JavaScript is required for this website to work.
post

Olie als politiek wapen (deel II)

OPEC gedomineerd door Saoedi-Arabië

Robert Vandemeulebroucke9/5/2015Leestijd 5 minuten

Riyadh gebruikt het kartel meer voor het doordrukken van eigen, onuitgesproken, politieke doeleinden.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Dit artikel is het tweede deel van een tweeluik. Lees zeker ook het eerste deel.

Achter alle in deel I neergeschreven economische opmerkingen tekenen zich, in de onstabiele regio die het Midden – Oosten geworden is, thans duidelijk oogmerken van Saoedi-Arabische buitenlandse politiek af die er niet voor terugschrikt OPEC voor eigen doeleinden te gebruiken. Deze oogmerken worden niet officieel verwoordt. Maar zij zijn wel duidelijk warneembaar door de acties van Riyadh op het terrein. Dat was onder de overleden koning Abdullah al het geval en zijn opvolger, koning Salman, zal deze lijn voortzetten.

Oogmerken

Ten eerste: Saoedi-Arabië twist, sinds tientallen jaren al, met twee van zijn nabuurlanden, eveneens OPEC-lidstaten, namelijk met Iran en Irak.

Met de sjiietische aartsvijand Iran zijn de krijtlijnen duidelijk getrokken. De onmin dateert al van onder het regime van de Shah toen Iran, net zoals Saoedi-Arabië, de regionale hoofdrol opeiste. Die toestand is vandaag niet veranderd. De verbanning van de Shah en de opkomst van Ayatolah Khomeiny in 1979 hebben de tegenstellingen enkel verscherpt. Door westerse sancties omwille van het zogenaamde kernwapenprogramma en, als uitloper daarvan, een chronisch gebrek aan investeringen in de Iraanse olievelden, kan het land thans slechts 25% van zijn potentiële capaciteit of 1,1 miljoen vaten per dag oppompen en verkopen aan landen die niet onder de sancties vallen, waaronder China, Indië of Turkije. De kosten/batenprijs per vat voor Iran bedraagt $ 130 en die is dus ongeveer het dubbele van de thans gangbare lage verkoopprijs. Met groot verlies voor de Iraanse schatkist tot gevolg.

Met Irak boterde het ook al lang niet goed. De toenmalige dictator, Saddam Hoessein, nochtans een soenniet net zoals de Saoedi-arabieren, had het aangedurfd het broederland Koeweit in 1990 te veroveren (de eerste Golfoorlog) en dat had Saoedi-Arabië hem niet vergeven. Het is overigens vanuit dit laatstgenoemde land dat de coalitietroepen tegen Irak zijn opgerukt, Koeweit hebben bevrijd en Saddam Hoessein hebben verjaagd. De sfeer tussen Riyadh en de opvolgers van Saddam Hussein, de sjiietische premiers Nouri al Maliki en, na diens gedwongen aftreden verleden jaar, Haider al Abadi in Bagdad is er niet beter op geworden want beide premiers acht Saoedi-Arabië verkocht te zijn aan Teheran. De kosten/batenprijs voor een Iraaks vat olie bedraagt $ 105 en ook Irak, in een oorlog tegen de Islamitische staat (IS) verwikkeld, produceert dus sterk verlieslatend.

De prijs van olie naar omlaag duwen, waardoor deze landen, nochtans OPEC-broeders, een grotere financiële, economische en politieke druk op de schouders krijgen, komt dus niet alleen goed uit voor Saoedi-Arabië maar hij is ook een nagestreefd, niet uitgesproken, objectief geworden.

Ten tweede: Syrië is geen OPEC-land en zijn president, Bashar al Assad, een alawiet, een godsdienst verwant met de sjiietisme uit Iran, bevalt Saoedi-Arabië evenmin. Syrië wordt financieel en logistiek door Iran ondersteunt en dat is een extra doorn in het oog van Riyadh. Etnische, religieuze en stammentegenstellingen zijn niet meer weg te cijferen uit en nog minder te neutraliseren in het Midden-Oosten, speciaal niet in het door de burgeroorlog geteisterde Syrië. Ook blijft Saoedi-Arabië de oppositie tegen Assad met wapens en financiële middelen ondersteunen. Een aantal oliebronnen in Syrië zijn in de afgelopen maanden veroverd door de Islamitische Staat of, als gevolg daarvan, vernield of geneutraliseerd door de luchtaanvallen van de militaire coalitie onder leiding van de Amerikanen tegen IS. Daardoor wordt de rompstaat Syrië die het land aan het worden is nog meer afhankelijk van zijn politieke en economische sponsors Rusland en Iran en neemt het produceren van olie er verder af. Door de burgeroorlog zijn geen objectieve kosten/batengegevens over de resterende olieproductie in Syrië voor handen. Men kan er gerust van uitgaan dat zij in elk geval veel hoger liggen dan de huidige marktprijs.

Ten derde: de bijna gehalveerde olieprijs zorgt voor de instorting van de Russische economie, voor 75% gebaseerd op de export van olie en goed voor 50% van de staatsinkomsten. Ook dat komt Saoedi-Arabië goed uit. Daarmee wordt de Russische president Poetin, die het failliete regime van Assad tegen de zin van Saoedi-Arabië blijft opkrikken, eveneens zwaar getroffen. De kosten/batenprijs voor Russische olie bedraagt $ 105. Terloops: de Saoedi-Arabische maatregel heeft er op zich alleen voor gezorgd dat de Russische economie thans zwaarder te lijden heeft onder de sterk gezakte olieprijs dan onder de gecombineerde sanctiemaatregelen van het Westen tegen Rusland over Oekraïne afgekondigd. De impact ervan op de Russische economie heeft een onmiddellijk effect gehad terwijl de westerse sancties pas op termijn voelbaar worden. Daarvoor kan het Westen Saoedi-Arabië dus zeer dankbaar zijn.

Ten vierde: een duidelijk signaal aan het adres van andere niet OPEC- olieproducenten met de VS, Rusland en China op kop, om zoveel mogelijk mededinging uit te schakelen. De geviseerde landen – buiten de twaalf lidstaten van OPEC zijn er nog achttien andere landen die meer dan 500000 vaten olie per dag oppompen – ontginnen allemaal olie ver boven de huidige marktprijs en ze zijn in deze omstandigheden van minder olie-ontvangsten verplicht marginale bedrijven tijdelijk of geheel te sluiten. Met een inkrimping van het aanbod en een relatieve vermindering van hun marktaandeel tot gevolg. Ter illustratie: de VS en Rusland produceren elk 10 miljoen vaten per dag, terwijl China méér dan 4 miljoen vaten voor zijn rekening neemt, en de totale eindsom van de capaciteit van de achttien belangrijkste olieproducerende landen buiten OPEC, klokt af op méér dan 45 miljoen vaten per dag, veel meer dus dan de 34 miljoen vaten van de OPEC-landen. Het vormt een levensbedreigende concurrentie voor OPEC, vooral op het gebied van de bepaling van de prijs, een OPEC-monopolie vooralsnog, maar deze wordt getemperd door een noodgedwongen relatief goed samenwerken van de olieproducerende landen-leden in de OPEC-schoot. De niet OPEC-producenten kunnen daartegenover geen steunpuntorganisatie bedenken. Die is ook niet verwezenlijkbaar omwille van grote voor zich sprekende politieke verschillen tussen gigant-producenten zoals de VS, Rusland en China.

Conclusie

De door OPEC en Saoedi-Arabië economische argumenten om de olieprijs vandaag, op elf maanden tijd, tot iets meer dan de helft te herleiden van wat hij in juni 2014 was, zijn zeker aannemelijk en zij snijden hout. Zij moeten eveneens bekeken worden tegen het licht van een aantal niet uitgesproken politieke objectieven, hoger uiteengezet, die vooralsnog blijven gelden. Want op korte tot middellange termijn benadeelt Saoedi-Arabië natuurlijk ook zichzelf met een lagere olieprijs. Olie ontginnen in Saoedi-Arabië is goedkoop ($ 2 per vat) maar omwille van burgetredenen en om het staatsapparaat draaiende te houden is, vandaag de dag, een prijs van ongeveer $ 90 per vat nodig. Gezien de ontzaglijk grote financiële reserves van het koninkrijk, kan het de financiële schok enkele jaren opvangen. Dat zijn ook de politieke wil en de financiële capaciteit van gelijkdenkende OPEC-broederlanden in de Golf zoals Koeweit, Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten, die samen goed zijn voor het oppompen van méér dan 20 miljoen vaten per dag of 60 % van de dagelijkse OPEC-productie. De politieke strategie daarbij gebruikt is duidelijk: de olieprijzen ver onder de kosten/batenprijs houden van de landen waarmee Saoedi-Arabië in de regio in uitgesproken onmin leeft om daardoor hun financële, economische en politieke aspiraties een flinke knauw te bezorgen.

De overige acht leden van OPEC worden in dit verhaal niet gehoord: zij moeten in de pas lopen en zich tevreden stellen met een figurantenrol, tot groot ongenoegen van relatief belangrijke spelers onder hen zoals Nigeria en Venezuela, die sterk afhankelijk zijn van olie-export en dus zwaar verlies lijden, het tweede land nog meer dan het eerstgenoemde.

Het is nu uitkijken naar de volgende aangekondigde geregelde OPEC-vergadering die in juni eerstkomend, niet toevallig op de eerste verjaardag van het begin van het olieprijsneergang, in Wenen zal plaatsvinden. In mijn opinie bestaat er een goede kans dat de lagere olieprijs, thans schommelend tussen een bandbreedte van ruwweg $ 60 to $ 70 per vat naargelang het type olie, alvast voor de rest van dit jaar en wellicht ook nog tot ergens in 2016, met relatief geringe verschillen zal worden aangehouden, op voorwaarde dat zich geen dramatische onvoorziene politieke ontwikkelingen voordoen in de belangrijkste vier OPEC olieproducerende landen in de Golf .

Het zal eveneens interessant zijn bij deze volgende OPEC – samenkomst te onderzoeken in hoeverre de eensgezindheid binnen OPEC nog bestaat en zal overleven, want de belangen van de vier voornoemde olieproducenten in de Golflanden, met Saoedi-Arabië ver op kop, staan lijnrecht tegenover deze van de andere acht leden van het kartel en natuurlijk ook tegenover die van alle andere olieproducerende landen erbuiten.

Robert Vandemeulebroucke is oud-ambassadeur

Commentaren en reacties