JavaScript is required for this website to work.
post

Meryem, een christelijke slavin van IS

Van Mosul naar Raqqa

Benoît Kanabus 25/9/2017Leestijd 6 minuten
Irakese christenen branden kaarsen in de door IS verwoeste Al-Tahira kerk, na de
verdrijving van IS uit de stad.

Irakese christenen branden kaarsen in de door IS verwoeste Al-Tahira kerk, na de verdrijving van IS uit de stad.

foto © Reporters

De leden van IS vernederen bewust christelijke vrouwen. Meryem was zo een christelijke slavin. Haar getuigenis is bloedstollend.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Twee jaar duurde de lijdensweg van Meryem (een pseudoniem). De 38-jarige chaldeeuwse uit Mosul werd verkocht en doorverkocht. Van haar geboortestad naar Raqqa, tussen Irak en Syrië, om te dienen als huismeid en seksslavin van de emirs van Islamitische Staat. Vandaag getuigt ze over de gekken van Allah en hun barbaarsheid.

Djihad van de verdedering

Onuitwisbaar zijn ze geworden, de gelaatstrekken van haar beulen. Ze dansen voor haar ogen als boze geesten. De dikzak, de oude man, de sadist, de redelijke, de pervert, de koopbare, zoals Aboe Osama, die haar uiteindelijk terugverkocht aan haar familie om het Syrische front te ontvluchten en terug te keren naar Frankrijk. Al deze kerels hadden één ding gemeen: het riedeltje dat ze haar met hun eigen centen hadden gekocht en dus het recht hadden met haar te doen wat ze maar wilden.

Zestien keer heeft Meryem zo een andere eigenaar gekregen. ‘Monsters waren het, beesten. Al die jaren waren voor mij een aaneenschakeling van pijn en walg. Ze behandelden me als een ding, dat ze maar te gebruiken hadden en dat ze konden achterlaten zonder verdere vragen. Ze hadden geen enkel probleem om toe te geven dat ze me gekocht hadden om me te vernederen. Jullie, slaven, zijn zoals onze schoenen, zeiden ze.’ In die djihad van de vernedering is verkrachting een massavernietigingswapen.

Augustus 2014. Meryem wordt door een groepje soldaten van IS gevangen genomen in de buurt van Qaraqosh, de grootste christelijke stad van Irak. Daar had ze met haar familie haar toevlucht gevonden na de val van Mosul. Van de controlepost waar ze werd aangehouden, wordt ze naar een huis gebracht waar een vijftigtal Yezidivrouwen en enkele christelijke vrouwen en meisjes dicht op elkaar moeten leven. De regels van IS schrijven voor dat ze in afzonderlijke vertrekken opgesloten moeten worden, naargelang hun religie.
Daar eindigt het onderscheid echter. Zeker, christelijke vrouwen zijn zeldzamer en dus ook gewilder dan Yezidi’s, maar dat betekent niet dat ze beter behandeld zouden worden. In en rond Mosul handhaaft IS immers het opperste beginsel van de haat voor de christenen, die tegelijk voorwerp van haat en fantasmen zijn. Meryem herinnert zich de jongentjes van een jaar of tien die vol overtuiging tot Allah baden opdat hij alle ‘Nazareeërs’ zou doden, of de gezinnen die de traditionele gewaden van hun Assyrische buren hadden omgevormd tot een gordijn voor hun toiletten, waarop ze spuugden bij de minste gelegenheid.

Vrouwenmarkt

Meteen na haar gevangenneming wordt Meryem uitgekleed, onderzocht en geschat, zoals dat zou gebeuren met een dier op de veemarkt. Ze wordt voor een islamitische rechter geleid, die zelf eigenaar is van vier Yezidi-slavinnen, en gauw een certificaat van bekering tot de islam opstelt, evenals een eigendomsakte ten behoeve van haar nieuwe eigenaar. Dat is het begin van de lijdensweg van Meryem, haar hellevaart die haar van de ene meester naar de andere zal brengen, in alle windstreken van het kalifaat.

Meryem kan zonder de minste aarzeling of moeite de namen en bijnamen van elk van deze ‘heren’ opsommen, die haar gedurende een dag of meerdere maanden hebben misbruikt. Ze somt ze op in chronologische volgorde, maar in de klank van haar stem leest men een ander klassement: dat van de grootste schurken. Haar eerste eigenaar, Abou Ahmad Al shari, was rechter in een shariarechtbank en kreeg haar toegewezen als oorlogsbuit. Hij had de pelgrimstocht naar Mekka volbracht, wat hem recht gaf op de titel ‘hadj’, en volgens hem ook op de handkus als begroeting door zijn nieuwe slavin. Vermits zijn leeftijd hem niet meer de mogelijkheid bood haar te verkrachten, beet hij ze waar hij maar kon.

Ze beeft als ze terugdenkt aan die avond in het huis in Karemless, toe hij haar zo hard sloeg dat het bed waaraan ze was vastgemaakt het begaf. En aan die andere avond, toen hij haar uiteindelijk toch had misbruikt. Toen ze haar bloed voelde wegvloeien, voegde hij haar toe: ‘tja, dat is nu eenmaal het lot van de dochters van Eva.’ Hij was niet enkel wreed, maar ook gierig en gaf haar amper te eten. Uiteindelijk bracht dat zelfs de leiding van IS, die geen reputatie van zachtmoedigheid heeft, ertoe hem zijn oorlogsbuit af te nemen wegens aanhoudende slechte behandeling van zijn slavin.

Doorverkocht

Om te overleven, beklaagde Meryem zich geregeld bij de wali’s, de rechters van IS, haar enige kans om zich te verdedigen tegen de losgeslagen perversiteit van haar meesters, die nog verder gingen dan wat de onmenselijke regels van het kalifaat toelieten. Zo werd Meryem op een dag toegewezen aan Abbas, een emir van 28 uit Mosul, die door de Amerikanen was gefolterd. Hij behandelde haar met meer respect en menselijkheid, maar raakte haar na enige tijd moe en verkocht haar door. Op een enkele dag werd Meryem driemaal doorverkocht.

In februari 2016 wordt Meryem doorverkocht aan Abou Mansour, die haar naar Baaj bracht. Haar vorige eigenaar, Loai, was een dikzak die haar probeerde te wurgen, haar verkrachtte en haar uitleende aan zijn broer als meid voor alle werk. Abou Mansour blijkt nog een graad erger te zijn: pas aangekomen in zijn huis bindt hij haar vast met een tuinslang om haar makkelijker te verkrachten.
Ik hield niet op te schreeuwen, maar de stadswachters verzekerden me dat ze niets zouden ondernemen, ook niet als hij me zou vermoorden – ik was immers zijn eigendom. De enige manier om te ontsnappen, was uit het raam van de derde verdieping te springen. Sinds die dag kan ik amper nog staan en doen mijn benen dag en nacht pijn.’

Zedenpolitie

De moeder van Loai heeft medelijden met haar en overtuigt haar zoon zijn voormalige slavin terug te nemen. Het is maar de vraag of dat een verbetering is, want Loai leent haar uit aan zijn vrienden als speeltje. ‘Tijdens de ramadan van 2016 leende hij me uit aan Qutaiba, die me naar een verlaten huis bracht, waar zijn vier broers me elk om beurt verkrachtten.’ Klein probleem: geen van de vier ongehuwde mannen had eraan gedacht een ‘tijdelijk huwelijk’ af te sluiten vooraleer haar te verkrachten. Dat is iets waar de zedenpolitie van IS niet mee kan lachen. Meryem moet dus weg, vooraleer ze de wali erover aanspreekt.

Zo herbegint de lijdensweg van Meryem, die wordt doorgegeven aan andere mannen, door anderen wordt geslagen en op andere matrassen wordt gegooid vooraleer ze eens te meer wordt verkracht. Uiteindelijk wordt ze gekocht door Abu Khalid al Alalmani, een Syriër die haar meeneemt naar Raqqa, de tweede stad van de Islamitische Staat.
Hij verkoopt haar daar aan Zair al Idlibi, de grootste slavenhandelaar van de stad, die nog journalist was geweest bij al Jazeera vooraleer hij zich bij de djihad aansloot. ‘In het holst van de nacht deed hij ons mooie jurken aantrekken om indruk te maken op potentiële kopers. Als iemand een deel van ons lichaam wou betasten, moesten we dat laten gebeuren. Ik was de enige christelijke slavin in het huis, de andere vrouwen waren Yezidi’s, die zich heel agressief gedroegen tegen mij.’

Handen gebroken

Meryem, die blond is, valt een andere slavenhandelaar op. Abu Osama Al Shami wil haar kopen en voor zich houden. Dat ze duur is, is geen bezwaar: hij verkoopt zijn auto om haar te kunnen kopen, maar als hij er zich rekenschap van geeft dat ze ouder is dan hijzelf, laat hij zijn aanvankelijke plan om haar te huwen, weer varen. Ze wordt toegevoegd aan zijn harem van vijftien Yezidi-vrouwen, die haar het leven zuur maken, haar vernederen wanneer ze kunnen, haar weinige eigendommen stelen en duizend leugens over haar vertellen aan hun meester. Abou Osama krijgt genoeg van de spanningen die Meryem blijkbaar teweegbrengt en slaat haar met een stok, waarbij haar handen worden gebroken.

Op een dag legt hij haar uit dat hij naar Frankrijk wil, en zijn reis wil bekostigen door haar terug te verkopen aan haar familie voor de ronde som van 50.000 dollar. Vier Yezidivrouwen worden verkocht voor 15.000 dollar ‘per stuk’. ‘Ik vroeg hem om schoenen om niet op blote voeten terug naar huis te moeten, maar dat moest ik maar aan de VN vragen – daar zou ik ook een paspoort krijgen om naar Frankrijk te gaan, en al wat ik nodig had.’

Zo liep het niet. De tocht naar de vrijheid zou vele dagen duren. Eerst werden de vrouwen van Raqqa weggebracht naar een huis in de Syrische woestijn. De volgende dag, na het middaggebed, vertrok het konvooi naar Qamichli, de hoofdstad van Syrisch Koerdistan. ‘De weg was bezaaid met mijnen en de motorfietser die vooraan het konvooi reed, stopte om de haverklap, op basis van de telefonische instructies die hij kreeg van strijders van de PKK. Uiteindelijk zijn we veilig aangekomen.
Ik kom mijn hoofddoek afnemen en de PKK heeft ons begeleid naar Tel Tamr. Aan de grens, op weg naar Duhok in Iraaks Koerdistan, beloofden Yezidi-officieren ons dat ze ons in Mosul zouden wreken op de vrouwen van onze beulen. Ik gruwde ervan, en bezwoer ze niet dezelfde wandaden te plegen als zij.’

Familie

Haar stem wordt stil als we haar vragen hoe ze door haar familie werd ontvangen toen ze terugkeerde uit een wereld van folterende en verkrachtende monsters. ‘Ik werd beter ontvangen in Qamichli, in Syrië, door mensen die ik niet kende, dan door mijn eigen familie.’ Na de folteringen en de gevangenschap volgt voor Meryem het misprijzen en de verstoting. Haar ‘bezoedeld lichaam’ en ‘verdoemde ziel’, maken haar onaanvaardbaar voor haar eigen gemeenschap – heeft ze zich niet moeten bekeren tot de Islam? De publieke opinie en het groepsfatsoen zijn heer en meester in dit deel van de wereld – bij christenen, moslims en Yezidi’s in gelijke mate.
Zozeer zelfs dat haar familie Meryem vraagt het land te verlaten. Haar terugkeer in de vertrouwde omgeving is geen verlossing, maar een tweede helletocht. Vandaag hoopt ze naar Europa te kunnen gaan, ver van de nachtmerries , en ver van haar familie. Misschien kan ze helpen om waar te maken wat Yohanna, de medewerkster van de mensenrechten organisatie Hammurabi haar voorstelde: een klacht neerleggen bij het Internationale Strafhof in Den Haag.

 


Vooraleer de Amerikanen in 2003 Irak bezetten, leefden er anderhalf miljoen christenen in het land, waarvan 600.000 in Bagdad en 60.000 in Mosul. Na dertien jaar van oorlog en geweld zouden er nog 200.000 overblijven. 61 kerken zijn vernield, meer dan duizend christenen werden vermoord. Binnen de christelijke gemeenschap in Irak vindt men een twaalftal rites en denominaties. Daarvan zijn de chaldeeuwse en syrische christenen verbonden met de katholieke Kerk. De Syrische ritus is een van de oudste van het christendom, en gebruikt het Aramees als liturgische taal. Hij zou een tiental jaar na de dood van Christus zijn ontstaan, toen de apostel Thomas in Irak aankwam.

De auteur is een oud-professor die als freelance journalist (o.a. voor Le Nouvel Observateur) schrijft over het lot van de christenen uit het Midden-Oosten.

Commentaren en reacties