JavaScript is required for this website to work.
post

Na de bankencrisis is Spanje beter af dan Italië

Dit laatste is een 'moe' land, zou Tony Judt gezegd hebben

Jan Van Peteghem5/6/2018Leestijd 6 minuten

De voormalige premier van Italië Paolo Gentiloni en Spanje Mariano Rajoy Op de
top van de Zuiderse landen in Rome, op 10 januari 2018.

De voormalige premier van Italië Paolo Gentiloni en Spanje Mariano Rajoy Op de top van de Zuiderse landen in Rome, op 10 januari 2018.

foto © Reporters

Spanje heeft de bankencrisis van 2008 op een totaal andere manier aangepakt dan het vergelijkbare land Italië, en dat heeft tot succes geleid. De theorieën van Keynes voorspelden dit, zei prof. T. Judt.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Sommige geschriften zijn van een blijvend belang voor een goed begrip van hedendaagse ontwikkelingen. Eén ervan is Ill Fares the Land van de Engelse historicus Tony Judt, dat ook in het Nederlands verscheen onder de niet helemaal geslaagde vertaling Het Land is Moe  [1]. Het werd bij zijn publicatie aanzien als één van de belangrijkste politieke testamenten van 2010.

Wie is (wàs) Tony Judt?

Tony Judt groeide op in het na 1945 door bombardementen en voedseltekorten gehavende Londen. Hij werd geboren als kind van Joodse ouders met Belgische, Russische en Roemeense achtergronden. In het begin van zijn carrière was hij oorlogscorrespondent in het Midden-Oosten, en de Israëlische houding jegens de overwonnen Arabieren was voor hem reden te breken met het zionisme. Deze ontnuchterende ervaring behoedde hem, naar eigen zeggen, later voor de verleidingen van uitgesproken ideologieën. Later werd hij docent aan universiteiten in Cambridge, Oxford, Berkeley, en aan de New York University. Hij noemde zich ‘universalistisch sociaaldemocraat’. Zijn magnum opus was Na de oorlog: een geschiedenis van Europa na 1945, waarin hij beschrijft hoe Europa uit het moeras klauterde, ondanks de verwoestingen teweeggebracht door de Tweede Wereldoorlog.

Ill Fares the Land is Judts laatste werk geweest: het werd grotendeels gedicteerd wegens een snel achteruitgaande gezondheidstoestand. Kort daarna overleed hij aan een spierverlamming.

Enkele belangrijke stellingnamen uit Het Land is Moe

 1.      Het belang van sociaaldemocratische principes

Judt is een fervente voorstander van de sociaaldemocratie, en daarbij benadrukt hij dat dit de gedeelde opvatting is van zowat de hele Westerse wereld en dus allerminst mag beschouwd worden als het exclusieve jachtterrein van socialistische partijen in de West-Europese zin van het woord. Ook in ons land zullen zelfs de politieke partijen aan de uiterste kanten van het spectrum (het Vlaams Belang en de Partij van de Arbeid) zich wel wachten om de fundamenten van de verzorgingsstaat in vraag te stellen. Waarom is het land dan moe, zou je denken? Judt haalt een aantal alarmsignalen aan.

Vooreerst blijven in de USA, de rijkste en ideologisch toonaangevende Westerse staat, de fundamenten van de sociaaldemocratie in vraag gesteld worden. Volgens Judt zijn de Verenigde Staten (en in hun kielzog, ten dele ook het Verenigd Koninkrijk) nauwelijks te bestempelen als een sociaaldemocratie: een erg grote inkomensongelijkheid, een manke sociale zekerheid (hoe kan een beschaafd land blijven ageren tegen een verplichte invoering van een algemene ziekteverzekering?), erg beperkte overheidsvoorzieningen zoals openbaar vervoer. En dan had hij het nog over het pre-Trumtijdperk…

Verder is hij van mening dat de verzorgingsstaat in de meeste Westerse landen onder druk staat wegens de alom verspreide tendens om de overheid te doen terugtreden en belangrijke delen van wat vroeger tot de essentiële opdracht van de publieke functie behoorde te privatiseren. Daarop komen we zo dadelijk nog terug.

2.      Inkomensongelijkheid als centrale probleemstelling en de Keynesiaanse oplossing hiervoor

Volgens Judt is één van de belangrijke ongewenste evoluties de stijgende inkomensongelijkheid. Het Land is Moe  geeft weinig cijfers en nog minder grafieken, maar degene die er in staan belichten de positieve correlatie tussen enerzijds een grote inkomensgelijkheid en anderzijds de sociale mobiliteit, de levensverwachting, de fysieke en psychische gezondheid, tot en met het veiligheidsgevoel.

Judt brengt in herinnering hoezeer de naoorlogse periode die tot pakweg begin van de zeventiger jaren duurde de gouden tijd van de sociaaldemocratie was. De welvaartsstaat blaakte van gezondheid: de overheid nam op een onbetwiste wijze de rol van economisch regulator op zich, de welstand steeg gestaag voor de ganse bevolking (in deze periode nam de inkomensongelijkheid stap voor stap af), het sociale-zekerheidsstelsel voldeed en stond allerminst onder een financiële druk – daarbij geholpen door een constant lage werkloosheid.

Judt spreekt over de ‘Keynesiaanse consensus’, en knoopt hieraan een interessante opmerking vast. De staten die beschouwd moeten worden als de hoogst ontwikkelde en succesvolle verzorgingsstaten (Finland, Zweden, Noorwegen, Denemarken, Nederland, Oostenrijk en met enige reserves ook Duitsland) zijn alle redelijk compacte en homogene samenlevingen die een “hoge graad van burgerlijk vertrouwen” in stand houden. Taal en godsdienst spelen in dit proces volgens Judt een allesoverheersende rol, en in dit perspectief is het dan ook logisch dat België als tweelandenstaat niet in het lijstje voorkomt. En wie Judt volgt kan niets anders dan de import van diepgelovige islamisten, hetgeen ocharme acht jaren geleden (toen het boek verscheen) nog niet echt een probleem vormde, een extra handicap betekent voor onze Westerse maatschappijen.

En Keynes krijgt nog op een ander vlak zijn gelijk. Een uittreksel uit een bijdrage van R. Mooiman die in De Standaard van 26 mei een vergelijking maakte tussen de wijze waarop Italië en Spanje de bankencrisis van 2008 overleefd hebben. ‘(…)een grafiek die het begrotingstekort van Italië en Spanje over de afgelopen negen jaar liet zien. Je ziet dat Italië een voorbeeldig parcours gereden heeft en al sinds 2012 binnen de 3 procent-norm blijft, terwijl Spanje de megatekorten op elkaar is blijven stapelen, en de magische 3 procent pas dit jaar bereikt. (…) Italië heeft groei opgeofferd op het altaar van de ­begrotingsregels’. (…) Ik heb zelf nog artikelen geschreven over hoe Spanje zich tot groeikampioen van de eurozone kroonde. Dat gebeurde door structurele hervormingen door te voeren, maar dus ook door deficit spending. In Italië gebeurde het omgekeerde: het land slaagde er maar niet in de groei op gang te krijgen. Met een steeds strakker budgettair keurslijf is het niet gemakkelijk om een economische kickstart door te voeren. Het resultaat: de Spanjaarden zijn nu gemiddeld welvarender dan de Italianen.”

3.      De consensus doorbroken

Maar vanaf de zestiger jaren kwam een duidelijke tegenbeweging op gang, ingezet door voornamelijk midden-Europese (vaak Oostenrijkse) denkers: Hayek, Popper, Berlin, Von Mises, Schumpeter… Dezen hadden in de dertiger en veertiger jaren aan de lijve ondervonden waartoe een overmatig sterke staat kon leiden. Hun inbreng leidde tot de Chicago School. Dit bleek een machtige gedachtenstroming die er vanaf de tachtiger jaren in slaagde de canon te doorbreken en een volledige mentaliteitswijziging te forceren. Deze ommekeer mondde  uit in de Reagan- en Thatcherregimes, met hun ideeën over het terugtreden van de overheid, afbouw van de sociale zekerheid, privatisering van zoveel mogelijk voorzieningen van openbaar nut. Het heeft geleid, en niet alleen in de ogen van Judt, tot een verbrokkelde samenleving, een ondermaats functionerende publieke functie en een gebrek aan vertrouwen in de overheden (politiek, rechterlijke macht, kerk). ‘Politieke bewegingen bestaan niet meer. Er komen soms nog wel duizenden mensen bijeen voor een protest of betoging, maar dat komt voort uit een specifiek, gedeeld belang’. Ook dit citaat heeft niets van zijn waarde verloren sinds het verschijnen van het boek.

Een gedeeltelijke verklaring voor deze evolutie is ongetwijfeld het deficiënt functioneren van onze eigen overheidsinstanties. Judt stapt hierover nogal losjes heen, en dat is ook logisch: zijn boek is toegeschreven naar de Angelsaksische markt (in hoofdzaak De V.S. en het Verenigd Koninkrijk), die in het verleden een relatief performante en vooral slanke overheid hadden. Heel anders ging het eraan toe in Zuidelijk Europa, en dan heel specifiek in ons land, waar de overmatige politisering, de dominantie van de vakbonden, het bestaan van oppermachtige kabinetten, de ongebreidelde wildgroei van het ambtenarenapparaat met een hele reeks aan voorrechten, borg stonden voor een imago van een onderpresterende, geld opslokkende moloch.

Een besluit voor de lezer met weinig tijd

Het is duidelijk: Tony Judt pleit voor het in ere herstellen van de sociaaldemocratie, hetgeen voor hem overigens synoniem is van een authentiek liberalisme (in de Angelsaksische zin van het woord). Voor degenen die menen dat dit een banaal standpunt is: iets heel anders horen we in de Verenigde Staten, waar de Tea Party diametraal tegenovergestelde principes ventileert, en Trump heeft daar van in den beginne weloverwogen op ingehaakt.

Inderdaad, ons Rijnlands concept van de verzorgingsstaat heeft allesbehalve gefaald, zeker wanneer je vergelijkt met de ravages die het communisme en het islamisme als politiek-economische stelsels hebben aangericht en nog steeds aanrichten. Weliswaar kan niet ontkend worden dat onze welvaartsstaat tegen zijn grenzen (onder meer inzake de betaalbaarheid) is gestoten, doch dat is meer een operationele dan een ideologische kwestie.

Judt pleit dus onomwonden voor het herstel van een performante overheidsfunctie die terug een regulerende rol op zich neemt. Keynes moet heruitgevonden en geactualiseerd worden, stelt hij – en inderdaad hebben we kunnen vaststellen dat na de voorbije periode van laagconjunctuur ontketend door falende banken, de roep om een performante overheid die kan en durft ingrijpen terug is van weggeweest.

En dat geldt bij uitstek voor België…

Prof. Judt komt tot een duidelijk standpunt: de natiestaat moet terug in ere worden hersteld – alleen is de vraag voor ons land: welk soort natiestaat? Indien Judt gelijk heeft dat culturele homogeniteit belangrijk is voor een solidaire en welvarende gemeenschap (voor hem zijn beide adjectieven nagenoeg synoniem), zitten we in dit land nog steeds met twee gestaag van elkaar wegdrijvende onderdelen waarvan de samenhang verder wordt ondergraven door een sterk groeiende derde macht van uitgesproken islamaanhangers. Dat belooft weinig goeds voor de toekomst.


[1] T. Judt. Het land is moe. Verhandeling over onze ontevredenheid, Uitgeverij Contact, 2011, ISBN 978 254 5909 3

Jan Van Peteghem is ingenieur en emeritus-gasthoogleraar verbonden aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen van de KU Leuven. Zijn beroepservaring en wetenschappelijk werk draaien grotendeels om de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden, meer in het bijzonder de veiligheid en de gezondheid op het werk.

Commentaren en reacties