JavaScript is required for this website to work.
post

Op (IJzer)bedevaart naar Bayreuth

Bart Maddens29/8/2016Leestijd 4 minuten
De familie Wagner, met bovenaan midden en rechts: Cosima en Richard (ca. 1881)

De familie Wagner, met bovenaan midden en rechts: Cosima en Richard (ca. 1881)

foto © Wikimedia Commons

Deze keer Festspiele zonder Angela

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De Duitsers krijgen de echtgenoot van hun bondskanselier normaal gezien één keer per jaar te zien : als hij zijn vrouw vergezelt op het openingsgala van de Bayreuther Festpiele, het muziekfestival dat uitsluitend gewijd is aan de opera’s van Richard Wagner. Professor Joachim Sauer is zo verzot op Wagner dat hij er zijn afkeer voor publieke optredens één keer per jaar voor opzij zet. Maar dit jaar keken de Duitsers tevergeefs uit naar die ene publieke verschijning. Want Angela Merkel moest omwille van veiligheidsredenen verstek geven in Bayreuth. De opening vond immers plaats de dag na de aanslag in Ansbach.

Ik trok dit jaar naar Bayreuth voor een opvoering van Parsifal. Voor de vele Wagner-fans wereldwijd heeft de reis naar Bayreuth iets weg van een bedevaart. Mij doet het bizar genoeg een beetje denken aan de IJzerbedevaarten van weleer. Het monumentale Festspielhaus aan de rand van het Beierse provinciestadje kun je met wat verbeelding zien als de IJzertoren. Daarrond zijn er allerlei standjes waar je Wagner-memorabilia en -prullaria kunt kopen. En het begin van de voorstelling wordt aangekondigd door VNJ-achtig bazuingeschal…

Maar misschien is die associatie toch niet zo bizar. Want een van de stichters van de IJzerbedevaarten was een fervent Bayreuth-ganger : Cyriel Verschaeve. Verschaeve woonde het festival voor het eerst bij in augustus 1911. Hij was er voor het laatst in juli 1944. Een paar dagen vóór zijn onderhoud met Heinrich Himmler (waarover hij het bevreemdende relaas doet in zijn Oorlogsgedenkschriften) pikte hij in Bayreuth nog een opvoering van Die Meistersinger von Nürnberg mee. Merkwaardig overigens hoe de door Hitler gepatroneerde Festspiele tot het bittere einde zijn blijven doorgaan tijdens de Tweede Wereldoorlog.

In 1912 schrijft Verschaeve een essay over zijn eerste bezoek aan Bayreuth, dat nadien is opgenomen in zijn boek ‘Uren bewondering voor grote kunstwerken’. Ook hij woonde een opvoering van Parsifal bij. Dat zogenaamde Bühnenweihfestspiel was door Wagner exclusief voor Bayreuth gecomponeerd. In 1913 vervielen echter de auteursrechten op het werk en kon de opera overal worden opgevoerd. Verschaeve gruwt in 1912 al van het idee dat Parsifal het jaar nadien een gewoon schouwburgstuk zou worden en “van Bayreuth’s ernstig-stillen heuvel midden in de rumoerige straten der steden en ’t gewoel van den schouwburg zal nederdalen.”

Het proza van Cyriel Verschaeve is weerbarstig (net zoals dat van Wagner). Maar wie de moeite doet om het te doorworstelen zal toch moeten erkennen dat de man niet gespeend was van literair talent. Zo weet hij in ‘Uren bewondering’ op een plastische en meeslepende wijze de muzikale thema’s en scenes van Parsifal te beschrijven. Hij slaagt er ook goed in om tot de filosofische en religieuze kern van het werk door te dringen.

Wat echter het meest opvalt is dat hij een kritische afstand bewaart tot Wagner. “Er is nevel, glanzende nevel in Wagners werk en niet de volle klaarte der Beethovensche echtheid, minder overtuigingskracht, maar meer bedwelming.” Niet iedereen kon zo gemakkelijk weerstand bieden aan de hypnotiserende kracht van Wagners muziek. Albrecht Rodenbach, bijvoorbeeld, was op het einde van zijn leven helemaal van de kaart toen hij kennis maakte met Wagner. Wagners kunst was voor Rodenbach’s geestelijke gezondheid niet bepaald heilzaam, schrijft Karel Wauters hierover. “Daardoor raakte hij nog meer verward in een chaotische wereld van opgeschroefd zelfbewustzijn en duistere noodlotsbespiegelingen.”

Verschaeve daarentegen is lucide genoeg (toen nog tenminste) om zich niet helemaal te laten benevelen door de tovenaar van Bayreuth. Hij blijft ten slotte een katholieke priester. Aan het heidense en Nietzschiaanse Der Ring des Nibelungen gaat hij snel voorbij. Tussen de regels door heeft hij kritiek op het feit dat Wagner in Parsifal schaamteloos gebruik maakt van het katholieke consecratie-symboliek. Hij stelt ook vast dat woord en muziek elkaar soms tegenwerken in de opera en dat Wagners ideaal van het Gesammtkunstwerk niet altijd wordt gerealiseerd.

Over de enscenering is Verschaeve dan weer laaiend enthousiast. Nochtans keek hij in 1911 naar de tot op de draad versleten en verkleurde decors die nog dateerden van de première van Parsifal in 1882. Maar Wagners weduwe Cosima wilde die decors blijven gebruiken “omdat het oog van de meester er nog op had gerust”.

Vandaag zou het oog van de meester (en dat van Verschaeve) wellicht pijn doen mocht hij de opvoeringen zien. Vooral sinds Wagners achterkleindochter Katharina er de plak zwaait is Bayreuth helemaal de modernistische toer opgegaan. Spraakmakende theaterregisseurs kunnen de traditionele Wagner-fans naar hartenlust provoceren. Het luidkeels uitjouwen van de regisseur is dan ook een vast onderdeel geworden van het ritueel.

Voor Parsifal haalde Uwe Eric Laufenberg de mosterd bij IS en de vluchtelingenproblematiek. De graalridders zijn monniken in een door moslims belaagd vervallen klooster in Syrië. De bloemenmeisjes van slechterik Klingsor verschijnen in boerka. De enscenering is perfect in eenklank met de strenge veiligheidsmaatregelen in en rond het Festspielhaus (en de afwezigheid van Merkel). Logischerwijze zouden de christelijke monniken in het derde bedrijf moeten zegevieren over de moslims. Maar zover durft de regisseur nu ook weer niet te gaan. In de plaats daarvan vallen christenen en moslims in elkaars armen en worden de religieuze symbolen begraven. Er zijn heel wat politiek correcte hersenkronkels voor nodig om in Parsifal een antireligieuze boodschap te ontwaren. Het was meteen goed voor een relletje in de Duitse media.

Muzikaal blijven de opvoeringen in Bayreuth echter ongeëvenaard. Daardoor voelt de ‘bedevaart’ naar Bayreuth ook vandaag nog een beetje aan zoals Cyriel Verschaeve die meer dan honderd jaar geleden beschreef : “Naar Bayreuth ! Ver van de kleine menschjes en dingetjes, waartusschen ik moet leven, en in wier midden ik me ook klein voel en klein ben, om grootheid te zien en te voelen, om, boven de wereld, de lucht in te ademen die recht uit den diepen hemel waait !”

__________

Literatuur :

Cyriel Verschaeve, Parsifal, in : Uren bewondering voor groote kunstwerken, Verzameld werk volume V. Zeemeeuw, 1936. pp.253-285.

Cyriel Verschaeve, Oorlogsgedenkschriften 1944-1946. Verschaeviana 1988-1989.

Karel Wauters, Het Wagnerbeeld bij Rodenbach en Verschaeve, in : Verschaeve en Rodenbach. Verschaeviana, 1981, pp.41-59.

Jonathan Carr, De Wagnerclan. De Bezige Bij, 2009.

Bart Maddens (1963) is germanist en politieke wetenschapper. Als student was hij actief in het KVHV van Leuven en in de Volksunie-Jongeren. In de jaren 1990 was hij lid en bestuurder van het IJzerbedevaartcomité. Vandaag publiceert hij regelmatig opiniestukken over de Vlaamse Beweging en de staatshervorming. Hij is auteur van onder meer 'Omfloerst separatisme. Van de vijf resoluties tot de Maddens-strategie'. 

Commentaren en reacties