JavaScript is required for this website to work.
post

Nietszeggend en toch boeiend

Socrates et cetera 37

Guido Lauwaert10/12/2019Leestijd 3 minuten

foto © Wikimedia Commons/Munna

De kunst van het schrijven over niets en toch boeiend te blijven. Een voorbeeld.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

‘Is het mogelijk een column te schrijven over niets en toch boeiend te blijven?’ vroeg de zondagse aard van Socrates et cetera zich af. Hij bleef met de mond vol tanden zitten en schoof de vraag door naar zijn maandagse aard.

‘Natuurlijk is het mogelijk. Kijk maar naar onze politici. Ze praten tegen elkaar op. Word je er wijzer van? Buiten het besef dat zij het nietszeggen tot kunst verhieven, is hun babbel even licht als warme lucht. Slagen zij er in moeten columnisten het ook kunnen. Zelfs zij die van eenvoudige komaf zijn. Tussen de literaire en de politieke wereld is nauwelijks tot geen verschil: veel kaf en weinig koren.’

‘Niet slecht, waarde maandagse aard,’ zei de zondagse. ‘Ga voort en drink een borrel.’

‘Dank u, collega. Ik beloof u verschoond te blijven van gratuite vergezichten over de maatschappelijke velden, en al evenmin detailleringen op te hoesten als een gids op stap met een kudde toeristen. Ik geef toe dat ik sterk bevooroordeeld ben jegens gidsen. Daar houdt het niet mee op. Reisleiders kunnen al evenmin op mijn sympathie rekenen, net als chauffeurs van patserige wagens en bedelende mankepoten die eenmaal de duisternis invalt kunnen lopen als danseurs. De dag dat ik geen vooroordeel meer heb zullen de stommen spreken en de dieren lezen.’

Op dit punt gekomen, kort na het middaguur, passeerde een lezer. Ondergetekende schatte hem op een jaar of veertig. Hij vermoedde waar Socrates et cetera mee bezig was, belde aan en vroeg waar zijn wekelijkse column over zou gaan.

‘Hij is nog te klein om paard te rijden,’ antwoordde hij. Wat ik je al kan vertellen is dat mijn zondagse aard om bijstand heeft gevraagd van de maandagse en zij in het zadel zitten.’

‘En… schieten ze op elkaar, ten bate van het animatiegehalte?’ vroeg de passant.

Socrates et cetera zuchtte. ‘Ach, het is zoals met alles: aan het fluiten van kogels kun je wennen. Oefen dus even geduld. Loop een paar blokjes om, maar niet te kleine. Als u tegen de avond langskomt kan ik u waarschijnlijk vertellen of mijn zondagswerk de moeite van het lezen waard is.’

De lezer was een doorbijter. ‘Hoe begint hij?’

‘Wat zal ik zeggen? Op een vreemde manier.’

‘Zo, op een vreemde manier. Mag ik u dan een raad geven?’

‘Uiteraard! De raad van de lezer is goud waard,’ zei de columnist, erbij denkend dat je altijd voorzichtig moet zijn met lezers. Ze zijn net als vrouwen. Niet te winnen met een fleurig halsdoekje.

‘Wat op een vreemde manier begint moet ook zo eindigen,’ zei de lezer, en zonder afscheid te nemen vervolgde hij zijn weg.

Socrates et cetera keek de lezer na, tot hij om de hoek was verdwenen en wendde zich weer tot zijn beide aarden. Hij stelde zich verdekt op en luisterde aandachtig. Tot zijn verbazing hadden ze het over hem.

‘De baas is niet onaardig,’ zei de zondagse aard, ‘en hij is ook al een dagje ouder. Zijn wijn is drinkbaar dankzij het glas.’

De maandagse knikte. ‘Te weinig maakt hij gebruik van onze talenten. Vroeger porde hij ons aan, thans zwaait hij met zijn zwaard en heeft een megafoon nodig om ons in actie te krijgen. Erg dodelijk is hij niet. Zulk een soort van baas is nochtans wat aarden nodig hebben, op de vrijdagse aard na.’

‘Hij heeft dringend nood aan een vrouw. Niet als de drie vorige, aan wie hij zei dat ze zowel de eerste als de laatste vrouw waren. Een dame zonder kapsones, maar een…’

‘In liefdesaffaires heeft hij nooit zijn donderdagse aard geraadpleegd,’ onderbrak de zondagse de maandagse. Je ziet wat er van hem geworden is: een knutselaar in een vochtige kelderkamer.’

Zo ging dat nog even door. Socrates et cetera ergerde er zich aan. Zijn gemoed was elektrisch geladen. Wat een bandieten, dacht hij. Stom dat ik dat na zestig jaar literaire acties pas inzie. Het lijkt me best hen te verkopen. Als ik ze fraai voorstel krijg ik er ongetwijfeld een redelijke prijs voor. Voldoende voor een reis rond de wereld in tachtig dagen, gevolgd door een overwintering in Afrika.

De eindredacteur van dienst kwam per trojka over de e-way aangereden en hield halt onder het schedeldak van de zondagsfilosoof. ‘Komt er nog wat van!? Morgen heb ik een drukke dag en dinsdagochtend moet je stuk verschijnen.’

‘Over een uur voer ik het in,’ zei de aangesprokene. ‘De sok breien en nakijken of ik geen steken heb laten vallen.’

De eindredacteur knikte tevreden, gaf zijn paard de zweep en weg was hij, al zingend Dodenrit van Drs. P.

Veel zin om langer te metselen aan zijn zondagswerk had de columnist niet. De lezers zullen het schandelijk vinden dat zulk stuk onzin bij dit eerbiedwaardige onlinemagazine verschijnt, dacht hij, maar dat is niet mijn probleem.

Twee uur later las de eindredacteur het literaire fantasietje en belde Socrates et cetera. ‘Leuk, maar je gaat toch niet elke week fietsen op deze landweg?’

‘Wees gerust! Maar iets in mij vroeg om een metafysische uitstap.’

De eindredacteur gromde ‘Laat ons hopen dat een paar lezers in een deuk liggen’ en verbrak vervolgens de verbinding.

De wandelende lezer belde tegen de avond aan. Socrates et cetera verschool zich achter zijn bergère. Zijn zondagse en maandagse aard klemden zich aan hem vast, zoals knopen aan een vest.

Personen

Guido Lauwaert (1945) is organisator, regisseur, acteur, auteur, columnist, recensent voor o.a. Het Laatste Nieuws, NRC Handelsblad, Het Parool, VPRO-radio, Knack en Doorbraak. Hij richtte de Poëziewinkel op (later Poëziecentrum) en heeft een grote liefde voor Willem Elsschot en Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties