JavaScript is required for this website to work.
Buitenland

Onder de Serviërs (slot)

Benno Barnard17/5/2019Leestijd 4 minuten
Een getroffen burgerdoelwit

Een getroffen burgerdoelwit

foto © reporters

Ten afscheid drinken in Belgrado twee dichters een paar flessen wijn, en ze klinken daarbij op de vriendschap onder de volkeren.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Op mijn laatste middag in Belgrado draagt Josip een t-shirt waarop een premoderne maagd staat afgebeeld: met water uit een kruik laaft ze een vermoeide Servische held. De cyrillische tekst luidt: Het meisje uit Kosovo. We schrijven 1389 en de Serviërs zijn op het Lijsterveld aan het verliezen van de Turken. Ik herinner me dat Milošević daar altijd naar verwees: deze oerfrustratie van de Servische natie geldt voor de ultranationalisten als het belangrijkste argument om Kosovo nooit op te geven.
Josips landgenoot, intussen, ligt uit te rusten op een dooie Turk.
‘Iedereen kent dit plaatje. Ik heb het speciaal voor jou aangetrokken. Hier is dat om te lachen, maar in Priština zou ik mijn leven niet zeker zijn. En zelfs in Zagreb zou ik moeten uitkijken.’
Dat is het verschil tussen de argwanende periferie en het zelfverzekerde centrum: de Kroaat die in een hemd met dat rood-witte schaakbord rondloopt zal in Belgrado op onverschilligheid worden onthaald; hooguit zal iemand zijn wijsvinger lateraal tegen de slaap drukken.
‘En wat moet er volgens jou dan met Kosovo gebeuren?’ vraag ik.
‘De overheidsretoriek drukt de gevoelens van de gemiddelde Serviër helemaal niet uit,’ zegt Stevan. ‘Als de man in de straat vrijuit spreekt, dan zal hij zeggen dat Kosovo de pot op kan. Behalve als hij denkt dat zijn opinie in een buitenlandse krant verschijnt.’
‘Werkelijk?’
Je moet herinneren en vergeten. Anders word je een depressieve natie, zoals de Hongaren.’
Herinneren is Josip in elk geval goed in: als hij geen gedichten schrijft, is hij leraar geschiedenis op een gymnasium. Hij loodst me door de Balkanoorlogen van 1912 en 1913, de wereldoorlogen, de recentste oorlog. In zijn eigen leven was het van zijn achtentwintigste tot zijn vijfendertigste oorlog.
‘Een voordeel van regelmatige oorlogsomstandigheden, zoals op de Balkan, is dat ze het voortschrijdende verval van het geheugen enigszins opschorten,’ zegt hij monter.
‘En nu?’ vraag ik.
‘Nu ben ik ervoor dat we lid worden van de Europese Unie. Althans op de dagen dat ik daar niet tegen ben.’

Navo-bombardementen

Tot de plaatselijke perversiteiten behoort de bezichtiging van door de NAVO gecreëerde monumenten, zoals de preciesiegebombardeerde studio’s van de staatstelevisie. Er zijn inmiddels nieuwe studio’s gebouwd, maar de puinhopen zijn blijven liggen, alsof de oorlog niet langer dan een week voorbij is. Het geheel ziet eruit als een spotprent.
‘Ik had ze anders best een lijst met lelijke gebouwen willen bezorgen,’ zegt Josip. Die grap vlijt zich op het grasveld voor de gevallen toren neer, als toepasselijke tekst.
Er is ook een stenen monumentje met de namen van de zestien dodelijke slachtoffers. Onder hen: Bane Jovanović, technicus bij de openbare omroep, middelbare leeftijd, vader, echtgenoot, Europeaan, een van de enkele honderden burgers die in Belgrado bij de bombardementen zijn gesneuveld.
Josip kende Bane oppervlakkig.
‘Gelukkig heb ik de afgerukte armen en benen die voor de ramen hingen niet gezien,’ zegt hij.
Bane is bij het bombardement verast als huisvuil. Zes weken later heeft de pope op het kerkhof – boven een kleine doos die zijn doodskist verving – de vereiste gebeden gepreveld; want hoewel er op ons stoffelijk omhulsel geen statiegeld zit, drukt het begrafenisritueel de diepste essentie van onze beschaving uit.
‘Volgens mij wist de NAVO dat de televisiemensen ook ’s nachts werkten,’ zegt Josip.
‘Dat… denk je? Ik heb moeite te geloven dat het westen zo cynisch zou zijn.’
‘Jij hebt te lang in vrede geleefd. Beide kanten wilden doden, Milošević om zijn gelijk te demonstreren, de NAVO om haar macht te tonen.’
Zou dat waar kunnen zijn? Wilde de NAVO bewust burgers doden? En meer in het algemeen: ik worstel met de vraag of het bombarderen van Servië nu wel of niet moreel gerechtvaardigd was. Maar wat had de NAVO dan moeten doen toen die losgeslagen Servische bendes duizenden moslims vermoordden? Niet de stad bombarderen in elk geval; maar ik ben er zeker van dat het westen het regime ook wel op de knieën had gekregen met luchtaanvallen op louter militaire doelen. De Verenigde Naties kregen de vrede in elk geval niet voor elkaar.

Schijnexecutie

Op een terras in de lauwe avondlijke binnenstad begint Josip over zijn vriend Vasko.
‘Vasko was tolk voor een Duitse journalist en werd daarom verdacht van spionage. Ze hebben hem gearresteerd en in elkaar geslagen. En twee keer voor een vuurpeloton gezet, maar dan zonder te schieten. De nieuwe regering heeft hem weliswaar een schadevergoeding uitbetaald, maar hij komt nog altijd leden van zijn executiepeloton tegen op straat.’
Er verschijnen salade, brood, schapenvlees en een fles rode wijn op tafel; en wij, kosmopolieten, klinken op de vriendschap tussen de volkeren en de traditie van het klinken.
Ons gesprek drijft in een saus van sarcasme en weemoed.

Servië is een drama!

De meisjes zijn chic uitgedost, de kafana’s zitten vol, maar de Servische economie draait slecht. Josip verdient op zijn middelbare school zevenhonderd euro per maand en Belgrado is nauwelijks goedkoper dan Brussel. De toestand in de ziekenhuizen is een schandaal. Jongeren hangen rond met drank om niet in de overvolle socialistische flat van hun lusteloze ouders te hoeven zitten, in de walm van kool en bonensoep. Sommige van die valse blondines, zestien, zeventien jaar, de zogenaamde sponsormeisjes, pijpen ouwe kerels in ruil voor cadeautjes. De sancties zijn allang opgeheven, maar ze hebben Servië nog verder verarmd. Het wachten in de wachtkamer van de Europese Unie duurt eindeloos. En de luchtvervuiling is, welnu, verstikkend.
‘Weet je waarom Milošević zo lang aan de macht is gebleven?’ zegt Josip. ‘Door op een gegeven moment al die flats die eigendom waren van de staat voor een paar honderd euro aan de bewoners te verkopen.’

Servië is een Servenmop

In de kafana nadien vertelt Josip dat de Serviërs er tijdens de oorlog met het westen in zijn geslaagd een Stealth naar beneden te halen. Ik opper de veronderstelling dat de heldendaad het uitvloeisel van een bruiloft was – op Syldavische bruiloften schieten de gasten immers altijd in de lucht, zo heb ik uit Kuifje geleerd.
‘Nee nee, ons oude Tsjechische luchtafweergeschut kon geheel per ongeluk dat onzichtbare vliegtuig wel zien. Sindsdien hebben de Amerikanen al die zwarte toestellen zilvergrijs overgeschilderd.’
‘En wat is er met dat vliegtuig gebeurd?’
‘Ze hebben het wrak naar de Chinese ambassade gesleept. Die is vervolgens per vergissing gebombardeerd. Tegenwoordig staat een stuk van de staart met zo’n adelaar erop in het luchtvaartmuseum. Er hangt een kaartje bij.’
‘Dat zou ik wel willen bezoeken.’
Musea kun je hier niet bezoeken. In 1999 hebben ze alles in de kelder gezet en sindsdien niet meer naar boven gebracht.’
‘Serieus?’
Klap op mijn schouder: ‘Vooruit dan maar. We stellen dit ene museum open voor het publiek. Op maandag, want het heeft zes sluitingsdagen. En de rest is altijd dicht, echt waar.’
We lachen. We hebben veel dorst samen.
‘Ach, die sancties waren zo erg niet, die scherpten onze vindingrijkheid aan,’ zegt Josip. ‘Maar als jullie ons echt willen straffen, sleep ons dan de Europese Unie binnen. Dan mogen we niet langer Serviërtje spelen en weeklagen, terwijl we ondertussen ongestraft allerlei criminele activiteiten uitoefenen. Dan moeten we tomaten zonder smaak vreten en onze pruimenbrandewijn aanlengen en onze worsten tot de vereiste lengte inkorten.’
In Servië is het wiel van de tijd een vierkant.
Op de bodem van de derde fles van de avond vraagt Josip of ik wist dat Gavrilo Princip zijn pistool had gekocht van een Belg, die naar Belgrado was gevlucht omdat hij niet in militaire dienst wou.
‘Het was een degelijk wapen,’ zegt hij. ‘Vervaardigd in Luik.’

Benno Barnard is een schrijver die meent dat het heden gewoonlijk ongelijk heeft.

Meer van Benno Barnard

In Zwitserland kletsen we in lucide dronkenschap over de uitgestorven mens, naar wiens beeld en gelijkenis AI geschapen is. En we bestellen nog een fles.

Commentaren en reacties