JavaScript is required for this website to work.
post

Onderwijs is méér dan diploma’s afleveren

ColumnJohan Sanctorum23/10/2014Leestijd 4 minuten

Het debat rond ‘democratisering van het onderwijs’ mist bij ons een visie rond integrale kwaliteit en sociale dynamiek.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Na de ellenlange sliert verongelijkte opinieteksten in onze dagbladen vanwege de culturo’s, was het recent aan de onderwijssector om de bezuinigingsdrift van de Vlaamse regering aan de kaak te stellen. Onvermijdelijk verschoof het debat naar hét monster van Loch Ness in deze materie: de zgn. democratisering van het onderwijs. Dat alle kinderen en jongeren gelijke toegang moeten hebben tot opleiding en vorming, is een open deur intrappen. Toch mogen een paar taboes sneuvelen en een paar zaken scherp gesteld worden. Ik beperk me tot drie overwegingen, de betrokken experts kunnen er rustig over doorbomen.

1. De universiteiten zitten overvol

‘Vlaanderen dreigt in de komende generaties achterop te geraken in het afleveren van hooggeschoolden.’ Dat vertelt althans Dirk Van Damme, hoofd van het departement Onderwijs van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), in De Tijd.

Let op het woord ‘afleveren’: zoals in de industrie productie dé maatstaf is, zo vindt Van Damme ook dat universiteiten zoveel mogelijk gediplomeerden van de band moeten laten rollen, die dan automatisch ook allemaal een goeie job zullen vinden. Dat is uiteraard niet zo. Vraag het maar aan de afgestudeerde filologen, archeologen en, jawel, filosofen.

Veel erger nog is, dat er in de middenklasse nog altijd een enorme prestigedruk bestaat om zoon- of dochterlief naar de univ te sturen, tegen beter weten in. Omdat het nu eenmaal goed staat in de familie, de werkkring en bij de buren. Bepaalde faculteiten bulken van dit soort statusstudenten die er verstandelijk niet echt thuis horen en eigenlijk tot kwaliteitsverlies aanleiding geven, want het gemiddelde intellectueel niveau bij de studenten bepaalt het niveau van de cursus, niets anders. Geen enkele univ kan het maken om 80% te buizen. Vooral de ‘modieuze’ en nu niet direct meest veeleisende richtingen zoals de communicatiewetenschappen lijden aan dat euvel.

In feite zijn de universiteiten dus nog altijd elitescholen, in sociaal opzicht dan. Een academisch diploma blijft het fetisj van de middenklasse, en daar moeten we van af. Het aanzuigeffect betekent immers een verlies aan menselijk kapitaal dat beter ergens anders tot zijn recht kan komen. Het zorgt er met name voor dat andere beroepen,- ik zeg maar wat, pasteibakker, elektricien, automechanicus, verpleger, maar ook orkestmuzikant, balletdanser, of technisch tekenaar, en dit alles uiteraard m/v, tot knelpuntenberoepen worden herleid.

We hebben heel veel praktische intelligentie en handvaardigheid nodig, en daar hoeft niet op neergekeken te worden. We zien allemaal wel graag snel een loodgieter opduiken als de dakgoot lekt, zolang het maar onze zoon niet is. Een maatschappelijke herwaardering van technische beroepen is dringend aan de orde.

2. De sleutel ligt in het niveau van de leerkracht

De OESO-experten hebben ook de mond vol over ‘innovatieve kenniseconomie’, en zien alle heil in universitaire en gelijkgestelde diplomafabrieken. Maar de clou zit hem natuurlijk in het niveau van de leerkracht zelf.

Het welbekende watervalsysteem, waarbij de slimsten prof worden, de normaalbegaafden in het middelbaar en lager onderwijs aan de bak komen, en de ‘rest’ dan maar in het kleuteronderwijs gaat, is pedagogisch compleet fout. Kinderen worden namelijk primair gevormd tussen het tweede en het zesde levensjaar. Daar ligt de sleutel van de intellectuele en emotionele ontwikkeling. Daar moet dus geïnvesteerd worden in pedagogisch toptalent. Kleuterscholen zijn méér dan kinderopvangcentra.

In Finland, dat internationaal geldt als een model inzake onderwijsbeleid, hebben alle kleuteronderwijzers en lagere-schoolleerkrachten een masterdiploma. Het zijn beroepen met standing die ambitieuze mensen aantrekken. Die zijn ook in staat om zelfstandig te werken en creatief met hun klas om te gaan, zonder het betuttelend vingertje van de inspectie. Dat creëert een opwaartse spiraal: getalenteerde leerkrachten slagen erin om kinderen intellectueel te motiveren, wat een nieuwe generatie van pedagogisch talent oplevert. Bij ons gebeurt het omgekeerde: middelmatige leerkrachten, vooral bezig met hun pensioen, leveren middelmatige leerlingen af, die uiteindelijk ook het hoger onderwijs dwingen om zijn normen naar beneden af te stellen, waardoor nog slechtere leraars voor de klas komen te staan.

Nogmaals: het kleuter- en lager onderwijs vormen de echte kweekvijvers. Deze leerkrachten dienen gekoesterd en vooral ook goed betaald. Tot en met 15 jaar oud volgt iedereen in het Finse systeem dezelfde basiseducatie, waardoor het zgn. ‘watervalsysteem’ zo veel mogelijk vermeden wordt, en ook de technische richtingen uiteindelijk bemand worden met begaafde jongeren..

Zonder die aandacht voor een brede basiseducatie is de term ‘innovatieve kenniseconomie’ een loos begrip, alleen goed om studies en overheidsrapporten op te smukken.

3. Schoktherapie tegen kansarmoede: schoolplicht’ vanaf nul jaar

Baby’s op de schoolbanken? Dat klinkt surrealistisch, en toch. De armoedestatistieken voor Vlaanderen hangen al enige jaren rond de 10%. Eén tiende van onze bevolking komt met moeite of niet rond, betaalt de rekeningen niet, ook niet de schoolfactuur. Het is een misverstand om dit hoofdzakelijk als een ‘allochtonenprobleem’ te zien. Vooral ook de éénoudergezinnen zijn kwetsbaar, of gezinnen waarvan de ouders al lange tijd in de werkloosheid zitten.

Maar het gaat niet alleen over centen. Er is ook zoiets als ‘subjectieve armoede’: mensen van een lager sociaal milieu hebben een evenredig laag zelfbeeld en berusten in hun lot. Ze nemen weinig deel aan het gemeenschapsleven, zijn bv. nooit in de ouderraad van een school te vinden, en schatten hun kansen op sociale promotie laag in. Onderwijs vinden ze zelfs weinig relevant, daarom houden ze hun kinderen thuis tot die echt schoolplichtig worden. En dan nog: spijbelen wordt de regel. In de huiselijke kring krijgen de kinderen weinig intellectuele stimulansen, lopen een taalachterstand op, en houden zich de godganse dag bezig met gamen, TV-kijken, of op straat rondhangen. Komen ze uiteindelijk op de lagere schoolbanken, dan is het kwaad al geschied, en is de afvallingsrace al volop bezig. Die eindigt dan steevast in het technische of beroepsonderwijs, of eventueel helemaal zonder diploma.

De remedie tegen deze generatie-armoede klinkt hard maar is de enige efficiënte: haal deze kinderen van meet af aan weg uit de thuisomgeving en geef ze op school de juiste prikkels mee, die normaal voorbehouden blijven aan jonge kinderen uit de midden- en hogere klasse. Om nog maar eens Finland aan te halen: daar zijn opvang en instap in het kleuteronderwijs, vanaf nul jaar eigenlijk de norm. De achterliggende filosofie is, dat onderwijs en educatie een kernopdracht uitmaken van de overheid, de gemeenschap dus. Onderwijs is meer dan kennisoverdracht, het gaat om de mate waarin een samenleving zich in de komende generaties spiegelt. Kansarmoede moet weggewerkt worden door in een zeer pril stadium een intellectuele en culturele ‘fond’ te leggen waarop zelfbewust, mondig burgerschap kan groeien. Het is meteen de sleutel tot integratie, zeker ook naar allochtonen en anderstaligen toe.

Besluit: het debat rond democratisering van het onderwijs mist bij ons een visie rond integrale kwaliteit en sociale dynamiek. De ééndimensionele stelling dat alles in orde komt als de universiteiten maar zoveel mogelijk gediplomeerden afleveren, gaat voorbij aan tal van uitdagingen inzake pedagogische structuur en fundamentele visie op educatie. Voor alles moet het beroep van leerkracht weer uitstraling krijgen. Dat zal des te makkelijker zijn als kinderen graag naar school gaan. De klassieke kwestie van de kip en het ei, jawel.

Foto (c) Reporters

Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.

Commentaren en reacties