JavaScript is required for this website to work.
post

…maar ik houd nog meer van de waarheid

My lunches with Etienne (Vermeersch)

Ludo Abicht25/1/2019Leestijd 3 minuten
oude abdij Drongen

oude abdij Drongen

foto © abdij Drongen

Een getuigenis van een studiegenoot en mede-novice in Drongen bij de jezuïeten, over atheïsme, papenvreterij, rechtlijnigheid en …flamingantisme

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In de Oude Abdij van Drongen vonden de tafelgesprekken slechts na het eten plaats, want tijdens het middag- en avondeten werden vanop een spreekgestoelte eerst in het Latijn de gruwelijke details over de dood van een martelaar of ‘maagd en martelares’ voorgelezen, en daarna in het Nederlands of Frans een verheffende biografie, liefst van een bekeerling. Maar tijdens die korte wandelingen na het eten voerden in onze tijd vooral twee Bruggelingen het hoge woord: Berten Raes en Etienne Vermeersch. Daar de lijst van de ‘verboden onderwerpen’ voor jonge Jezuïeten erg lang was, ging het vooral over spiritualiteit en de cursussen Klassieke Filologie die ons voorbereidden op de Centrale Examencommissie. De veruit belangrijkste mentor in die opleiding was toen Emiel de Strycker, een Platokenner die een onuitwisbaar merkteken op de geest van Etienne en anderen heeft nagelaten. De geleerde pater geloofde namelijk in de natuurlijke intelligentie van zijn studenten, met het gevolg dat hij al onze vertalingen naar het Grieks woord voor woord met ons doornam, om er met ons achter te komen op welk moment we ons vergist hadden. Het waren bijzonder vermoeiende oefeningen, maar ze hebben het denken van Etienne tot aan zijn dood beïnvloed: intelligente mensen kunnen moe zijn, verstrooid of niet goed ingelicht, maar vroeg of laat zal de waarheid aan het licht komen, en daar ging het ten slotte om.

Na zijn uittreden uit de jezuïetenorde ontmoette Etienne in Leo Apostel een nieuwe vertegenwoordiger van deze streng maar correct logisch denkende intellectuelen. Zijn licentiaatsthesis over de dood en de doden in de Griekse tragedies bood Etienne de kans dieper in te gaan op de verhouding tussen mythes en dodenrituelen, waarbij de mythes eerder een verklaring vormden van een liturgisch gebruik dan dat ze er de oorzaken van waren. Deze studie markeerde niet zozeer de abrupte breuk met het monotheïsme en het godsgeloof in het algemeen, maar de overgang van een existentieel beleefd christendom naar een wetenschappelijk, theïstisch en materialistisch mens- en wereldbeeld. Dit werd allemaal uitvoerig besproken in het cafetaria boven het studentenrestaurant ‘De Brug’ van de universiteit Gent, in café ‘Amber’ met gespreksgenoten als de scherpgebekte linguïste Annie Zaenen en de toekomstige meester Piet Van Eeckhaut, toen nog leider van het Katholiek Universitair Centrum, of op mijn kot in het huis van de ouders van Wim Van Gansbeke op de Tentoonstellingslaan, waar we wijn dronken, kaas aten en urenlang platen van Johann Sebastian Bach draaiden. En met een aantal andere ex-Jezuïeten gepassioneerd discussieerden over het al dan niet bestaan van God. Dat betekent dat je aan het begin van de zestiger jaren geconfronteerd werd met een Etienne Vermeersch die uiteraard nog zal groeien en bloeien, maar ‘in de fond’ reeds de overtuigingen en inzichten had verworven die hem tot het intellectueel monument zullen maken dat hij in Vlaanderen geworden is.

Waarden en normen

Van Drongen naar Gent en Brussel: toen minister Marino Keulen de commissie in 2005 de opdracht gaf, welke ‘waarden en normen’ de minimale sokkel moesten vormen waarop onze cultuur gevestigd was, een sokkel die ook ter oriëntatie moest dienen bij de inburgering van nieuwkomers uit andere culturen, kwamen we met zeven commissieleden (twee katholieken, twee atheïsten, twee moslims en Marc Bossuyt als bemiddelaar) iedere maand samen rond een koude schotel in het Herrerahuis van de Vlaamse regering om deze complexe vraag te beantwoorden. Wie van Etienne Vermeersch een onversaagde en ietwat geborneerde strijder voor een militant (antiklerikaal) atheïsme wil maken, een onvoorwaardelijke verdediger van de zogenaamde ‘judeo-christelijke’ beschaving, heeft dit rapport, waarvan hij de eindredactie op zich genomen had, niet of slechts oppervlakkig gelezen. Niet alleen was hij intellectueel op de hoogte van de historische en inhoudelijke inbreng van andere beschavingen dan de westerse, maar hij kon met zijn logische geest niet begrijpen hoe verstandige mensen zich tot zoiets als het cultuurrelativisme konden verlagen. Ook hier moest de liefde voor de waarheid het halen op de trendy flirt met een misbegrepen vorm van tolerantie die voor alle partijen een verlies en uiteindelijk een morele catastrofe zou betekenen. Etienne was een schoolvoorbeeld van de ‘vrijmoedige spreker’ (parrèstiastès) van Michel Foucault. Ook Vermeersch vleide de politiek correcte groten der wereld van zijn tijd niet.

Storende geschriften

Dat hij zich niet door het establishment liet verblinden, om het even uit welke hoek men druk op hem probeerde uit te oefenen, bleek ook uit de tafelgesprekken tijdens de bijeenkomsten van de Gravensteengroep en uit de teksten die hij voor dit gezelschap produceerde en die blijkbaar nog altijd te sterk storen om door velen van zijn bewonderaars als een deel van zijn erfenis te worden beschouwd. Maar dat zit op de lijn van ál zijn engagementen: Vermeersch was een diep overtuigd atheïst maar nooit een papenvreter; hij was een trouwe kiezer van de sp.a maar geen marxist-leninist, een levenslang flamingant maar juist daarom een verwoed tegenstander van het Vlaams Belang; een snoeiharde debater met het hart van een suikernonkel. Hij was vooral iemand die, om even naar het begin in Drongen terug te keren, het grotendeels eens kon zijn met de gedetailleerde kritiek van de Duitse filoloog Ulrich von Wilamowitz-Moellendorf op de slordigheden in het oeuvre van Nietzsche, zonder daarom ook maar één moment het cruciale belang van Nietzsche te willen ontkennen. Hij wist dat hij de halmen niet meer zou zien, noch binden ooit de volle schoven, maar hij bleef in de oogst geloven. Het woord is nu aan zijn tienduizenden studenten en het nog talrijkere publiek dat hij na meer dan zestig jaar bereikt had.

Ludo Abicht (1936) studeerde klassieke en Germaanse filologie en filosofie. Doceerde literatuur en filosofie in Canada, de VS, aan UGent, UAntwerpen en P.A.R.T.S. (Brussel). Publiceerde over ethiek, jodendom, het Palestijnse vraagstuk, de Bijbel, nationalisme en interculturaliteit. Ecotoop: de dissidente minderheid (marxist in de Vlaamse Beweging, flamingant binnen radicaal links, Bijbellezer binnen de vrijzinnigheid, Hegeliaan binnen een postmodernistisch paradigma, irritant niet-politiek correct). Resultaat: tegelijkertijd een eeuwige loser én een militant verdediger van de hoop.

Meer van Ludo Abicht

Dit boek wordt voorgesteld als een faction, een historische roman die gebaseerd is op ware feiten, waarin de witte plekken, bijvoorbeeld de gesprekken en discussies, zo waarheidsgetrouw mogelijk worden gereconstrueerd. Het is een genre waarvan onder meer de Engelse auteur Hilary Mantel [https://boeken.doorbraak.be/boekzoeker/?search=Hilary+Mantel] het grote voorbeeld geworden is, maar dat we ook bijvoorbeeld terugvinden in het fictieve hoofdpersonage …

Commentaren en reacties