JavaScript is required for this website to work.
post

De oorlogsdagboeken van Karel Van de Woestijne

'Literair & levend' vist met rustige vastheid literair erfgoed op.

Chris Ceustermans10/3/2019Leestijd 3 minuten

foto © Letterenhuis

Karel Van de Woestijne is vooral bekend van dichtbundels als ‘Het Vader-huis’. Zijn ‘oorlogsdagboeken’ tonen hem als meesterlijk prozaïst.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Karel Van de Woestijne staat vooral bekend als dichter van bezwerende bundels zoals Het Vader-huis. In zijn oorlogsdagboeken  toont hij zich echter een meesterlijk proza-schrijver. Die lezen als een tijdreis naar het bezette Brussel van 1914.

Een zwaarmoedig dichter wordt journalist

Van de Woestijnes impressies over de oorlog verschenen tijdens de eerste oorlogsmaanden van 1914 in de Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC). De dichter was in 1906 als Brussels correspondent bij die krant verzeild geraakt dankzij zijn boezemvriend Emmanuel de Bom, bibliothecaris in Antwerpen en verslaggever voor de NRC. De Bom wist hoeveel problemen de Gentse dichter had. Deze erfgenaam van een ketelslagerij kon zijn vrouw en zoontje amper nog onderhouden. En in juni 1906 bezweek de dichter bijna aan een zware maagbloeding veroorzaakt door maagzweren.

Toen de Brusselse correspondent de NRC verliet, aarzelde de Bom geen moment om zijn Gentse vriend als opvolger voor te stellen – al wist hij goed dat ook kompanen uit hun voormalige Van Nu en Straks-kring zoals de Brusselse Herman Teirlinck op de baan aasden. De Nederlandse redactie was aanvankelijk terughoudend. Van de Woestijne stond bekend als iemand die geen blijf wist met deadlines en hermetische teksten brouwde. De Hollanders besloten Van de Woestijne een kans te geven. Dit zette het bestaan van de ziekelijke tobber op z’n kop. Van de Woestijne verhuisde met zijn gezin naar Brussel en gooide zich in het politieke en maatschappelijke leven van de hoofdstad. Al in juli 1906 publiceerde Van de Woestijne zijn eerste artikels over onder meer het smerige water van de Leie. Algauw bleek de neurasthenische dichter een humoristische grootmeester van de kroniek van het dagelijkse leven.

‘Sieraad van de krant’

Wanneer in 1914 de oorlog Brussel bereikte en Van de Woestijne via dragers – de telegrafie lag aanvankelijk plat – zijn oorlogsdagboek in de krant wist te brengen, ontving hij veel lof. ‘Het sieraad van de krant’, zo bestempelde de toenmalige hoofdredacteur die teksten. De journalistiek die hij pleegde, was literatuur geworden. Het was ook deze wereldoorlog die de vrienden de Bom en Van de Woestijne uit elkaar dreef, hoewel beiden tegenstanders van de Duitse bezetting. De Bom wilde niet volledig ‘passief’ blijven. Hij uitte zich in 1916 als voorstander van een onmiddellijke ‘vernederlandsing’ van de Gentse Hogeschool, een ondanks de ‘kraaiende Vlaamse hanen’  al vele jaren aanslepende eis. Ook organiseerde hij in Antwerpen grootschalige concerten met muziek van Peter Benoit. Iets wat hem na de oorlog bijzonder duur zou komen te staan.

Na de oorlog heelde de pijnlijke breuk tussen de schrijfbroeders. Niet lang voor zijn plotse dood in 1929 schreef Van de Woestijne zijn oude vriend: ‘Ik dank het aan u, dat ik journalist ben geworden. En, in het geheim van mijn hart: het is op mijn journalistenwerk dat ik misschien nog het fierst ben. Het heeft mij in het midden van het leven geplaatst, gedwongen hard te werken, vlug te werken, opgewekt te werken, zooals een echt mensch betaamt. (…) gij, beste vriend, gij hebt mij in het volle leven gestampt, en geleerd te vechten, of althans, naar de noodwendigheid het meêbracht, te handelen.’

Deze liefdevolle woorden zijn, op korte uitnodigingen na, de laatste die Van de Woestijne voor zijn dood aan de Bom schreef: de dankbaarheid dat de Bom hem via de journalistiek in het leven en naar zijn beste werk heeft ‘gestampt’. De koortsige novelle De boer die sterft, blijft Van de Woestijnes hoogtepunt. Maar dat de lofzang op zijn journalistiek proza niet overdreven is, kan u ontdekken in onderstaand fragment.

’30 October 1914.

Heel de zee komt naar ons toe. De lucht is vol zerpe geuren, en nu komt de geur der mosselen erbij. De geur van mosselen ontstaat uit slijk en uit wier, en als uit aarde en vruchten. Op karretjes verkoopt men thans weêr mosselen. – Geur der dorre bladeren, die door de lucht tuimelen als doode vlinders; geur der kerkhofbloemen; geur der mosselen: geur van dezen herfstnamiddag…

Wij hooren weêr geschut, en weten niet wat dit geschut beteekent, en kunnen ons niet anders voorstellen dan dat het van jagers voorkomen zou. De indruk is natuurlijk onjuist: er zijn zelfs geen jachtgeweren meer in België. Maar wij zijn onder den indruk: het is najaar, en het is de tijd van het wild.

Misschien is die indruk gewekt door de reesems leeuweriken, die aan de uitstalling hangen van sommige winkeliers. Zij zijn bij spichtigen bek aan een touw gesnoerd. Van uit den bek, boven de blinkende oogjes, zie ik de drievoudige wenkbrauw geteekend. Hunne lange nagelen aan de schrale, geschubde pootjes staan krampachtig gekruld om eene desperate ijlte… In de winkelramen liggen de lijsters dood met de argeloosheid van slapende jonge meisjes. Voor zoover zij, wel te verstaan, nog in hunne pluimen zitten. Liggen zij, op den wit-porseleinen schotel, tusschen gestolde beekjes bloed en gepluimd, dan toonen zij blauw vleesch en, bij plaatsen, geel vet. En zij zien er dan ‘bonne fille’ uit, aanlokkelijk en geefzaam…

Ik vergat u te zeggen dat ik heden voor het eerst, en heel toevallig, en zeker ongeoorloofd, weêr in een taxi heb gezeten, sedert drie maand. (De wagen stond op een nalatig Duitsch officier te wachten.) En het heeft mij absoluut geen nieuwen indruk gegeven.

En vanavond is het heerlijke sterrenacht. Nog altijd geschut van ver. ’t Is of zij een tapijt aan het uitkloppen waren. Maar de hemel is, aan maan en sterren, tintelend en vast als eene sonate van Mozart.’

 

______________

Het ‘oorlogsdagboek’ valt online te lezen via deze link.

Een deel van De Boer die sterft, in een bewerking (1949) door zijn oude NRC-rivaal Herman Teirlinck valt hier te beluisteren.

Chris Ceustermans is een veertiger die ooit van zijn pen leefde als journalist bij onder meer De Morgen. Na andere wegen te hebben verkend, keerde hij terug naar zijn oude liefde: de literatuur. Op Doorbraak pleegt hij af en toe een stuk over dingen die in de eenzijdige media te weinig aan bod komen. 'Ni dieu, ni roi, ni maître', blijft zijn motto, al lijkt dit voor de meeste zelfverklaarde 'links weldenkenden' al lang vergeten.

Meer van Chris Ceustermans
Commentaren en reacties