JavaScript is required for this website to work.
post

Liever Waals dan Franstalig

Peter De Roover17/9/2012Leestijd 5 minuten

Hij had het liever anders gehad, maar als er moest worden gekozen tussen de Walen en de Franstaligen in Vlaanderen, dan ging de voorkeur van Destrée naar de eersten.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

‘De eerste verkiezingen op basis van het algemeen meervoudig stemrecht en bij toepassing van het meerderheidsbeginsel, brachten een totale ommekeer in de Kamer van Volksvertegenwoordigers teweeg’, schrijft professor dr. Theo Luyckx in zijn Politieke Geschiedenis van België over de stembusslag van 14 oktober 1894. ‘De Socialisten, die meester werden over de grote Waalse industriële centra zoals Luik, Bergen en Charleroi, behaalden meer zetels dan zij zelf en ook hun tegenstrevers hadden verwacht. Dit was in hoofdzaak het gevolg van hun zeer geconcentreerde aanhang in Wallonië, waar Vlamingen, zoals Edward Anseele, werden gekozen. Deze electorale overwinning werd niet alleen door het Belgisch, maar ook door het internationaal socialisme gevierd.’

Die eerste verkiezingen waarbij alle meerderjarige mannen tenminste één stem konden uitbrengen, zorgden voor de intocht van de eerste (28) socialisten in de Kamer. Ze werden allemaal verkozen in Waalse provincies, waar ze meteen bijna een meerderheid van de Kamerleden behaalden (zie tabel). Socialisten uit Vlaanderen moesten in Wallonië worden gedropt om een zetel te kunnen winnen.

Exquise sigaren

In die eerste socialistische fractie zat ene Jules Destrée. Hij zag het levenslicht 31 jaar eerder in Marcinelle, de mijnwerkersstad waar in 1956 de grootste mijnramp uit de Belgische geschiedenis zou plaatsvinden. Destrée was evenwel geen arbeiderskind. Vader Destrée, scheikundig ingenieur en welstellend, gaf zijn kinderen een ‘godsdienstloze’ opvoeding, zodat het logisch was dat de jonge Jules in progressief liberale kringen terechtkwam. Op zijn broer kreeg die opvoeding een vreemde uitwerking, want die trad in als Benedictijnermonnik.

Jules Destrée studeerde rechten aan de ULB, waar hij de latere patron van de Belgische Werkliedenpartij Emile Vandervelde persoonlijk leerde kennen. Destrée kwam als advocaat-stagiair terecht bij de liberale voorman Edmond Picard. Hij zou na zijn overgang naar de socialisten de naam van ‘salonsocialist’ nooit meer kwijt geraken. ‘Wie de bourgeoisburcht wil ondermijnen, moet er eerst toegang toe krijgen’, citeert Van Cauwelaert Destrées verdediging. Ook een andere aanhaling leert dat Destrée zijn achtergrond niet kon en/of wilde wegcijferen. Toen er een grote staking uitbrak in Marcinelle, trok de jonge progressieve advocaat een nacht lang door de onrustige straten van zijn stad. Hij noteert zelf: ‘We kwamen erg laat terug thuis, we rookten exquise Egyptische sigaren en praatten over Verlaine.’

Destrée had aanvankelijk dan ook vooral belangstelling voor literatuur, poëzie en kunst, maar de omslag kwam in 1886. Historici noemen dat wel eens het meest dramatische jaar tussen 1830 en 1914. ‘Ineens leek het alsof heel het Walenland in brand stond’, schrijft Van Cauwelaert. De herdenking van de opstand van de Commune van Parijs begon in Luik. In Seraing en Tilleur vielen de eerste doden. De onlusten sloegen over naar de streek rond Charleroi, waar onder meer een glasbedrijf volledig werd gesloopt. Generaal Alfred Van der Smissen vloog er in opdracht van de regering stevig in om de rust te doen weerkeren. De balans was zwaar: 24 doden en 26 zwaargewonden. Ene Oscar Falleur moest zich voor de rechtbank verantwoorden, want werd er van beticht één der aanstokers te zijn geweest. Zijn advocaat heette Jules Destrée, die zo werd gegrepen door die zaak dat hij de stap naar de socialisten zette.

Leerplicht tot 14 jaar

Binnen de BWP bleef Destrée wat we zouden kunnen noemen ‘een vooraanstaand buitenbeen’. Hij behoorde niet alleen tot de eerste lichting Kamerleden voor zijn partij, meteen na de Eerste Wereldoorlog kreeg hij de hem wel passende ministerportefeuille voor Kunsten en Wetenschappen. Na Vandervelde, Anseele en Wauters promoveerde hij tot de vierde rode excellentie in België.

Hoewel zijn ministeriële loopbaan al eindigde in 1921, kon hij toch een indrukwekkend bilan voorleggen. Hij voerde de leerplicht tot 14 jaar in, verplichte het medisch onderzoek op school, hervormde de normaalscholen, richtte de Académie de Langue et Littérature Française de Belgique op en het Fonds voor de Meestbegaafden.

De socialisten verdwenen tot 1925 uit de regering en toen ze weer toetraden, bleek Destrée niet meer ministerabel. Hij bleef tot zijn dood in 1936 in de Kamer zetelen, maar verdween van het voorplan. Ook buiten de strikte partijpolitiek vervulde Destrée een aantal opvallende rollen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog stuurde de regering hem naar Italië, waar hij de autoriteiten moest overtuigen zich niet aan de kant van Duitsland te scharen. Na de eerste Russische revolutie vertrok hij in overheidsopdracht naar Moskou om er bij de socialistische sterke man en Russische premier Kerenski op aan te dringen aan de kant van de geallieerden te blijven vechten. Enkele maanden later gooide Lenin de boel weer overhoop met zijn Oktoberrevolutie. Destrée reisde nog door naar Japan en China, en keerde pas na de oorlog terug naar Brussel. Na zijn jaren in de eerste rangen van de BWP trok Destrée op het einde van zijn loopbaan weer graag en veelvuldig op buitenlandse missie.

Veel meer echter dan door zijn internationale oriëntatie, staat Destrée bekend als een van de meest prominente Wallinganten. In 1906 al hield hij een toespraak voor de Jonge Balie van Antwerpen onder de titel: ‘Une idee qui meurt: la patrie’. Toen al kwam Destrée op de proppen met de stelling dat België geen eenheid vormt, maar bestaat uit twee beschavingen, de Franse en de Germaanse.
Hij was in 1912 een van de belangrijke figuren binnen de Assemblée Wallonne, waarvan hij algemeen secretaris werd. Op 16 maart 1913 nam die Assemblée ‘een Waalsche vlag aan, die een rooden haan op geel veld voerde’, lezen we bij Maurits Basse (De Vlaamsche Beweging van 1905 tot 1930).

‘Opgeofferd’

Philippe Destatte, directeur van het Institut Destrée, verzorgde de inleiding van de voorstelling van het boek Ils nous ont pris la Flandre. Hij wijst er op dat Destrée de kritiek kreeg de Franstaligen in Vlaanderen op te offeren aan het flamingantisme. Op 14 februari 1923 verweet Destrée de Franstaligen in Vlaanderen ‘een gebrek aan ijver bij de verdediging van duizenden arbeiders en jongeren in Wallonië terwijl ze solidariteit opeisen om de rechten te verdedigen van enkele jonge bourgeois die lessen moeten volgen aan de universiteit van Gent’.

Aanvankelijk verkoos Destrée een België met een eentalig Wallonië en een tweetalig Vlaanderen. Het zogenaamde ‘eedverbond der Belgen/Compromis des Belges’ dat hij in 1929 afsloot met de Vlaamse socialist Camille Huysmans ging nog steeds uit van dat idee. Dat zou echter snel daarna worden losgelaten voor de eentaligheid van beide gebieden, met Brussel als ‘mengzone’. Destrée ‘offerde’ de Franstaligen in Vlaanderen dus noodgedwongen op om de eentaligheid van Wallonië te kunnen handhaven. Hij vreesde dat Vlaanderen via het stelsel van algemene tweetaligheid Wallonië zou ‘binnendringen’. De talrijke Vlaamse arbeiders die naar het zuiden waren getrokken om te gaan werken in steenkoolmijnen en industrie vormden een potentiële bedreiging. Voor Destrée en de zijnen kon er zeker in Wallonië niet worden getwijfeld aan het beginsel van de territorialiteit: de taal van de streek wordt niet aangepast omdat er anderstaligen komen wonen.
Destrée was absoluut geen warme vriend van Brussel. Hij noemt Brussel in zijn Lettre au Roi ‘waarlijk weinig interessant. Zij lijkt de fouten van de twee rassen te hebben verenigd, met verlies van hun kwaliteiten’. Destatte wijst er in dat verband op dat de Waalse beweging tot vandaag twee groepen kent: ‘langs de ene zijde zij die met de Walen in Brussel de strijd van de Franse taal willen aangaan tegen de Vlamingen, in een België dat zich uitstrekt van Antwerpen tot Aarlen. Aan de andere kant zij die de politieke problemen van Wallonië willen aanpakken, wat hen belangrijker lijkt dan taalgeschillen.’ Destrée koos – toen de keuze niet meer kon worden ontlopen – voor de tweede strekking.

Peter De Roover was achtereenvolgens algemeen voorzitter en politiek secreteris van de Vlaamse Volksbeweging , chef politiek van Doorbraak en nu fractievoorzitter voor de N-VA in de Kamer.

Meer van Peter De Roover
Commentaren en reacties