JavaScript is required for this website to work.
post

Minderheden in Syrië bedreigd

Dirk Rochtus6/8/2012Leestijd 3 minuten

Wat begon als een strijd van gewone burgers in Syrië voor meer vrijheid, ontaardt in een religieus gekleurde burgeroorlog tussen soennieten, 75 % van de 20-miljoen-koppige bevolking, en alawieten, de minderheid waarop het regime van president Bashar al-Assad steunt.Hoe het conflict ook afloopt, de minderheden in Syrië zullen het geweten hebben.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Geruchten doen de ronde dat soennitische islamfundamentalisten, die zich ook vanuit het buitenland mengen onder de rebellen, al Syrische christenen hebben vermoord. In het slechtste geval ondergaan de christenen, goed voor tien procent van de Syrische bevolking, het lot van hun geloofsgenoten in Irak. Dat betekent terreur en verdrijving. Ook de alawieten (13 %) zijn beducht voor bloedige afrekeningen als hun president ten val komt. Als belijders van een ‘geheime leer’ die verwant is met het sjiisme – een aftakking van de islam – zijn ze bovendien geen ‘echte’ moslims in de ogen van rechtlijnige soennieten. Dat maakt het dubbel zo gevaarlijk voor deze ‘ketters’ die na eeuwenlang onderdrukt te zijn geweest zich pas vanaf de jaren 1930 konden opwerken via een carrière in het leger van de nieuwe staat Syrië en zo de basis voor hun heerschappij legden. Ook de ‘mysterieuze’ religieuze gemeenschap van de Druzen (drie procent) hoeft niet op veel bijval van radicale soennieten te rekenen.

Bevrijd

De enige minderheid die van de burgeroorlog zou kunnen profiteren, is die van de Koerden, tenminste die Koerden die buiten de grote steden wonen in overwegend Koerdisch gebied in het noorden van Syrië. Met hun tien procent van de bevolking (die voor ongeveer vier vijfde uit Arabieren bestaat) werden ze genadeloos onderdrukt door de Assad-dynastie. De wereld vernam zelden of nooit iets over de Syrische Koerden in tegenstelling tot hun ‘broeders’ in Turkije, Irak en Iran. Daar is verandering in gekomen sinds Assad zijn troepen uit de Koerdische gebieden terugtrok om zich te kunnen concentreren op de strijd in de gebieden die er strategisch meer toe doen. Van de weeromstuit hebben de Syrische Koerden een zestal districten als ‘bevrijd’ verklaard en de Koerdische vlag gehesen in wat zij ‘West-Koerdistan’ noemen. Het lijkt erop alsof de Syrische president de neutraliteit van de Koerden in het conflict wilde afkopen. Feit is dat de rebellen van het Vrije Syrische Leger in hun manoeuvreerruimte worden gehinderd in de Koerdische gebieden aan de grens met Turkije. De Koerdische Partij voor Democratische Unie (PYD) en de Koerdische Nationale Raad (KNC) hebben het op een akkoord gegooid om samen ‘West-Koerdistan’ te besturen. Welke houding aannemen tegenover Assad blijft niettemin voor onderlinge wrevel zorgen. De KNC vreest dat de PYD overkomt als pro-Assad en dat de Syrische Koerden er in geval van een overwinning van de rebellen de rekening voor gepresenteerd krijgen. De Syrische Nationale Raad (SNC), de koepelorganisatie van het Syrische verzet tegen Assad, bepleit het behoud van de unitaire staat. De Arabische meerderheid in Syrië ziet geen heil in experimenten met federalisme. De Syrische Koerden hebben hun steun aan de SNC opgezegd omdat die hamert op de naamgeving van Syrië als ‘Arabische republiek’. Ze zijn bang dat de wankele autonomie van ‘West-Koerdistan’ wel eens zou kunnen worden opgedoekt in het post-Assad-tijdperk. Temeer omdat de SNC zijn thuisbasis heeft in en beïnvloed wordt door Turkije.

Angst

De Turken staan nu al op hun achterste poten omdat de PYD banden zou hebben met de Koerdische separatistenbeweging PKK, vijand nummer één van Turkije. Het heeft Ankara vele jaren gekost om de autonomie van de Koerden in Irak, de zogeheten Koerdische Regionale Regering (KRG), eindelijk in een vlaag van realpolitik te erkennen. De KRG is immers politiek stabiel en economisch erg interessant voor handel en investeringen. Maar als er nu nog een tweede autonome Koerdische regio bijkomt, in Syrië, is dat voor Turkije toch wel des Guten zuviel: dat alles zou immers de eigen Koerden op ‘vreemde’ gedachten kunnen brengen. De Syrische Koerden mogen hopen dat Barzani, de president van de KRG, hen verder steunt. Maar als deze er niet in slaagt de Turken van hun angstgevoelens te bevrijden – angst voor de PKK, angst voor een ‘Groot-Koerdistan’ – zou hij op zijn beurt de moeizaam bevochten goede verstandhouding van Iraaks Koerdistan met Turkije kunnen kwijtspelen. Dan gaan alle Koerdische dromen zeker op in rook.

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties