JavaScript is required for this website to work.
post

Namaste en virusveiligheid

Koenraad Elst9/4/2020Leestijd 4 minuten
Prins Charles groet de Secretaris-Generaal van de Commonwealth.

Prins Charles groet de Secretaris-Generaal van de Commonwealth.

foto © Reporters / iimages

De handdruk of andere aanraking is in het traditionele landschap van beschavingen eerder zeldzaam. Andere groeten winnen nu aan belang.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Nu Boris Johnson na een reeks onbekommerde handdrukken met covid-19 afgevoerd is, hebben enkele culturen met verregaande smetvrees zich plots tot rolmodel ontpopt, namelijk Japan en vooral India. Welke gewoontes uit deze landen zijn blijvers, ook voor ná deze crisis?

De wereldmedia ontkomen er niet aan foto’s af te drukken van wereldleiders die hun handdruk voor een añjali mudrâ (zegel van eerbied, eerbetuigingshandhouding) ingeruild hebben. Men brengt dan de eigen twee handpalmen met omhoog wijzende vingers samen voor het hart, en de persoon die je groet, doet hetzelfde. De lichaamshouding als geheel heet de praṇâmâsana (groethouding). Dat is de gebruikelijke groet onder hindoes, met de uitroep ‘Namaste’ (eerbetuiging aan u) in een formeel taalregister. Van het onderliggende werkwoord namâmi, (groeten), is het heel-Indo-Europese woord naam afgeleid, evenals het Perzische woord namâz (buiging, gebed). Volksmensen zeggen eerder ‘Râm Râm’ (ongeveer: Grüss Gott), maar met hetzelfde gebaar. Of desnoods zonder gebaar maar alleszins niet met een handdruk of een andere aanraking.

Neuze-neuze

In dit opzicht, elkaar zonder aanraking te groeten, zijn de meeste culturen (behalve misschien de Inuit met hun spreekwoordelijke neuze-neuze) gelijk. In Zuid-Europa bracht men ooit de Olympische of Romeinse groet. Moslims in Zuid-Azië groeten elkaar door met hun rechterhand hun eigen voorhoofd (net niet) aan te raken en dan ‘Âdâb arz hai’ (respect zij met u) of ‘Salâm’ (vrede) te zeggen.

In het klassieke China, zoals nog steeds in Japan, boog men voor elkaar, waarbij het een hele wetenschap was, hoe diep de buiging moest zijn om aan het juiste verschil in rang te beantwoorden. Door decennia marxisme is veel Chinese eigenheid verloren gegaan en is de eenvormige formele groet ‘Ni hao’ (aan u goed) veralgemeend. Chinese vrienden onder elkaar zullen eerder iets familiairs zeggen, bijvoorbeeld ‘Ni chile mei yao?’ (heb je gegeten?). Een traditioneel groetgebaar, dat je nog vindt in gevechtskunst, is dat men de rechterhand tot vuist maakt, zoals het karakter voor ‘zon’, de linkerhand schuin gebogen, zoals het karakter voor ‘maan’, en dan de twee vóór de borst tegen elkaar duwt met een buiging. De vereniging van die twee karakters geeft het karakter voor ‘helder’, ming, tevens de naam van de Ming-dynastie, die na de Mongoolse en vóór de Mantsjoe bezetting kwam; daarom appelleert het ook aan het Chinees patriotisme.

De formele afstandelijkheid past in een patroon van eerbied en impliciete hygiëne, maar neemt niet weg dat vele culturen, en de Chinese bij uitstek, tegelijk wel plaats hebben voor onhygiënische voedselkeuzen. Daarin is het hindoeïsme het andere uiterste, met een grote minderheid die strikt vegetariër is (en ook door anderen als voorbeeldig bejegend wordt), terwijl die anderen het bij een veel minder kleurrijk vleesmenu houden.

Besmettelijke heildronk

De handdruk of andere aanraking is in het traditionele landschap van beschavingen eerder zeldzaam. Het komt voort uit de Noord-Europese cultuur, die erg onhygiënisch was. Goed, enerzijds bestond er net als bij de Romeinen en later de Arabieren een zekere badcultuur, varianten op de sauna, die bij de kerstening tijdelijk in onbruik raakte (waar christenen met anderen samenleefden, waren zij herkenbaar aan hun lijfgeur). Anderzijds rapporteert Ibn Fadlan, een 10de-eeuwse gezant van het Kalifaat, die de Wolga opvoer en er de Waregen ofte Zweedse Vikingen leerde kennen, verbluft dat zij bij feestelijkheden een beker doorgaven waar ze allen van dronken, zelfs van bier waarin anderen gespuwd hadden. Nog in die streken zien we vandaag dat de Russen elkaar kussen, wat in Arabië of India ondenkbaar is. In dat koude klimaat hoefde je minder voor besmettingen te vrezen, en bovendien was het daar eigenlijk goed als je elkaar besmette, want dat kweekte ‘groepsimmuniteit’.

Het is dus in onze weinig om hygiëne bekommerde gemeenschap dat de handdruk is kunnen ontstaan. De handdruk was blijkbaar een gebaar waarmee ridders elkaar de verzekering gaven dat ze geen dolk in hun handpalm verstopt hadden.

Het was wel een gebaar dat een mate van gelijkheid uitdrukte. Als je een audiëntie bij de kardinaal had, werd je geacht zijn ring te kussen, niet hem de hand te drukken. Ook vrouwen gaf je geen hand: ze zijn in sommige opzichten inferieur, in andere superieur, maar nooit gelijk, nooit onverschillig. Wanneer een edelvrouw haar zakdoek om de lans van een toernooiridder kwam binden, kan je je niet voorstellen dat ze elkaar een kloeke handdruk zouden gegeven hebben.

Kaäba gesloten

Dat doet de vraag rijzen naar het waarom van de reinheidsgeboden. In de vóórmoderne tijd had men geen duidelijk besef van microben en virussen, en hun notie van bezoedeling betrof soms andere, morele of magische vormen van onreinheid dan bij corona. Desalniettemin waren de reinheidsregels, zoals het zuiverst door de hindoes bewaard, erg doeltreffend tegen dit soort besmetting.

Zo zal een apotheker zijn voorraad van een kruid weggooien als een potentiële klant eraan geroken heeft: ook via ademcontact kunnen virussen overgedragen worden. Verder wordt men niet geacht de eigen huid en zeker de lichaamsopeningen aan te raken, tenzij men onmiddellijk de handen wast. Uiteraard zijn wassingen van het grootste belang, te beginnen met een stortbad vóór zonsopgang. Hierin zit een element van zonsverering, want men wil rein zijn (ook ontlast en met nuchtere maag) om de opgaande zon te begroeten. Men mag geen voedsel aanraken dat voor een ander bestemd is, ook niet onrechtstreeks via keukengerei. Daarom eet men met de vingers, niet met bestek.

We zien vandaag hoe alle kerken en moskeeën gesloten worden, zelfs de Sint-Pietersbasiliek en de Kaäba. Waar dat niet gebeurt, zijn grote besmettingsgolven het gevolg. Zo zijn in India één derde van alle besmettingen terug te voeren tot een massabijeenkomst van de fundamentalistische organisatie Tablighi Jamaät (Vereniging voor Propaganda). Hindoe tempels zijn ook loyaal tot de sluiting overgegaan sedert premier Narendra Modi een lockdown afgekondigd heeft, maar eigenlijk leveren zij veel minder gevaar op: daar is geen groepsgebed, mensen komen alleen of per familie.

Voor het einde bewaren we de observatie dat de hindoebeschaving ook een probleem op afstand houdt waar de Europeanen blijkbaar mee zitten: zij houden zich proper zonder toiletpapier. Kortom, India heeft meer dan honderd keer zoveel inwoners als ons land, en nog alle kansen om miljoenen slachtoffers te krijgen; maar tot nu toe heeft het, ondanks een vroeger begin, veel minder coronaslachtoffers. Het doet blijkbaar iets dat navolging verdient.

Koenraad Elst (1959) is orientalist. Hij werkte als politiek journalist bij diverse Vlaamse en Indiase media, van Trends en Punt tot The Pioneer en Pragyata Magazine, als assistant buitenlandbeleid in de Belgische senaat, en als gastprofessor in twee Indiase universiteiten. Zijn eigenlijke roeping vindt men echter in de tientallen onderzoekspapers en een dertigtal boeken, vooral over de belangrijkste hangijzers in de antieke en hedendaagse feiten- en ideeëngeschiedenis van India, en verder over faits divers als de islam.

Commentaren en reacties