Een brexitformule die de bekommernissen van de EU naast zich neerlegt, zal véél schade veroorzaken, en vaak op vlakken waarvan we het belang nauwelijks beseffen. Dat die klappen bij het Verenigd Koninkrijk harder zullen aankomen, maakt niet onze zaak. Hieronder een nauwelijks belichte, en dus onderschatte, consequentie van een niet behoorlijk omkaderde brexit – of a fortiori wanneer er geen akkoord wordt bereikt. ‘Singapore aan de Noordzee’ De Tijd van 17 december kon er niet over zwijgen. Een greepje uit…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Een brexitformule die de bekommernissen van de EU naast zich neerlegt, zal véél schade veroorzaken, en vaak op vlakken waarvan we het belang nauwelijks beseffen. Dat die klappen bij het Verenigd Koninkrijk harder zullen aankomen, maakt niet onze zaak. Hieronder een nauwelijks belichte, en dus onderschatte, consequentie van een niet behoorlijk omkaderde brexit – of a fortiori wanneer er geen akkoord wordt bereikt.
‘Singapore aan de Noordzee’
De Tijd van 17 december kon er niet over zwijgen. Een greepje uit de verschillende koppen: de titel van deze alinea, en nog: ‘Brexit treft bedrijven harder dan verwacht’, ‘Laat de Britten zelf maar op de blaren zitten’… De krant kijkt met afschuw naar een van de mogelijke pistes die thans ter tafel liggen: het blijvend schrappen van invoerheffingen tussen het VK en de lidstaten van de EU, waarvoor in ruil de Britten zich niet meer moeten houden aan diverse internationale conventies en afspraken, en zij inderdaad een economische vrijstaat worden die zich niet hoeft te houden aan conventies.
We krijgen dan in een nabuurland en belangrijke handelspartner een economisch laissez-faire laissez-passer waar ondernemers verworven sociale rechten (geen kinderarbeid, veilige en gezonde arbeidsomstandigheden) niet meer hoeven na te leven. Kortom, een ultraliberaal land uit het boekje, zó weggelopen uit de 19de eeuw. Met die dreiging in het achterhoofd, krijgen we dan een Groot-Brittannië als een veredeld soort vrijstaat, vlak naast de deur. Een performante sociale zekerheid waartoe bedrijven een steentje bijdragen is immers een mensenrecht in een beschaafde wereld.
Minimumnormen
Maar het gaat niet alleen over dit soort doemdenken dat voornamelijk de Britten zelf zal treffen. Ook voor ons oogt de realiteit prozaïscher dan dit. Laten we één klein onderdeel uit het functioneren van de EU uit het dossier lichten: de CE-markering op machines, speelgoed, bouwproducten…
Waarover gaat het? De Europese Commissie is jaren doende geweest om eenvormige normen op te stellen waaraan gebruiksvoorwerpen en investeringsgoederen moeten voldoen. Dit wordt dan veruitwendigd door het aanbrengen van een CE-markering op het bewuste item, waardoor de fabrikant getuigt dat zijn product beantwoordt aan de overeengekomen minimumnormen die binnen de hele EU geldig zijn.
In ruil daarvoor krijgt die fabrikant de vrije toegang tot de gehele economische ruimte die de EU is en mag geen enkel land de import van een dergelijk product belemmeren. Hetgeen vroeger al eens gebeurde, vaak om onduidelijke redenen: het ging dan vooral om protectionisme – exporterende landen als Duitsland en België ondervonden hiervan vooral het nadeel.
Veiligheid en betrouwbaarheid van producten
Deze reglementering werd onder meer veruitwendigd door de zgn. ‘Machinerichtlijn’ uit 1993, die herhaaldelijk werd geactualiseerd, het meest recent in 2006. De belangrijkste begunstigden van deze regelgeving zijn de consumenten, burgers voor consumptiegoederen en ondernemingen voor uitrustingsgoederen. Vandaag kunnen Europese ouders er immers zeker van zijn dat het speelgoed dat zij voor de komende feestdagen aankopen inderdaad geen schade berokkent aan hun kinderen.
Dat alles wordt uitgebreid geregeld via een hele reeks van toepasselijke Europese normen die over het hele grondgebied van de EU van toepassing zijn en doorgaans snel na hun verschijnen worden opgenomen in de verschillende landelijke normstelsels. Voor ons land betekent dit dat deze worden vertaald in de drie landstalen.
Conformiteitstoezicht
Dit Europese normenstelsel is erg uitgebreid en volledig. Aangezien die Europese ruimte erg omvangrijk is, loont het de moeite om allerhande technische detailnormen voor te bereiden en uit te vaardigen over een onafzienbare reeks productie- en consumptiemiddelen. Je moet het al erg ver gaan zoeken indien je over een bepaald onderwerp geen toepasselijke Europese norm vindt.
Bovendien maakt dit veelomvattende normstelsel het voor de respectieve overheden relatief gemakkelijk om na te gaan of een bepaald product welkom is op de nationale markten, want het gaat tenslotte maar om één enkele norm in plaats van een hele serie doorgaans elkaar tegensprekende landelijke voorschriften. We noemen dat conformiteitstoezicht, en in ons land ressorteert dit onder de FOD Economische Zaken. Er verschijnen dan ook met de regelmaat van de klok Belgische koninklijke besluiten over het al dan niet te koop stellen en gebruiken van bepaalde merkproducten.
Controleplicht
Dat alles geeft de consument een degelijke garantie dat wat hij aankoopt veilig en betrouwbaar is. Het is niet ondenkbaar dat bij een no deal brexit de controleplicht op Britse producten grotendeels verschuift van onze Belgische overheid naar de individuele consument of het bedrijfsleven. We gaan dan terug naar het verleden, toen alle nieuw aangekochte machines grondig moesten worden gecontroleerd vooraleer ze in dienst mochten worden genomen. Een tijdsintensieve (en dus dure) bezigheid, waarvan een aanvaardbaar resultaat niet altijd vast staat. Zo moest je een goedkope Chinese draaibank die op geen enkel vlak beantwoordde aan onze westerse veiligheidsstandaarden, verworven door de op de centjes kijkende aankoopdienst, op die manier regulariseren – want vaak moesten er dan nog allerhande wijzigingen aan het product worden aangebracht.
Gaan we terug naar die donkere periode, waarbij goedkope productiemiddelen van lage kwaliteit op de markt komen die heel wat extra ingrepen noodzaken alvorens ze op de bedrijfsvloer probleemloos kunnen worden ingezet? De kans is dus reëel dat consumenten en ondernemingen extra gaan moeten uitgeven aan Engelse producten die bovendien substandaard dreigen te zijn. Dat gaat gegarandeerd ons bedrijfs- en maatschappelijk leven op kosten jagen en bijbehorende risico’s meebrengen. Ook de Britten gaan daarvan de gevolgen ondervinden.
Ter illustratie
Een relatief onschuldig voorbeeld uit het nabije verleden: vóór de roemruchte Machinerichtlijn waren Duitse machines en consumptiegoederen voorzien van een randaarding, terwijl in ons land een penaarding gebruikelijk is. Toen kon je een Duitse wasmachine niet zomaar veilig aansluiten op ons huishoudelijk stroomnetwerk, zonder ofwel de stekker af te knippen en te vervangen door een ‘Belgisch’ type, ofwel door het stopcontact te vervangen.
Dat is niet erg handig voor de consument, maar vooral voor ondernemingen leidt dit tot nogal wat extra werk (en dus kosten). Sinds het uitvaardigen van de Machinerichtlijn door de Europese Commissie behoren dergelijke moeilijkheden tot het verleden. Dat geldt eveneens voor het verschijnen op de markt van uitrustingsgoederen van productiemachines die niet beantwoorden aan elementaire veiligheidsnormen – want ook dit wordt allemaal geüniformeerd via EN-normen.
Bijkomende uitvoerheffingen
Bij een gebrekkig brexitakkoord gaan we terug naar dit soort toestanden. Omgekeerd zal hetzelfde gelden voor de Britse burgers en werkgevers. Weinigen beseffen dit, en als Boris Johnson het al weet, zal die natuurlijk deze kennis niet spontaan verspreiden. Zijn landgenoten gaan dat aan de lijve moeten ondervinden vanaf 1 januari.
Iets analoogs gaat gelden voor de voedingssector. Voor de uitwisseling van voedingsproducten tussen Vlaanderen en Groot-Brittannië betekent dit na een rauwe brexit niet alleen bijkomende uitvoerheffingen, maar ook lange wachtrijen aan de grens vanwege bijkomende controles. De Tijd besluit dan ook: ‘Voedingsproducten kunnen maar enkele dagen in het supermarktrek worden geplaatst om verkocht te raken, waardoor zulke vertragingen duur zijn’.
Dumpingfaciliteiten?
En dan zwijgen we over andere mogelijkheden die zich aandienen, namelijk de ruimte om goedkope Britse producten op de Europees-continentale markten te droppen door in het VK belangrijke beschermingspunten uit de collectieve arbeidswetgeving te lichten. We denken dan aan het verbod op kinderarbeid, een verplichte minimumverloning, het uitbetalen van ontslagvergoedingen aan werknemers die in overtal zijn, reglementeringen die de gezondheid en de veiligheid op het werk moeten bevorderen.
Gaan we echt onze Belgische bedrijven een concurrentieel nadeel bezorgen terwijl we de Britten de vrije hand geven om met de losse pols om te gaan met werknemersrechten? Onderhandelaars: doe uw plicht en wees niet al te coulant, om de continentale lidstaten van de EU dit soort kopzorgen te besparen.