JavaScript is required for this website to work.
post

One Second: De Chinese Cinema Paradiso

Bescheiden, intimistische film over perikelen rondom de vertoning van een film

Karel Deburchgrave10/6/2022Leestijd 5 minuten
Beeld uit ‘One Second’.

Beeld uit ‘One Second’.

Tijdens de Chinese Culturele Revolutie is een uit een werkkamp ontsnapte gevangene op zoek naar een seconde filmpellicule waarin zijn dochter figureert.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In 1988 verraste de Italiaanse regisseur Giuseppe Tornatore ons met een wondermooi eerbetoon aan de cinema. Zijn tweede speelfilm Nuovo Cinema Paradiso vertelde het verhaal van de terugkeer van filmregisseur Salvatore naar zijn geboortedorp. Daar gaat hij de begrafenis bijwonen van zijn oude vriend Alfredo, de protectionist van de plaatselijke dorpsbioscoop Cinema Paradiso. Die heeft Salvatore een filmspoel nagelaten met gecensureerde filmkussen die door de pastoor uit films waren geknipt. Voor mij is die finale kusmontage nog altijd de meest romantische en nostalgische filmapotheose ooit.

Geen Berlinale

Drie jaar geleden, 31 jaar na Cinema Paradiso, zou Zhang Yimou’s One Second op het filmfestival van Berlijn in wereldpremière gaan. Daar had hij in 1988 de Gouden Beer mogen ontvangen voor Het Rode Korenveld, Yimou’s grote doorbraak. Maar in 2019 trokken de Chinese autoriteiten plotseling zijn film uit de Berlinale terug, wegens technische problemen. Sinds het aantreden van Xi Jinping als Chinese leider weten we wat dat betekent: de film was te kritisch en moest aangepast worden aan de smaak van de Communistische Partij. Die vindt films over de Culturele Revolutie vandaag de dag onappetijtelijk.

Dat was ooit anders: op 1 juni 1966 klonk het officiële startschot van Mao Zedongs Culturele Revolutie, die moest voorkomen dat het land revisionistisch zou worden. Mao riep de Chinese bevolking op ‘alle monsters en demonen te verwoesten’. Revolutionaire puurheid werd het motto. Iedereen die ook maar iets afweek van de strikte communistische partijlijn, moest eraan geloven. De Culturele Revolutie, die tot Mao’s dood in 1976 duurde, was vooral gericht tegen de bourgeoisieklasse. Militiegroepen werd opgericht, de Rode Gardisten, om ‘subversieve elementen’ aan te pakken en schoolkinderen werden aangemoedigd om verdachte ouders en leraren bij de Partij aan te geven. Schattingen variëren tussen drie en tien miljoen dodelijke slachtoffers.

De vijfde generatie

Men kan de Chinese filmgeschiedenis in zes generaties indelen. De eerste drie situeren zich vóór de jaren ’60 en maakten heel poëtische cinema. De vierde generatie werd gekortwiekt door de politieke toestand in de jaren ’60. Hogergenoemde Culturele Revolutie (1966-76) maakte kunstenaars monddood. Films dienden enkel als propaganda voor China en het maoïsme en waren meestal revolutionaire opera’s waarin onverschrokken helden laffe vijanden bestreden.

De vijfde generatie zorgde voor de grote doorbraak. Na Mao’s dood kregen zij kansen, vooral in het buitenland. In eigen land kwamen die films op de index te staan wegens ‘te kritisch’: armoede en onderontwikkeling mocht de buitenwereld niet zien. Die censuur gebeurde heel subtiel. Films van boegbeelden Chen Kaige (Gele Aarde en Farewell to my Concubine) en Zhang Yimou richtten zich vooral op het verleden en werden in heel China uitgebracht op tien kopieën. Dat betekent zoiets als één filmkopie voor heel Europa.

Door zich te concentreren op de problemen van de gewone man, kon men bescheiden commentaar geven op de toestand in het land, zonder écht kritiek te leveren op het functioneren van de grote Chinese staat.  Deze gevierde vijfde generatie is ondertussen afgelost door een zesde generatie die zich vooral richt op het heden met aandacht voor de huidige sociale problemen zoals Jia Zhangke in Pickpocket, en thema’s als homoseksualiteit in Zhuang Yuans East Palace, West Palace.

Voor een secondje film

Laat nu net een slachtoffer van die Culturele Revolutie, een uit een werkkamp ontsnapte naamloze gevangene, de protagonist zijn van One Second. Die informatie hebben we niet in het eerste gedeelte van de film en is het aan ons om te gissen waarom die man door dat woestijnlandschap loopt, achtervolgd door een nog raadselachtiger jong meisje. De titel One Second verwijst naar een seconde filmpellicule waarnaar de gevangene op zoek is omdat in die seconde filmjournaal zijn tienerdochter figureert.

De man was tot acht jaar werkkamp veroordeeld omdat hij een Rode Gardist had geslagen en had zijn dochter al die jaren niet meer gezien. In een dorp vindt hij een zaaltje waar het journaal en de hoofdfilm kunnen geprojecteerd worden. Kan zijn dochter, die voor de jonge revolutionairen werkt, als brave modelburger de smet van haar vadersnaam zuiveren om een plaatsje in het nieuwe China te vinden? Dat beeld van zijn dochter is het enige wat hem nog rest, maar helaas staat het op de filmrol die gestolen is door een weesmeisje. Zij heeft dat blik celluloid niet om cinefiele redenen ontvreemd maar wil met de pellicule een lampenkap maken voor haar broertje.

De spoel komt weer boven water maar is tijdens het motortransport helemaal onder het stof geraakt. De dorpsbewoners komen massaal samen om de pellicule voorzichtig te reinigen met water en te drogen met waaiers. Zelf wordt de vertoning, net zoals in het Italiaans dorpje uit Cinema Paradiso, een dorpsfeest én een liefdesverklaring van de regisseur aan de kracht van de cinema. Film als collectief ritueel, mijlenver verwijderd van het huidige, individuele onlinestreaming op een gsm.

Hoofdpersonages

Er zijn vier hoofdpersonages in One Second: de gevangene, vertolkt door Cliff Walkers acteur Zhang Yi, die een glimp van zijn dochter in het journaal wil opvangen en het weesmeisje dat een totaal andere reden heeft om de filmrol te bemachtigen. Voorts is er Mijnheer Film, de operateur die de hoofdfilm Heroic Sons and Daughters (1964) en het voorafgaande journaal wil vertonen. Die hoofdfilm is vanzelfsprekend een propagandafilm waarin een Chinese politieke commissaris in de Korea-oorlog zijn verloren gewaande dochter op het slagveld ontmoet.

Bijzonder aanmoedigend voor het vierde personage: de enthousiaste dorpsbewoners. Het is precies het portret van die dorpsgemeenschap waar Zhang Yimou’s interesse naar uitgaat. Voor de dorpelingen is het een vlucht in ‘de gelukzalige roes van de overheidspropaganda; voor de filmoperateur betekent het aanzien en privileges; voor de gevangene een mogelijkheid om zijn onbereikbare dochter terug te zien, en voor het weesmeisje een cadeautje dat ze aan haar broertje kan geven.’

Censuur

Wat er nu zo aanstootgevend is in dit nochtans milde, nostalgisch melodrama met soms kolderieke perikelen, is niet erg duidelijk. Het moet wel de verwijzing geweest zijn naar dat onfortuinlijk stukje Chinese geschiedenis waarin Mao’s willekeur mensen tot slachtoffer maakte. In China kwam de film in alle stilte uit, maar wel na Zhang Yimou’s volgende film: de nationalistische spektakelfilm Cliff Walkers 2. Opvallend is de (nieuwe, bijgevoegde?) epiloog ’twee jaar later’ die het naargeestig verhaal enigszins relativeert door er een ironische en metaforische draai aan te geven. Namelijk: dat stukje verleden mag, net als dat stukje pellicule, gerust verdwijnen onder het zand van het imposante woestijndecor waar de film zich grotendeels afspeelt.

Zo blijft de gerenommeerde Zhang Yimou, regisseur van de openings- en slotceremonies in Beijing van de Olympische Zomerspelen 2008 en de Olympische Winterspelen 2022, trouw aan zichzelf. Censuurproblemen lopen intussen als een rode draad door heel zijn ontzagwekkend oeuvre van 23 speelfilms.

Volgens Wang Xiaoshuai, regisseur van So long, my son (2019), krijgt elke Chinese regisseur te maken met censuur, die je moet beschouwen als het laatste stukje van de lange weg, een checkpoint. ‘Je hoeft er niet meteen al rekening mee te houden als je nog moet beginnen te filmen. Je mag niet voortdurend denken aan wat je allemaal niet mag doen. Een Chinese uitdrukking luidt dat als je voertuig op een berg botst, het wel een weg eromheen zal vinden. Trouwens, in het Westen zijn filmmakers ook niet vrij van commerciële belangen.’

Wuxia versus melodrama

Natuurlijk heeft Yimou die problemen niet met zijn Wuxiafilms als Shadow (2018), The Great Wall (2016) of House of Flying Daggers (2004). Die worden volledig gesteund door de overheid met onder meer duizenden figuranten uit het Chinese leger. In Wuxia-verhalen volgen we meestal een held op zijn pad van zwaardgevechten, wapens met speciale, vaak magische eigenschappen en vliegkunst. De Wuxiaheld tart de zwaartekracht zoals westerse superhelden dat doen, of zoals sommige cowboys sneller kunnen schieten dan hun schaduw.

In het andere deel van Yimou’s rijke oeuvre, daarentegen, heeft hij vaak een precaire evenwichtsoefening moeten doen, zoals in het echte leven toen hij 7,5 miljoen yuan betaalde omdat hij met zijn drie kinderen China’s eenkindpolitiek had overtreden. Yimou’s kleine ‘grootse’ films zijn voor mij veel interessanter dan zijn spectaculaire vechtfilms: Het Rode Korenveld (1987), Judou (1990), Raise the Red Lantern (1991) en Coming home (2014) ,dat zich ook afspeelt tijdens de Culturele Revolutie, alle vier met Yimou’s fetisjactrice Gong Li.

Wat ik zo vertederend vind is dat de nu 71- jarige cineast van blockbusters met massale gevechtsscènes toch weer kiest voor een bescheiden, intimistische film over de perikelen rondom de vertoning van een film, met als decor de woestijnzandduinen van de provincie Dunhuang. Jammer dat hij daarvoor alweer staatsinmenging moet trotseren.

Karel Deburchgrave is filmrecensent en was voorzitter van het filmtijdschrift Filmmagie. Hij is de auteur van 'Shakespeare in scène' gezet en filmdocent in diverse filmmusea en cultuurcentra in Vlaanderen en Nederland. Hij studeerde Germaanse filologie (UFSIA en KU Leuven) en is Fulbright alumnus van de Universiteit in Minneapolis-St. Paul.

Commentaren en reacties
Gerelateerde artikelen

‘Sick’ is een relevante en hilarische roman waarin Bavo Dhooge alle humoristische registers opentrekt, zonder daarbij ook maar een moment de vinger van de pols van de maatschappij te halen.