JavaScript is required for this website to work.
post

Nederlandse hulp en Belgische dankbaarheid

Najaar 1914

Henk Jurgens18/6/2014Leestijd 4 minuten

In Nederland staat een Belgenmonument. Onze correspondent staat stil bij het verhaal van duizenden Vluchtelingen tijdens WOI in Nederland. 

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

‘België en Holland, lijk zuster en broer hoorden ze bij elkaar,’ schreef Stijn Streuvels in augustus 1914 in zijn oorlogsdagboek. ‘Banden van alle slag hielden ons samen – alleen door een politieke grens waren wij gescheiden. En zie hoe de gebeurtenissen de twee landen plots in eenen verschillenden toestand stellen – België in vlam en vuur, Holland kalmpjes aan ’t mobiliseeren om zijne onzijdigheid te handhaven en stilletjes zwijgend om niet in den dans te komen, met of tegen den Duitschen Oom!’

In oktober vertrokken zijn vrouw en kinderen naar Amsterdam net als vele tienduizenden Belgen, naar Holland. Het was bijna onmogelijk om contact te houden. In november schrijft Streuvels: ‘De eenige, moderne (?), manier om brieven besteld te krijgen in binnen- en buitenland, geschiedt door de mosselmannen! Aan de Hollandsche grens, waar zij hunne mosselen opladen, nemen zij ook de brieven mede van vluchtelingen en geïnterneerde soldaten en over hun tocht in België leveren zij dan de boodschappen af en nemen er nieuwe mede!’

Eind november had hij een snellere weg ontdekt om zijn brieven naar Amsterdam te krijgen. ‘Hij brengt me naar een verdacht kroegje, waar wij een kerel kunnen spreken die brieven over de grens smokkelt. Een wonder ding, iets als een dievenhol gelijkt het, een samenkomst van schunnige loeders, die ofwel op hun eentje zitten te staroogen met een borrel in hun bereik, ofwel samen in een hoek te fluisteren en geheimzinnige gebaren te maken.’

Een paar dagen later, begin december, besloot hij zelf naar Holland te gaan. Het lukte hem de grens over te steken en ‘in gezelschap van onzen vriend wandelen wij den weg naar Sas-van-Gent.’ ’t Eerste wat mij invalt is een tuimelboom te maken of op mijn kop te gaan staan met de beenen in de lucht. Wij laten het uit menschelijk opzicht en om ons fatsoen niet te verliezen, maar we weerhouden het toch niet om een flikker te slaan.’

En in Amsterdam schreef Streuvels: ‘Zouden die tijdelijke landverhuizers nu niet inzien dat de Vlamingen ook recht van bestaan hebben aangezien er Nederlanders zijn die eene eigen beschaving bezitten en het heel goed gedaan krijgen zonder de fransche?’ Half december reisde hij weer terug naar het Lijsternest, zijn huis in Ingooigem, en in februari 1915 waren ook zijn vrouw en kinderen weer thuis. 

Vooral na de val van Antwerpen op 10 oktober ’14 kwam de vluchtelingenstroom naar Nederland op gang. Gevluchte soldaten werden eerst ondergebracht in kazernes, maar toen dat te veel problemen bleek te geven is in de buurt van Amersfoort het Kamp Zeist gebouwd. Het Belgenmonument op de Amersfoortse Berg getuigd er nog steeds van. Er verbleven in Kamp Zeist zo’n 13.500 Belgische militairen. Ook in Harderwijk, Groningen, Oldebroek en Alkmaar werden kampen voor gevluchte militairen gebouwd. In Kamp Oldebroek waren zo’n 3.500 soldaten ondergebracht. Naast dit kamp verrees Moensdorp, het kamp waar de echtgenoten en kinderen van de militairen werden ondergebracht. Het kamp was genoemd naar de Belgische kolonel Bernelot Moens, die het bevel voerde. Ook op andere plaatsen werden er kampen voor soldaten en hun gezinnen gebouwd. Ze kregen mooie namen als Alberts’Dorp, Elizabeth-Dorp en Leopold’s Dorp. In totaal zijn er 33.105 Belgen, onder wie 406 officieren in Nederland geïnterneerd geweest. Ook 1461 Duitse militairen, waaronder 68 officieren waren gedurende de oorlog in Nederland geïnterneerd.

Om burgervluchtelingen op te vangen werd het Nederlands Comité tot steun aan Belgische en andere slachtoffers opgericht die later Amsterdams Comité ging heten. Het was een particulier initiatief. Veel van de burgervluchtelingen keerden in de eerste maanden van 1915 weer huiswaarts. Uiteindelijk zijn er zo’n 105.000 gedurende de oorlog in Nederland gebleven. Veel Antwerpenaren kwamen terecht in Nunspeet. Op een oppervlakte van 15 hectare waren 70 barakken gebouwd. Er waren slaapbarakken, eetzalen, scholen en een kerk. Er werd regelmatig gezorgd voor ontspanning en de kampkrant zorgde voor de broodnodige informatie. Gedurende de oorlog verbleven er ruim 6.500 vluchtelingen in dit Belgenkamp.

Bij het onderbrengen van de vluchtelingen werd rekening gehouden met hun sociale status. De Belgen die in kampen werden ondergebracht, de ‘arme’ vluchtelingen kregen f0,35 per dag per volwassene en f0,20 per dag per kind van de Nederlandse overheid. De Pauvre Honteux, de ‘stille armen’ mochten buiten de kampen wonen en kregen f0,70 per volwassene en f 0,50 per kind per dag.

In 1915 legde het Duitse leger langs de Nederlandse grens aan de Belgische kant een 300 kilometer lange  prikkeldraadversperring aan. Duitsers houden van muren en prikkeldraadversperringen aan hun grens. Kennelijk waren ze bang dat Belgen massaal naar Nederland zouden vluchten of wellicht ook voor massaal deserteren van hun eigen soldaten. Op de Grenzhochspannungshindernis zoals de versperring heette, stond 2000 volt wisselspanning. Volgens schattingen zijn er tussen de 500 en 3000 smokkelaars, deserteurs en vluchtelingen bij hun poging Nederland te bereiken geëlektrocuteerd.

In Amsterdam zijn rond de 20.000 Belgen in het najaar van 1914 opgevangen. De helft van hen ging eind 1914, begin 1915 weer terug naar huis. Tussen de 6 en 8.000 Belgen zijn tot het eind van de oorlog blijven hangen. Amsterdam ving haar vluchtelingen op in loodsen van de SMN, de Stoomvaartmaatschappij Nederland, op het IJ eiland en de Handelskade. In deze loodsen voor ‘arme’ vluchtelingen werd gegeten, geslapen (uiteraard mannen en vrouwen gescheiden), onderwijs gegeven, medische zorg en kerkdiensten gehouden. De Vlaamse onderwijzer Jos Lambrechts gaf met 20 leerkrachten onderwijs aan 700 leerlingen in 19 klassen aan kinderen tussen de 6 en 17 jaar. Voor de ‘stille armen’ werd de École Belge opgericht waar lager en middelbaar onderwijs werd gegeven.

 Het Amsterdamse stadsarchief heeft foto’s van Belgische vluchtelingen in de stad op het internet gezet. ‘Nooit zullen wij de grootmoedige Hollandse gastvrijheid vergeten, die onze ballingschap verzachtte en ons deed verlangen naar betere tijd,’ schreef een vluchteling in een gedenkboekje van de École Belge.

foto(c) Reporters

De Nederlandse publicist Henk Jurgens (1942) is politicoloog (UvA). Hij schrijft regelmatig in Doorbraak over Nederland en de Nederlandse politiek.

Commentaren en reacties