JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Ook ik stond op de pre-OCAD-lijst

Met de veiligheidslijst werd in het leger een halve eeuw geleden al gelachen

Eddy Daniels29/5/2021Leestijd 4 minuten
Met de veiligheidslijst werd in het leger een halve eeuw geleden al gelachen.

Met de veiligheidslijst werd in het leger een halve eeuw geleden al gelachen.

foto © OCAD

50 jaar geleden kreeg ik als milicien geen veiligheidsadvies omdat men achterhaald had dat ik betrokken was bij een bende samenzweerders.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Net als Philippe Clerick stond ik als soldaat-milicien op de OCAD-lijst (al bestond die naam toen nog niet). Mijn verhaal is misschien nog gekker dan het zijne (ik ben overigens niet de E.D. waar hij het over heeft). We schrijven oktober 1970. Ik studeerde het jaar ervoor nog voor handelsingenieur, of deed alsof. In januari kwam ik in de greep  van de Grote Mijnstaking. (Niet die tegen de sluiting van Zwartberg — die was vier jaar eerder —, in 1970 draaide het om een loonsverhoging. Die was jarenlang uitgebleven omdat men de mijnen na de tragedie van 1966 een zachte dood wilde laten sterven).

Het was een zeer koude staking van zes weken. De regering had daarbij in overleg met de vakbonden een uithongeringspolitiek toegepast. Zo weigerde men het stakingsgeld uit te betalen. Geld dat in principe het eigendom was van de mijnwerkers. En zelfs de eindejaarspremie, die onbetwistbaar de mijnwerkers toebehoorde, werd slechts uitgekeerd op voorwaarde dat men terug aan het werk ging. Dat was niet gewoon chantage, maar regelrechte diefstal. Het maakte felle agressie los. Dat raakte linkse studenten, onder de indruk nog van mei ’68, tot in hun ziel. Dus vervoegden zij wekenlang de piketten. Ook haalden ze overal te lande geld op om noodlijdende gezinnen te steunen met voedselpakketten. Ik was daarbij.

Ik kon niet volgen aan de lopende band

Tijdens die solidariteitsacties verhevigden de discussies over de rol van de studentenbeweging in de maatschappelijke ontwikkeling. Twee jaar eerder had Ludo Martens een manifest geschreven, ‘Ervaringen van twee jaar strijd te Leuven’. Hij vond daarvoor inspiratie in Lenins Wat te doen? uit 1902. Daarin had deze zijn traject uitgestippeld voor de verovering van de macht in Rusland. Dat kon slechts via de uitbouw van een conspiratieve en strak geleide partij. Die zou van het spontane protest van de arbeiders gebruik maken om haar doelstellingen te verwezenlijken. In feite de politiek die vandaag de PVDA in de praktijk brengt: een brede partij die op elk sociaal conflict springt en ruim leden rekruteert. En achter de schermen wordt ze geleid door een kern beroepsrevolutionairen die zich tot de massabeweging verhouden als de monnikenordes in de middeleeuwen tot de katholieke kerk.

Martens had geponeerd dat de studenten de kaders moesten leveren voor een nieuwe partij. Een partij die zich zou afzetten tegen de corrupt geworden vakbondsleiding. Om daarvoor de basis te leggen was al een half jaar eerder besloten dat afgestudeerden geen werk zouden zoeken met hun diploma. Ze zouden daarentegen als arbeider naar de fabriek gaan. Die discussie kwam tijdens deze staking in een stroomversnelling terecht. Na ongeveer een jaar zou ze leiden tot de oprichting van Alle Macht aan de Arbeiders, de latere PVDA. Ik nam deel aan die discussies. Die werden in een samenzweerderige sfeer gevoerd tegen de achtergrond van die staking en haar nasleep. Ik besloot mijn studies stop te zetten en naar de fabriek te gaan. Ik werd arbeider aan de band bij DAF net over de grens in Born. Pikant detail: ik kon niet volgen. Mijn bandleider werd wanhopig van mij. Ik deed nochtans mijn best.

Men wilde per se dat ik wist hoe te saboteren

Ik had evenwel buiten de sluwheid van mijn moeder gerekend. Zij oordeelde dat ik van die bende diende verwijderd te worden. Toen ik nog eens thuis kwam duwde ze me een papier onder de neus dat ik mijn uitstel van legerdienst introk. Ik tekende zonder daar veel bij na te denken. Enkele maanden later was het gedaan met mijn revolutionaire activiteiten en bevond ik mij in het leger in Siegen-Duitsland, bij de karpatten (eerste karabiniers). Men had me in het Klein Kasteeltje ingedeeld bij de jeepchauffeurs/radio-operatoren. Het was een baantje dat meestal gegeven werd aan jongens van wie men verwachtte (op basis van de psychologische tests) dat zij moeilijk in te passen zouden zijn bij het kanonnenvlees van de stormfusilliers, maar die dan weer te snugger waren om in de keuken te stoppen, waar ze amok zouden maken (want dat was slavenarbeid).

Nu hoorde bij mijn functie dus een opleiding tot radiogebruik. Dat wil zeggen: elementaire kennis van codetaal en codesleutels. Best wel interessant (ik ben helaas alles vergeten, dus niet meer tot subversie in staat in oorlogstijd). Ik kreeg na enkele weken te horen dat ik de volgende maandag een week lang aan die cursus zou deelnemen. Het was weer wat anders.

Wat bleek evenwel? Toen de cursus moest beginnen bleek dat ik op een lijst stond waardoor ik geen veiligheidsadvies kreeg. De luitenant krabde zich in het haar, trok naar de kapitein, die er de kolonel over aansprak. Ach, oordeelde die, dat stelt allemaal niets voor. Ik kreeg dus een week lang een inwijding in de geheimen van de interne communicatie van ons vaderlands leger. Daar bleef het niet bij. Een paar maanden later stond er weer zulk een cursus geprogrammeerd. Ditmaal had men echter te weinig beschikbare kandidaten. En wat gebeurde? Ik kreeg de opdracht om die cursus een tweede keer te volgen! Kwestie van ervoor te zorgen dat dit onbetrouwbaar element zeker wist hoe de boel te saboteren als het erop aankwam.

Een oorlog bleef mij gelukkig bespaard

Gelukkig is er toen geen oorlog gekomen. Maar dit onnozele verhaal toont wel aan dat de lijsten van de veiligheidsdiensten ook vijftig jaar geleden niet ernstig werden genomen. Mij verwondert de lakse houding tegenover Jurgen Conings dan ook niet (al kreeg ik natuurlijk geen wapens in handen). Men lachte ook toen al de veiligheidsobsessie weg. En blijkbaar heeft dat al die jaren goed gewerkt. Tot vandaag. Nu krijgt Ludivine Dedonder het op haar donder. Nu vind ik dat wel een knappe, maar geen sympathieke madam. Maar om haar nu politiek verantwoordelijk te stellen voor een euvel dat al minstens een halve eeuw woekert? Licht overdreven, vind ik. Met Philippe Clerick hoop ik overigens dat Conings snel tot bezinning komt en zich laat inrekenen. Na enkele jaren cel zal hij er dan smakelijk om kunnen lachen. Ik wil tegen dan best wel eens een pint met hem gaan drinken.

Eddy Daniels is gewezen hoofdredacteur van Intermediair. Hij publiceerde recent een boek over de rol van de profeet Mohammed in het ontstaan van het jihadisme, ‘De kwestie M. Een gekaapte godsdienst’, dat enthousiast aangeprezen werd door Etienne Vermeersch.

Commentaren en reacties