JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Martelingen in het graf

Sonja Dahlmans15/5/2017Leestijd 4 minuten

AlDe’emeh verdient respect en steun voor zijn oproep, maar zijn bronnenanalyse schiet tekort.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Met veel interesse las ik het Knack-artikel waarin de heer Montasser Alde’emeh een oproep doet aan Belgische moslimleiders om jonge moslimkinderen geen angst aan te jagen op onder andere Koranscholen en in moskeeën. Dit doet hij naar aanleiding van gesprekken met jongeren die angstige dromen hebben of schrik zijn aangejaagd door imams en islamleerkrachten die hen vertellen over de martelingen in het graf. Laat ik beginnen met te zeggen dat de heer Alde’emeh respect en steun verdient voor zijn oproep, en ik hoop oprecht dat gezaghebbende moslims hieraan gevolg zullen geven door het curriculum op dusdanige wijze aan te passen dat jonge kinderen geen angstige dromen of schrikbeelden meer hoeven te hebben.

Hadith/Koran

Ik heb echter met enige verbazing kennisgenomen van de stelling van Alde’emeh dat deze islamgeleerden zich zouden baseren op vage ahadith die volgens hem in tegenspraak zouden zijn met wat de Koran leert. De ahadith (meervoud van Hadith) zijn de islamitische overleveringen over het leven (de handelingen en uitspraken) van Mohammed. Er is binnen de islam inderdaad een systeem dat de ahadith indeelt in diverse categorieën, van betrouwbaar en goed tot zwak en verzonnen. Betrouwbaar of authentiek, ‘sahih’ genoemd, zijn onder andere de Hadith-collecties van al-Bukhari, Muslim, Sunan Abu Dawud en al-Tirmidhi. In al-Bukhari volume 1, boek 4, Hadith 215 en 217; en in al-Bukhari volume 2, boek 23, Hadith 443 en 454 worden de martelingen in het graf beschreven. Ook de ahadith Muslim en al-Tirmidhi beschrijven deze kwellingen of martelingen in het graf. Dit zijn zoals gezegd geen vage of onbetrouwbare ahadith.

De Koran, het heilige boek van de islam, wordt uitgelegd door middel van de ‘tafsir’ (exegese). Een van de bekendste en meest gebruikte is de tafsir van Ismail Ibn Kathir. Hij legt juist aan de hand van de Koran uit dat de martelingen in het graf een feit zijn. Andere tafsirs doen dit ook. Volgens Ibn Kathir is Koran 40:46 de basis voor de leer over de martelingen in het graf voor de soennitische islam. Abdullah Ibn Masud, metgezel van Mohammed, gebruikt in zijn verklaring hetzelfde Koranvers. Ter ondersteuning wordt ook Koran 8:50 gebruikt. 

Rechtsscholen

Tot slot kent de islamitische leer de vier grote islamgeleerden (en hun gezaghebbende islamitische rechtsscholen): Hanifa, Malik, Shafi’i en Hanbal. Voor zover mij bekend is, hebben zij alle vier gezegd dat de martelingen in het graf – als een soort voorbode voor de Jongste Dag – een niet te ontkennen feit zijn. Een van hen, imam Hanifa, zei: “Abu Hanifa zei: Eenieder die zegt ‘Ik erken niet de bestraffing in het graf’ behoort tot de Jahmiyyah, de verliezers, te weten zij die de Namen en de Attributen van Allah ontkennen.  Hij behoort tot de Jahmiyyah want hij ontkent de woorden van Allah: …Wij zullen hen tweemaal straffen, en daarna worden zijn teruggehaald voor een grote (verschrikkelijke) marteling. (At-Tawbah 9:101). Hij is ook schuldig aan het loochenen van Allah’s woorden: En waarlijk, voor de boosdoeners is er voorafgaand nog een andere bestraffing (te weten de bestraffing op aarde en in hun graf), al weten de meesten dat niet. (At-Tur 52:47). Deze āyah [meervoud āyāt: “bewijs, teken”, en in Koranische context “vers”] verwijst naar de bestraffing in het graf. En als iemand zegt: Ik geloof wel in de āyah, maar niet in de uitlegging ervan, dan wordt hij een ongelovige, want sommige verzen van de Koran spreken voor zich en behoeven geen uitleg. Derhalve is dit vers zijn eigen verklaring. Als dus iemand een van deze vanzelfsprekende verzen loochent, wordt hij een kaafir.[godloochenaar, ketter] [vertaling mv]

Ook dit citaat behoeft volgens mij geen nadere uitleg.

Jezus

De ‘dajjal’ (de valse messias of Bedrieger) waarover Alde’emeh spreekt, is een figuur uit de islamitische eschatologie (eindtijdleer). Hij wordt uitvoerig beschreven in diverse ahadith (Muslim boek 41 en al-Bukhari boek 88 en andere), als eenogig en een grote bedrieger die tijdelijk de macht over de aarde zal hebben. Hij zal mensen op het pad naar de hel brengen, zich voordoen als Jezus Christus en gelovigen van de wijs brengen door middel van het verkondigen van valse leringen aan moslims. De vergelijking die in het artikel van Alde’emeh met het Bijbelboek Daniël wordt gemaakt, gaat in zoverre op dat ook daar over de eindtijd gesproken wordt, maar wel veel minder expliciet. De dajjal zal zeggen dat hij Jezus is en zichzelf goddelijk verklaren; dat is nu precies wat de islamitische leer ontkent en de islamitische kritiek ten aanzien van het christendom is. De christenen die zeggen dat Jezus de Zoon van God is, dat Hij goddelijk is en onderdeel van een drie-eenheid, zijn volgens de islam immers van het juiste pad afgedwaald. Het angstaanjagende idee dat die moslimkinderen dus over de dajjal hebben, komt niet uit de Bijbel, maar is onderdeel van de islamitische leer. De dajjal zal uiteindelijk vermoord worden door de islamitische Isa waarvan de islam zegt dat het Jezus Christus is. De meeste volgelingen van de dajjal zullen vrouwen zijn, omdat deze, zo staat er, gemakkelijker te misleiden zijn. Joden worden tevens genoemd als volgelingen van de dajjal volgens de overleveringen. Een en ander schetst niet echt een heel positief beeld van vrouwen en Joden, dat lijkt mij evident. Dat nu juist een jong meisje hier dus zo angstig voor is, komt mij in dit licht zeker niet vreemd voor. Er wordt immers gezegd dat met name vrouwen zo gemakkelijk voor de dajjal zijn misleidingen zullen bezwijken

Duidelijk

De dajjal is dus een onderdeel van de islamitische eindtijdvoorspelling, en de martelingen in het graf zijn een onderdeel van de islamitische doctrine, een soort voorportaal voor het oordeel op de Jongste Dag. Daar is niets vaags aan. Gezien de angsten die dit bij moslimkinderen teweegbrengt, is het van groot belang dat men kritisch kijkt naar wat wel en niet geschikt is om aan zulke jonge kinderen te vertellen. Tevens moeten scholen waar aan kinderen Koranlessen gegeven worden, zich ook verdiepen in hetgeen hun pupillen te horen krijgen, zodat zij daarop kunnen anticiperen. Dát ben ik met Alde’emeh eens. Maar zeggen dat bepaalde dingen niet bij de mainstream islamitische doctrine horen, of niet duidelijk omschreven zijn, is geen goed idee. Het probleem begint bij de erkenning van wat er geschreven staat in zowel de Koran als de ahadith, en wat de islamitische rechtsscholen zeggen. Vervolgens kan men dan nadenken hoe hiermee om te gaan in het onderwijs. Overigens zou het ook voor volwassen moslims geen slecht plan zijn om deze teksten eens zeer kritisch te bekijken en heroverwegen. Godvrezend zijn is één ding, maar noch dergelijke extreem angstaanjagende verhalen, noch de kijk op christenen, Joden en vrouwen die daarin naar voren komen, lijken mij een goed voorbeeld van de barmhartigheid van Allah zoals de heer Alde’emeh ons wil doen geloven.

Sonja Dahlmans is een Nederlandse studente theologie (Radboud universiteit Nijmegen) die al eerder in Nederland publiceerde.

Foto (c) Knack

Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.

Commentaren en reacties