JavaScript is required for this website to work.
post

Luc Surdiacourt: ‘De Marollen. Een eeuwenoud misverstand’

Brusselse stadsgids ontsluiert de etymologie van de Marollen

Patrick Auwelaert26/5/2018Leestijd 5 minuten

Marollen

Marollen

foto © Reporters

In dit boek gaat de auteur op zoek naar de ware etymologische betekenis van de Marollen. Die blijkt danig te verschillen van de betekenis die men er tot voor kort aan gaf.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Van alle volkswijken in België is de Marollen in Brussel ongetwijfeld de bekendste en de meest tot de verbeelding sprekende. Het kleurrijke stadsdeel is gevestigd tussen het Zuidstation en het Justitiepaleis. Straten als de Blaesstraat, de Hoogstraat en de Huidevettersstraat klinken als muziek in de oren van menig Brusselliefhebber. En dan laten we het Vossenplein/Place Jeu de balle nog buiten beschouwing, ook wel bekend onder de benamingen ‘Loeizemet’, ‘Marché aux puces’ en ‘Den â met’. Over de naam van de wijk kraaide een eeuwigheid geen haan. ‘Marollen’, zo werd voetstoots aangenomen, was een afleiding van ‘Maricolen’, een lekengemeenschap van vrouwen die eind 17deeeuw neerstreek in wat toen Bovendael heette en nu de Montserratstraat. Tot de Brusselse stadsgids Luc Surdiacourt aan de oorsprong van de naam begon te twijfelen toen hij een zoveelste gidswandeling door de Marollenwijk voorbereidde. Hij verrichtte daarop jaren archiefonderzoek dat uiteindelijk tot een boek leidde waarin hij ‘een eeuwenoud misverstand’ opheldert. Merkwaardig genoeg is het pas het eerste Nederlandstalige boek over de bekendste volkswijk van België.

Maricolen en Apostolinnen

De lekengemeenschap Maricolen had als oorspronkelijke naam ‘de zusters Apostolinnen’, die als motto ‘Mariam Colentes’ hanteerden, wat zoveel betekent als ‘zij die de Maagd vereren’. Verbasterd klinkt die naam als ‘maricolen’. Dat was tenminste de gangbare theorie. Om die te staven ging Luc Surdiacourt op zoek naar nog actieve Apostolinnen. Hij vond ze in Berchem-Antwerpen, waar hij tussen oude documenten het stichtingsboek van de lekengemeenschap vond, gepubliceerd in 1695. Daarin ontdekte hij dat de Apostolinnen wel degelijk ooit Brussel als verblijfplaats hadden. Alleen was dat niet in de huidige Marollen, maar elders in de Vijfhoek (= het oude stadscentrum van Brussel, omgeven door de Kleine Ring, nvdr), en ook hadden ze niets met de Maricolen te maken. Vanzelfsprekend vroeg Surdiacourt zich toen af waar de naam ‘Marollen’ dan wél vandaan kwam, en besefte hij dat verder etymologisch en kritisch bronnenonderzoek was geboden. Zeven jaar zoekwerk in 22 archieven verschafte finaal het antwoord op al zijn vragen.

Een van de eerste ontdekkingen die Surdiacourt deed, was dat de Maricolen en de Apostolinnen verschillende lekengemeenschappen waren. De verwarring tussen beide moet zijn ontstaan omdat ze allebei devote vrouwen in hun rangen hadden (en dus géén kloosterzusters of begijnen!). De Apostolinnen hadden een stek in Brussel, de Maricolen niet. De laatsten hadden wel verblijfplaatsen in Dendermonde, waar de orde gesticht is in 1663, en verder in Brugge, Gent, Antwerpen, Leuven, Mechelen en Deinze.

Zusters op de vlucht

Hoe de Apostolinnen in Brussel terechtkwamen? Op uitdrukkelijke vraag van de toenmalige magistraat van de stad, zo staat te lezen in het stichtingsboek van de orde. Deze vroeg hen in 1691 om de Heilige Cruyscapelle – een ‘verbeterinstelling’ – te komen leiden, die al sinds het midden van de 17deeeuw bestond aan de Vismarkt en die plaats bood aan onder meer berouwvolle ex-prostituees. Dat ‘leiden’ bleek in de praktijk echter lelijk tegen te vallen. Al snel boterde het niet tussen de bewoonsters van de ‘capelle’ en de zusters. Het kwam zelfs zover dat de gewezen prostituees de zusters in een kamer opsloten en ermee dreigden hen te doden als ze niet snel zouden vertrekken. De zusters kozen eieren voor hun geld en namen de benen, of liever de boot naar Antwerpen. In die tijd was de Vismarkt immers nog een dok vanwaar men kon inschepen naar het noorden. Vanaf 1715 vestigden de zusters zich opnieuw in Brussel, ditmaal aan de Hooikaai, achter de huidige Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS). Behoorlijk ver van de Marollen dus, waardoor het etymologische spoor naar de herkomst en de benaming van de Marollen doodliep.

De Marolle/De Marollen

De Marollen, in het Frans ‘les Marolles’, is in het meervoud een relatief recente term. Oude Brusselaars verwijzen ermee naar een verzameling van diverse wijken: la Marolle, les Capucines, la Samaritaine, les Brigitinnes, la Querelle…

Het is vooral bij hevige protestacties vanaf 1969 dat er naast ‘de Marolle’ en ‘la Marolle’ meer en meer over ‘de Marollen’ en ‘les Marolles’ gesproken werd. Het toenmalige actiecomité tegen de Brusselse bouwplannen kreeg immers de naam ‘Comité Général d’Action des Marolles’. Drie ‘eilanden’ rond de Montserrratstraat, die het hart van de Marolle vormden, werden bedreigd door afbraak, omdat toenmalig justitieminister Alfons Vranckx het Justitiepaleis wilde uitbreiden. Het comité slaagde er echter in om deze speculatieplannen tegen te gaan.

Waar het bij de Marollen over 52 hectaren gaat, is de Marolle beperkt tot 5 hectaren, meteen de kleinste van de wijken, die uit vijf straten bestond, waarvan de belangrijkste de Montserratstraat was, ofwel ‘op de Marolle’. Qua ligging is dat vanaf de achterkant van het Justitiepaleis tot aan de Kleine Ring, waar zich de Hallepoort bevindt.

Bovendael

De Marolle was gelegen in een zone die voorheen Bovendael heette, waarvan de oudste vermelding van 1310 dateert. Bovendael bestond voor het merendeel uit verwaarloosde huizen waar vaak zelfs de meest elementaire voorzieningen niet aanwezig waren. Tot de bewoners behoorden onder meer prostituees en Spaanse soldaten (tijdens het Spaans Bewind in de Zuidelijke Nederlanden van 1598 tot 1713). Om te vermijden dat het prostitutienetwerk in de buurt zich zou uitbreiden naar andere stadsdelen, liet het stadsbestuur oogluikend toe dat de meisjes van plezier er hun boterham verdienden. De kerk trad strenger op en sprak geregeld straffen uit zoals een bedevaart naar Scherpenheuvel of Halle.

Op een kaart van Laboureur en Vander Baeren uit 1695 botste Luc Surdiacourt op een door historici en auteurs vergeten straat, de ‘Marolle straet’, gelegen aan de achterkant van het Justitiepaleis. Uit belastinggegevens van 1702 in de archieven van de Staten van Brabant maakte hij op dat in deze straat zeer arme mensen woonden die in ‘huijskens agter de Baracken’ leefden en hun ‘broodt om Godts wille’ haalden, wat zoveel wil zeggen dat ze op geluk moesten rekenen om in leven te blijven. De ‘Baracken’ waren inderhaast opgetrokken kazernes voor het Spaanse leger, dat de verdediging van de stad op zich moest nemen toen het leger van Lodewijk XIV, die expansieplannen had, al plunderend richting Brussel trok. Zover kwam het echter niet, want de Fransen trokken zich uiteindelijk terug achter de lijn gevormd door Maas, Samber en Schelde.

De paters van Maroilles

Uit het voorgaande hebben we geleerd dat de Marollen in se een hoerenbuurt was. We weten nu ook dat er zich ooit een Marollestraat bevond. Maar daarmee is de oorsprong van de naam nog altijd niet verklaard. Luc Surdiacourt zocht dan ook verder. Professor Luk Draye van de KU Leuven hielp hem een handje door te verwijzen naar het gezaghebbende Französisches Etymologisches Wörterbuch. Daarin vond Surdiacourt bij het lemma ‘pucelle de Marolle’: ‘jeune fille qui n’est plus vièrge’. Het woordenboek steunde voor die verklaring op drie bronnen, waarvan de voornaamste te vinden is in het postuum verschenen werk Contes ou nouvelles récréations et joyeux devis de Bonaventure des Périers, valet de chambre de la Reine de Navarre (1558) van de Franse schrijver Bonaventure des Périers (1501-1544). Dat boek bevat een pikante novelle over drie zusters en hun eerste huwelijksnacht. Een zin eruit luidt als volgt: ‘Les lits se font, les trois pucelles [= maagden, nvdr]) se couchent et les maris après (…).’ Vanaf de derde druk van het boek wordt ‘pucelles’ uitgebreid tot ‘pucelles de Marolles’, met een voetnoot erbij ‘over de twijfelachtige reputatie die het Noord-Franse plaatsje Maroilles te danken had aan zijn losbandige paters’ (De Marollen, p. 141). Volgens de overlevering gedroegen de paters van de lokale benedictijnenabdij zich niet al te kuis met de meisjes van het dorp, wat dezen een slechte naam bezorgde. Betekent ‘pucelle’ maagd, ‘pucelle de Marolle’ drukt het het tegenovergestelde uit: ‘een vrouw die geen maagd meer is of bij uitbreiding vrouw van lichte zeden, hoer. (…) De etymologische oorsprong van de naam van de Marollen is dus gelegen in het karakter van de wijk als hoerenbuurt.’ (p. 142)

Verrassingen

Of daarmee de kous van dit boek af is? Integendeel, zo blijkt. Luc Surdiacourt houdt nog een aantal verrassingen voor zijn lezers achter de hand. Het zou echter te ver voeren om deze alle uit de doeken te doen. Het volstaat te zeggen dat De Marollen. Een eeuwenoud misverstand een boek is dat niet mag ontbreken in de boekenkast van elke oprechte Brusselliefhebber.

Luc Surdiacourt, De Marollen. Een eeuwenoud misverstand, Davidsfonds, Leuven, 2018, 192 p., € 22,50.

 

 

Patrick Auwelaert (1965) schrijft recensies, artikels en essays over literatuur, muziek en beeldende kunsten.

Commentaren en reacties