JavaScript is required for this website to work.
post

Noem mij maar ouderwets

opinie

Gunther Coppens12/7/2013Leestijd 4 minuten

Of hoe een gevoel van melancholie zich op de ochtend van de Vlaamse feestdag meester maakte van Gunther Coppens.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Als we op vakantie zijn, dan vragen mijn zoon en dochter al verschillende jaren vakantiegeld. Een eerder klein bedrag waarmee ze de vakantie dienen door te komen en waarmee ze de verlokkingen van de wil tot consumptie tegemoet gaan. In de ouderwetse hoop om van mijn kinderen goede spaarders te maken, moedig ik ze steeds aan om niet alles uit te geven. De recente crisis heeft ons getoond dat sparen wel loont. Het geeft ons een buffer om moeilijke tijden door te komen. Uiteraard ben ik ouderwets, want het indexeringssysteem dat dezer dagen ter discussie zou moeten staan, beloont niet de spaarders. Integendeel, het systeem beloont diegenen die schulden hebben. Indien men vandaag een vast bedrag aan schuld aflost, bijvoorbeeld voor een investering in vastgoed, dan zal dat bedrag binnen twintig jaar slechts nog een fractie waard zijn van wat het vandaag waard is. In reële waarde en dus ook in verhouding tot de inkomsten en de waarde van het verworven vastgoed, betaal je binnen twintig jaar nog peanuts. Een aanmoediging om schulden te maken? Indien men daarentegen spaart en een bepaald bedrag op een spaarboekje zet, dan komt men twintig jaar later niet ver meer met het bedrag dat je er nog zal vinden. Ik ga hier weliswaar kort door de bocht, maar wil maar slechts het fundamentele karakter van het systeem tonen.

En toch, tegen beter weten in, blijf ik een ouderwetse spaarder. Het is mijn hoop om mijn kinderen het belang van sparen te kunnen meegeven en hen te behoeden voor een blinde drang tot consumentisme. ‘Ze moeten verantwoordelijkheid leren dragen’ hoor ik mijn ouders nog tegen me zeggen, op hun beurt waarschijnlijk geïnspireerd door de woorden van hun eigen ouders.

Verantwoordelijkheid is niet langer een woord met een ethische lading. Het is verworden tot een leeg begrip. Of nog erger, een ouderwets begrip waar men in lang vervlogen tijden belang aan hechtte, maar waar nu nog amper voor kan worden opgekomen.

Peuk op de grond

Onlangs vertelde iemand me dat het toch wel erg was met al die jongeren die zomaar, zonder enig plichtsbesef en gevoel voor netheid van de eigen buurt, papier, blikjes en peuken op de grond gooien. Toen ik voorstelde om weer als vanouds de vervuilers te wijzen op hun verantwoordelijkheid en te zeggen ‘he, jij daar, raap je vuil eens op’, stelde de man, die zich toch stoorde aan dit ontoelaatbare gedrag, dat hij dat niet durfde uit schrik voor agressie. Het wijzen van iemand op zijn verantwoordelijkheid heeft plaats moeten ruimen voor angst. Hopelijk kan ik in deze wereld mijn kinderen nog verantwoordelijkheid meegeven alvorens ook zij worden overvallen door angst. Want niet alleen is angst een slechte raadgever, erger nog, angst leidt tot immobilisme. Het kleinste kind weet echter dat vooruitgang en immobilisme niet verenigbaar zijn, sterker nog, ze zijn elkaars tegengestelde. En alsjeblief, vooruitgang is ook niet het pleonasme van wat men in politiek ‘progressief’ benoemt.

Integendeel zelfs, tot wat hebben de zogenaamde ‘progressieve’ partijen geleid? Tot een zesde staatshervorming. Er zijn vele verschillende redenen waarom ik niet deel in hun trots. Laat me echter toe om er één te noemen. Ze delen mijn idee van verantwoordelijkheid niet. Net zomin als ik hun zin voor rechtvaardigheid deel. Zelfs de Raad van State deelt het gevoel van rechtvaardigheid van de ‘progressieve’ regering Di Rupo niet. De ‘fairnesstaks’ werd even snel als ze aan de Raad van State werd gepresenteerd terug neergesabeld door diezelfde Raad van State. Dat het niet ‘fair’ is dat sommige bedrijven geen belastingen betalen en de gemiddelde zelfstandige alsook werknemers een hoge belastingdruk ervaren, dat weten we intussen al en daar moet dringend iets aan gedaan worden.

De gedachte aan het invoeren van een ‘fairnesstaks’ onderstreept echter vooral hoe de federale meerderheid denkt over het gelijkheidsbeginsel. De oefening tussen ‘égalité’ en ‘fraternité’ is altijd al een moeilijk gegeven geweest, maar teveel ‘fraternité’ staat hier haaks op de beginselen van onze rechtstaat namelijk het gelijkheidsbeginsel. Het doet me haast denken aan Zuid-Amerikaanse staten die de mosterd op hun beurt haalden bij communistische regimes. Hugo Chavez en de zijnen waren immers ook altijd van mening dat de enige ware rechtvaardigheid die van hem en de zijnen was. Het rechtvaardigheidsgevoel van de heersende politieke partijen wordt dan als moreel superieur aan de grondwet ervaren. Een schande, een vloek tegen het beginsel van onze rechtstaat. Wat is de volgende stap? Dat men zich van het advies van de Raad van State in dit soort zaken nog weinig zou aantrekken? Waarom niet, men heeft het al in het verleden gedaan met betrekking tot het Grondwettelijk Hof.

Comori

Voor alle duidelijkheid, ik deel dus net zomin het rechtvaardigheidsgevoel als het verantwoordelijkheidsgevoel van de ‘progressieve’ comori, de afkorting van het ‘comité de mise en oeuvre des reformes institutionelles’ waarin de federale meerderheidspartijen aangevuld met Groen vertegenwoordigd zijn.

In tegenstelling tot wat ik mijn kinderen met hun vakantiegeld wil bijbrengen, zorgt de federale regering er met haar zesde staathervorming voor om de responsabilisering van de regio’s te verminderen. De Vlaamse roep naar een verregaande splitsing van de sociale zekerheid heeft primair te maken met de responsabilisering  van de regio’s en hun uitgaven. Dat lijkt mij thans de economische logica achter een maximalisering van regionalisering. Ik denk waarschijnlijk niet ‘progressief’ genoeg, want met mijn ouderwets gevoel voor verantwoordelijkheid kom ik er niet. Voor de dotaties voor nieuwe bevoegdheden zoals bijvoorbeeld gezondheidszorg, maar ook voor dotaties inzake onderwijs, heeft men zich niet gebaseerd op de fiscale draagkracht, maar op behoeften van de regio’s.[1]

In concreto betekent dit dat mijn kinderen gek zouden moeten zijn om te sparen. Waarom zouden ze immers nog zuinig moeten zijn? Waarom zouden ze verantwoordelijkheid moeten tonen. In de filosofie van de zesde staatshervorming leven ze best als rijkeluiskinderen. Met dien verstande dat de ouders, de federale staat, in crisis leven en keihard dienen te sparen.

Het is mijn mening dat de onverantwoordelijkheid die reeds langer in het fraterniteitsprincipe van de federale staat schuilt door de zesde staatshervorming is doorgeschoven naar de regio’s. Waar ieder ‘ouderwets’ persoon nog pleit voor verantwoordelijkheid hebben we in de plaats iets gekregen dat ik geen ‘vooruitgang’ wil noemen.

De auteur is onderwijsschepen voor N-VA in Sint-Pieters-Leeuw

<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>

 

Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.

Commentaren en reacties