongen overdrachten (schoon Vlaams voor ’transfers’), zijn onze onbevangen aandacht en een rechttrekking waard. Die regeling kan een splitsing zijn, maar wie er een betere kent, mag ze komen voorstellen.

Besluit: staatkunde na de Godsdeemstering

De Vlaamse kwestie is in elk geval volkomen ondergeschikt aan de eeuwige zaligheid, of aan wat daar nu voor in de plaats gekomen is. Omgekeerd wordt ze ook niet meer als strijdpunt door een godsdienst vooruitgeschoven: de tijd dat Vlaanderen een katholieke frontlijn tegen zijn buurlanden was, is voorbij. Alleen het Belgische nationalisme van de Coburgs en de Noord-Belgische media roept nog een Ersatz-religie in, namelijk het weinig geloofwaardige multiculturalisme.

Goed aan deze nieuwe situatie is dat de Vlaamse eisen en de Belgische tegenargumenten nu zuiver op hun eigen merites kunnen beoordeeld worden, althans aan pro-Vlaamse zijde. Gewoon eerlijk de balans opmaken wat nog de (economische, gevoelsmatige, morele) meerwaarde is van België en wat het elk jaar geleden verlies, om daaruit dan het logische besluit te trekken.

Coda

Over België bestaat hierboven wel een duidelijk oordeel. Dat bleek toen Ons Lief Vrouwke een negatieve beslissing nam over de oprichting van een eigen staat waar tot dan slechts de Habsburgse provincie der Zuidelijke Nederlanden bestond. Als kind ben ik vaak met mijn vader naar Scherpenheuvel gefietst, en als tiener heb ik met jeugdgroepen en met mijn eerste lief (en dát was een lief vrouwke) nog vier keer de bedevaart te voet gedaan. Welnu, daar heeft de Heilige Maagd haar mening over België gegeven.

Iedereen kent de prent van Albrecht en Isabella die voor het beeld van Onze Lieve Vrouw in de boom in Scherpenheuvel geknield zitten te bidden. Waarvoor baden zij? Dat waarvoor in de geschiedenis wel het meeste gebeden zal zijn: nageslacht. En het landvoogdenpaar zag zijn persoonlijke wens ingewilligd: drie kinderen werden uit Isabella geboren. Het Spaanse vorstenhuis der Reyes Católicos had echter besloten dat de gebeurlijke opvolger van Albrecht en Isabella soeverein zou worden, dus vorst van een onafhankelijk België, al dan niet onder die naam. Maar daar stak de Goddelijke Wilsbeschikking een stokje voor: ‘’t En zal!’ Geen van hun kinderen overleefde zijn ouders, die dan ook kinderloos dit tranendal verlieten. Hun troon keerde in Habsburgse handen terug, en het was uit met de Belgische droom.

Het waren dan ook opstandelingen tegen Gods wil, nazaten van de Franse Revolutie, die België uit de grond stampten. Zij legden aan dit stukje aarde grenzen op die de Lieve Vrouwe van Ons Land nooit gewild had. Op de troon zetten zij de ketter en vrijmetselaar Léopold I. Nominaal katholieke vorsten Léopold II en III en Albert I en II waren vooral bekend om hun veelvuldig overspel; in plaats van naar andere vrouwen te kijken, hadden zij zich volgens Jezus beter de ogen uitgerukt.

Het is pas onder Baudouin de Vrome (met zijn Spaanse echtgenote Fabiola, aangebracht door kardinaal Suenens) dat de Coburgs zich enigszins met de Hemel verzoenden. Naast een God welgevallig gebaar tegen abortus en een Kongolees ‘los van België!’ werd dat koningschap vooral gekenmerkt door een voortschrijdende defederalisering, zijnde een sluipend losser worden van het Belgische staatsverband – precies zoals gewenst door de Moeder Die op Vlaand’ren Waakt. Onder nonkels vroomste, Philippe, van wie sinds zijn huwelijk met Machteld nog geen zijsprongen de boekskes gehaald hebben, kan dus nu de voorkeur van Ons Lief Vrouwke helemaal in vervulling gaan: de verdwijning van dit hemeltergend koninkrijk.

Koenraad Elst (1959) is orientalist. Hij werkte als politiek journalist bij diverse Vlaamse en Indiase media, van Trends en Punt tot The Pioneer en Pragyata Magazine, als assistant buitenlandbeleid in de Belgische senaat, en als gastprofessor in twee Indiase universiteiten. Zijn eigenlijke roeping vindt men echter in de tientallen onderzoekspapers en een dertigtal boeken, vooral over de belangrijkste hangijzers in de antieke en hedendaagse feiten- en ideeëngeschiedenis van India, en verder over faits divers als de islam.

Commentaren en reacties
Gerelateerde artikelen

‘Sick’ is een relevante en hilarische roman waarin Bavo Dhooge alle humoristische registers opentrekt, zonder daarbij ook maar een moment de vinger van de pols van de maatschappij te halen.