JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Monte Cassino gekraakt

Dirk Rochtus15/2/2014Leestijd 2 minuten

Sinds eeuwen straalde de abdij van Monte Cassino de rust en diepte van het Avondland uit. Tot Amerikaanse bommenwerpers haar in puin legden, op 15 februari 2014 precies zeventig jaar geleden.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Zelfs de eerbiedwaardigste kunstwerken en gebouwen zijn niet veilig voor de toorn van de oorlogsgod. De door Benedictus van Nursia gestichte abdij van Monte Cassino ten zuiden van Rome was zo een monument dat ontzag en eerbied opriep als baken van de Westerse beschaving. Maar in het voorlaatste oorlogsjaar kwam ze in de vuurlinie te liggen. Op 15 februari 1944 werd ze in puin gelegd. De heropbouw na de oorlog nam tien jaar in beslag.

Gekraakt

De geallieerde troepen waren vanaf juli 1943 bezig met hun opmars vanuit het zuiden van Italië naar de hoofdstad, toen ze op het einde van dat jaar stootten op de Gustav-Linie, de verdedigingslijn die het Duitse leger dwars door de Italiaanse laars van west naar oost had aangelegd. Pech voor de abdij dat de heuvel waarop ze stond als een van de sterkere, strategische punten van de verdedigingslijn gold. De opperbevelhebber van de Duitse troepen in Italië, generaal en veldmaarschalk Albert Kesselring, had al verschillende malen laten weten dat de Benedictijnenabdij geen deel van de Gustav-Linie uitmaakte. Voor alle zekerheid echter had luitenant-kolonel Julius Schlegel de kunstwerken en de bibliotheek van de abdij in veiligheid laten brengen naar Rome. In de overwegingen van de geallieerde bevelhebbers speelde het geen rol of de Duitse troepen nu in de abdij zaten of niet. Ze meenden dat de Duitse soldaten er zich sowieso zouden in verschansen zo gauw de geallieerden de bestorming van de abdijberg zouden hebben ingezet. Monte Cassino moest in die optiek worden gekraakt vanuit de lucht.

Protest

De Amerikaanse luitenant-generaal Mark W. Clark tekende protest aan. De geplande vernietiging van het moederklooster van de Benedictijnen noemde hij een schande. Maar esthetische bezwaren maken geen indruk in een tijd waarin de geur van bloed en ijzer allesoverheersend is. Daarop haalde Clark een argument van tactische aard aan: de ervaring van de gevechten in Sicilië en Zuid-Italië had geleerd dat de Duitse troepen ruïnes best konden omtoveren tot gevaarlijke ‘vestingen’. Maar Clark moest bakzeil halen. De Britse generaal Harold Alexander zette het licht op groen voor de Amerikaanse luchtmacht. Op 15 februari 1944 gooiden 142 ‘vliegende forten’ van het type Boeing B-17 en nog eens 87 tweemotorige bommenwerpers 450 ton bommen af op Monte Cassino. De abdij verzonk in puin, honderden burgers die er toevlucht hadden gezocht, vonden er de dood.

Weefsel

Datgene waarvoor Clark had gewaarschuwd, kwam uit. De Duitse soldaten nestelden zich in de ruïnes van de abdij en konden op die manier stevig weerwerk bieden tegen de geallieerde grondtroepen die de berg bestormden. Nog tot 18 mei 1944 zou de slag om Monte Cassino woeden. Uiteindelijk slaagde het Poolse corps erin de Duitse stellingen in te nemen. De Duitsers hadden 20.000 man verloren, de geallieerde strijdkrachten 54.000. De weg naar Rome was nu vrij. Op 4 juni trokken de geallieerden de Eeuwige Stad binnen. De balans van de Slag om Monte Cassino was bloedig geweest. De slag was er eens te meer ook een pijnlijke illustratie van wat voor een wonden de oorlog sloeg in het heilige weefsel van de Westerse cultuur. Voor Joseph Goebbels, de nationaalsocialistische minister van Propaganda, was de vernietiging van Monte Cassino door Amerikaanse bommenwerpers uiteraard gefundenes Fressen, nu hij kon fulmineren tegen het zogenaamde ‘Kulturvandalismus’ van de geallieerden. Ernst von Weizsäcker, de Duitse ambassadeur in Rome (en vader van de latere Bondspresident Richard von Weizsäcker), vertrouwde zijn dagboek de volgende bedenking toe: ‘Het is opmerkelijk dat onze pers zoveel medelijden opbrengt voor het klooster van Monte Cassino. Voor het overige is bij ons de liefde voor katholieke kloosters immers geen mode.’

 

Foto: © Reporters (de ruïnes van Monte Cassino na het bombardement)

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties