JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

The unmasked singer: Wouter Bulckaert over Randy Newman

Jürgen Pieters9/2/2022Leestijd 4 minuten
Randy Newman.

Randy Newman.

foto © Financial Times

Randy Newman, de singer songwriter die zo herkenbaar is, dat hij zelfs in The Masked Singer niet thuishoort.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Ik heb een zwak voor singer-songwriters. Vooral wanneer ze a) niet echt goed kunnen zingen, en b) verre van de grootste instrumentalisten zijn. Sommige van mijn favorieten zijn dood, anderen leven nog, maar ik noem ze hier graag door elkaar, analfabetisch ook: John Prine, Bob Dylan, Warren Zevon, Townes Van Zandt en Billy Bragg. Allen spelen ze gitaar, de ene nog iets meer rudimentair dan de andere. Een beetje zangleraar heeft bovendien heel wat op hen aan te merken. Maar niemand zingt hun liedjes zoals zij dat kunnen.

Randy Newman past perfect in dat rijtje, al speelt hij piano en geen gitaar. Ook hij zingt alsof hij er niet voor gemaakt is. Hoge noten haalt hij nooit, bijgevolg hebben zijn liedjes er geen. Altijd klinkt hij verkouden, altijd zichzelf. Voor The Masked Singer is hij geen geschikt materiaal: zelfs in absolute vermomming is zijn zangstem zo herkenbaar als wat.

Zaterdagavond

In een wereld waarin Bob Dylan de Nobelprijs letterkunde krijgt, is ook Newman een dichter. Ik leerde hem kennen op een zaterdagavond in 1983, in het eerste deel van het onvolprezen radioprogramma Domino (dank voor alles, Arnold Rypens). Er was een nieuwe plaat uit – Trouble in Paradise – en omdat de vorige Newman alweer vier jaar oud was, moest dat bij Omroep Brabant worden gevierd.

Verschillende nieuwe nummers passeerden de revue, maar het was vooral bij ‘The Blues’ dat mijn oren zich spitsten: Newmans diepe keelklanken gaan een verloren wedstrijd aan met de in earcandy gedrenkte stembanden van Paul Simon, toen al mijn favoriete helft van een duo met Art Garfunkel.

Steeds hetzelfde

Om maar te zeggen: Newman pakte me daar en dan voorgoed in. Ik leerde al zijn vroegere platen kennen en kocht voortaan ook om de zoveel jaar zijn nieuwe – althans: ik beperkte me tot de platen waarop hij eigen werk zong. Steeds dezelfde liedjes, steeds dezelfde stem, steeds hetzelfde luisterplezier.

Newman schreef in zijn carrière van ruim een halve eeuw ook een dertigtal soundtracks. Twee keer won hij zelfs de Oscar voor beste filmlied. Op Spotify komen zijn meest beluisterde nummers uit dat werk voor de bioscoop, met ‘You’ve Got A Friend In Me’ (uit de eerste Toy Story) met stip op één: bijna tweehonderd miljoen keer beluisterd.

In de familie

Het zit wat die soundtracks betreft trouwens in de familie: drie ooms van Newman schreven voor Wereldoorlog Twee al muziek voor talloze Hollywoodfilms. Een van die ooms dirigeert zelfs het orkest op het titelnummer van een van Newmans allerbeste platen, het in 1972 uitgebrachte Sail Away. Stroperige strijkers vormen op de meeste liedjes van die plaat het perfect ironische behang bij de deadpan humor van de lijzig zingende zanger.

Dat titelnummer (ook de opener van de plaat) is vintage Newman. In de tekst is een slavendrijver aan het woord die de inheemse bevolking in Afrika uitnodigt om naar het beloofde Amerikaanse land te komen. Kom maar aan boord, zegt de man: alles is daar beter. Er zijn geen gevaarlijke dieren, er is lekker eten, alles wat je wil. Enkel de onderdrukking moet je erbij nemen, hoor je de cynische slavendrijver denken, maar hij zegt het niet.

Bijtend en bitterzoet

In zijn goed gedocumenteerde en met veel enthousiasme geschreven boek over Newman noemt Wouter Bulckaert Sail Away ook een absoluut hoogtepunt in ‘s mans discografie. De plaat bevat nog verschillende andere klassiekers: ‘Political Science’, ‘Last Night I Had A Dream’ en het sublieme ‘Lonely At The Top’, dat Newman oorspronkelijk voor Frank Sinatra schreef. Die zag te goed in dat het bijtende sarcasme van de song zijn imago geen goed zou doen.

Zoals Bulckaert aangeeft, hebben veel artiesten Newmans liedjes gezongen zonder de dubbele bodems van diens teksten goed te kunnen vertolken. In de versie van Joe Cocker is ‘You Can Leave Your Hat On’ een protserige macho-song, zonder de breekbaarheid die de versie van Newman uitstraalt. Judy Collins trapt met haar eenduidige versie van ‘I Think It’s Going To Rain Today’ in dezelfde val: bij Newman gaat zoet nooit zonder bitter, zelfexpressie nooit zonder zelfspot.

Verhalen in liedvorm

Wie van Randy Newman houdt, zal na het lezen van Bulckaerts boek nog meer plezier beleven aan diens zalige liedjes. Niet alleen omdat Bulckaert het metier van Newman goed doorgrondt en zijn werk uitstekend beschrijft, maar ook omdat hij erin slaagt de psychologie van de man trefzeker te tekenen. Newman is een scherp criticus van het moderne Amerika, dat zeker, maar ook een gevoelige ziel die er feilloos in slaagt met enkele pennentrekken op minder dan drie minuten een heel verhaal te vertellen.

Vaak gaan Newmans verhalen in liedvorm over bizarre maar typerende aspecten van de Verenigde Staten (‘Rednecks’, ‘Birmingham’) of over momenten uit de geschiedenis van het land. Dat is bijvoorbeeld het geval in ‘Louisiana 1927’ (een van mijn absolute favorieten), of in ‘Sigmund Freud’s Impersonation Of Albert Einstein in America’, op Little Criminals, een plaat uit 1977 waar Bulckaert wel erg streng voor is.

Newman, bluesman

Maar even vaak gaan Newmans liedjes over wat uiteindelijk voor 95 procent van alle popsongs geldt: de liefde. Doordeweekse lovesongs zijn Newmans liefdesliedjes natuurlijk niet. Ongecompliceerd liefdesgeluk kan hij met zijn beperkte bereik gewoonweg niet overtuigend bezingen. Bij Newman is ‘liefde’ bijna altijd het voorvoegsel van ‘liefdesverdriet’. Wat dat betreft is hij een bluesman van het zuiverste soort.

Tot zijn meest aangrijpende liefdesliedjes behoren wat mij betreft de beste nummers die hij ooit op plaat heeft gezet: ‘Marie’ en ‘Guilty’ (beide op Good Old Boys uit 1974), ‘Every Time It Rains’ uit Bad Love (1999) en ‘Lost Without You’ uit Dark Matter (2017).

Negen kwartier

Wouter Bulckaert, die eerder ook al lezenswaardige boeken over J.J. Cale en Ry Cooder schreef, toont overtuigend aan dat ook Newmans latere werk de moeite waard is. De klassieke platen zijn inderdaad die uit de jaren 1970, maar ook in de 21e eeuw heeft Newman zijn catalogus verrijkt met prachtige nummers. Bulckaert bespreekt ze met de gulle aandacht die ze net zo goed verdienen als het vroegste werk.

Wie ooit een concert van Newman meemaakte – de man komt graag naar de Lage Landen – zal zich zeker hebben verbaasd over de onvergelijkbaar lange reeks wereldnummers die op zijn repertoire staan. Wie zijn werk niet kent, kan ik het boek van Wouter Bulckaert van harte aanbevelen. Best te lezen met Spotify bij de hand: zoek naar ‘The Randy Newman Songbook’. 55 nummers en 9 kwartier lang is de wereld een plek waar het lekker luisteren is.

Jürgen Pieters doceert literatuurwetenschap en 'Creative criticism' aan de Universiteit Gent. Recent verschenen 'Literature and Consolation' (Edinburgh University Press) en 'Een boekje troost' (Borgerhoff & Lamberigts). Hij werkt aan een nieuw boek over lezen in contexten van zorg.

Commentaren en reacties