JavaScript is required for this website to work.
post

Liever een ‘ugly house’ dan eenheidsworst

ColumnJohan Sanctorum3/12/2015Leestijd 3 minuten

Bizar, eigenzinnig, individualistisch: de Vlaamse woonarchitectuur is (gelukkig) nog niet kapot geplanifieerd

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Dinsdag 1 december kreeg het VRT-programma ‘De Afspraak’ het bezoek van twee deskundigen, fotograaf Hannes Coudenys en architect Frank Delmulle, om hun boek ‘Ugly Belgian Houses’ voor te stellen, een verzameling van volgens hen lelijke gedrochten die weliswaar de creativiteit van de bouwheer weerspiegelen, maar voor de rest geen enkele stedenbouwkundige lijn volgen en evenmin enige regel van architecturale proportie of esthetiek. In feite zijn die eigenzinnige droomhuizen vooral een Vlaams fenomeen. Is het boek zelf niet gespeend van enige ironie, het verdict van de twee architectuurrechters was duidelijk: deze dingen hadden nooit mogen gebouwd worden.

Ik voel me daarin speciaal aangesproken, omdat ook ik ooit zo’n bouwsel neerzette. Iets met een toren, een enorme voordeur en een keuken die een ‘flauwe boog’ volgt. Zelf uitgetekend en vorm gegeven, een architect moest er alleen maar voor zorgen dat het niet omviel, en de noodzakelijke handtekening zetten. Ja, ik beken: ik woon in een ‘lelijk’ huis.
 
And guess what? Ik voel er me prima in, nog altijd, na twintig jaar. Maar dat schijnt voor Coudenys en Delmulle maar bijzaak te zijn: het welbevinden van de bewoner(s) en het gevoel van een levenswerk neergezet te hebben, een cocon/schelp die de lijn van het lichaam volgt, maar die ook iets zegt over de heer/dame des huizes. Weg ermee, wegens niet planologisch verantwoord.
 
Traditioneel wordt België/Vlaanderen beschouwd als een oerlelijk land. Ergens klopt dat, maar dat heeft meer te maken met inrichting en publieke ruimte dan met privé-architectuur. Tel bijvoorbeeld eens het aantal verkeersborden op weg van huis naar de school waar u de kleine afzet. Of geniet van de vreselijke rotondes en de ‘kunstwerken’ die ze herbergen. Of ga het Antwerpse gerechtsgebouw, beter bekend als ‘de frietzakken’ eens bekijken. Pure waanzin.
In het boek ‘Passione Urbana’ heb ik proberen te argumenteren dat lelijkheid niet bestaat. Toch niet als particuliere eigenschap. Een vrouw kan cellulitis, slappe borsten en kromme tenen hebben, maar ontzettend mooi zijn, omdat ze het product is van haar eigen existentie. Om verliefd op te worden. Lelijkheid is daarentegen het kenmerk van de bureaucratie, planologie en de expertendictatuur, ironisch genoeg dus van de zelfverklaarde schoonheidsspecialisten. De meeste modemodellen vind ik oerlelijk, net omdat ze de reflectie zijn van uitwendige normen, niet van individuele identiteit.
 
Architectuur die zeker nooit een plaats zou krijgen in de inventaris van de lelijkheid, is die van Charles-Édouard Jeanneret-Gris (1887-1965), beter bekend als Le Corbusier. Hij gaat door voor dé peetvader van de moderne architectuur: strak, geometrisch, compleet ingelijnd in de publieke ruimte. Tussen 1922 en 1925 ontwikkelde Le Corbusier het ‘Plan Voisin’ dat voorzag in de kaalslag van het 3e en 4e arrondissement van Parijs: alles plat, waarna een reeks woontorens zou verbonden worden via een perfect rechthoekig stratenpatroon. Ik zou er mijn kippen niet in willen onderbrengen, maar Le Corbusier zag het als de ideale stad.  Vandaag is het de architectuur van de banlieues ofte bidonvilles, naast hier en daar nog een modernistische privé-woning waar het binnen regent, want dat was voor Le Corbusier bijzaak.
 
Geef mij dan maar de ugly houses. Dé absolute maatstaf blijft voor mij Joseph Ferdinand Cheval (1836-1924), de Franse postbode die 33 jaar lang tijdens zijn ronde steentjes verzamelde om er zijn ‘Palais idéal’ mee te bouwen, grotendeels ’s nachts. Een amateur en dorpsgek dus. Het zou een mensenrecht moeten zijn: het recht om leven, lichaam en huis als elkaars verlengde te zien, uitmondend in het (misschien nooit afgewerkte) droomhuis.
 
Deze existentiële wortel van de architectuur staat haaks op elk specialistendom, uitgestraald door het duo Coudenys-Delmulle. Het smaakfascisme van deze kleine, gniffelende Vitruviussen, die dan toch munt slaan uit de ‘lelijkheid’ als thema voor een kijkboek.
 
Het boek ‘Ugly Belgian Houses’ is pretentieus en intellectueel bloedarm tegelijk. Het baadt in een lacherige ‘weg-met-ons’-sfeer en miskent het feit dat mensen essentieel voor zichzelf bouwen en recht hebben op persoonlijke creativiteit. En dat Vlaanderen nog niet kapot geplanifieerd is.
Tip: voor een echt goed overzicht van hedendaagse Vlaamse woonbarok en Belgisch eclecticisme: bekijk de fotoboeken van Herman van den Boom zoals ‘Neighbours’ (zie afbeelding) over bizarre tweewoonsten en dubbelhuizen. Met liefde gefotografeerd, want met passie gebouwd.
Dit is niet alleen kunst, het is levenskunst.

 

Johan Sanctorum is filosoof, publicist, blogger en Doorbraak-columnist 

Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.

Commentaren en reacties
Gerelateerde artikelen

‘Dit is een tijd voor mensen die over grenzen durven nadenken, die grenzen durven stellen en grenzen bewaken’, zegt Mark Elchardus in ‘Over grenzen’. Het werk is ons boek van de week.