JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Over religie, humor en relativeringsvermogen

ColumnRoosmarijn Beckers10/8/2021Leestijd 5 minuten
Kurt Westergaard

Kurt Westergaard

foto © Belga

Kunnen lachen met je eigen ideologie is een van de kenmerken van een levensbeschouwelijke houding die onbevangen in het leven staat.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Op 14 juli overleed de Deense cartoonist Kurt Westergaard, die in 2005 wereldwijd bekend werd door een cartoon in de krant Jyllands-Posten waarin hij de profeet Mohammed afbeeldde met een bom als tulband. Deze cartoon zette grote delen van de islamwereld in rep en roer en gaf aanzet tot doodsbedreigingen van kwade moslims uit alle hoeken van de Oemma.

Gevolg was dat Westergaard tot het einde van z’n dagen in een bewaakt safehouse diende te leven. Westergaard is in die zin exemplarisch omdat gelijkaardige voorbeelden van dit fenomeen regelmatig opduiken. Sindsdien is het op eieren lopen wanneer het kritiek en/of humor aangaande de islam betreft. Hierbij wordt dan ook te vaak overgeschakeld op (zelf)censuur.

Als het regent in Parijs….

De laatste decennia kwamen er regelmatig gelijkaardige gevallen in het nieuws. Soms blijft het helaas niet bij woorden: denk maar aan de beestachtige moord op de Franse geschiedenisleraar Samuel Paty. Die werd op 16 oktober vorig jaar onthoofd door een 17-jarige Tsjetsjeen omdat hij in de klas een islamkritische spotprent getoond had. En wanneer het regent in Parijs, dan druppelt het ook bij ons. Zo opende de Karel de Grote Hogeschool te Antwerpen in december een onderzoek naar een docent die tijdens een les over het thema ‘rechten en vrijheden’ een islamitische spotprent had getoond.

Er kwam protest van sommige studenten en de directie stelde ‘dit te begrijpen’. In een Molenbeekse gemeenteschool werd een leraar een tijd geschorst, omdat hij een spotprent van een naakte Mohammed aan zijn leerlingen liet zien. Maar ook onschuldige parodieën van leerlingen worden verdacht. Zo haalde het Sint-Aloysiuscollege in Menen vorig schooljaar na bedreigingen een filmpje offline waarin de zesdejaars spot dreven met godsdiensten. Het filmpje van de jaarlijkse ludieke praesidiumvoorstelling dateerde al van het schooljaar 2015-2016.

Dhimmitude

Die draaide rond goden uit de antieke mythologie. Er was te zien hoe een ‘god’ het podium opkomt, ondersteund door rapmuziek maar ook door een geluidsfragment met verzen uit de Koran. De directie ging overstag voor de dreigementen die vijf jaar na datum online de kop opstaken en verklaarde op de koop toe ‘zich als eindverantwoordelijke te verontschuldigen bij wie zich gekwetst voelt door de inhoud.’ Het toont hoe de dhimmitude volledig in ons onderwijs is binnengeslopen.

Het zijn voorbeelden van censuur op school die doen denken aan de tijden dat de paters en nonnen met vrome tucht de plak zwaaiden in de colleges. Het is een tijd die door de ontzuiling en de ontkerkelijking tot het verleden behoort. Het feit dat er klachten binnenkwamen over een spotprent of een filmpje waarin een tiental 17‑jarigen een komisch toneeltje spelen omdat dit de islam zou beledigen, klinkt waarschijnlijk zoals de klachtenbrieven die in de jaren 80 naar de BRT gezonden werden door katholieke pilaarbijters die zich stoorden aan het uitzenden van het nummer ‘Bakske vol met stro’ van Urbanus.

Wouter Deprez

Sinds Kurt Westergaard zijn zulke grieven geen te negeren gegeven uit de marge van het nieuws meer. Het grote verschil is natuurlijk dat daar waar de katholieke klagers zich beperkten tot jeremiëren, moslims afkomen met online beschuldigingen (het ondertussen gekende riedeltje van ‘racisme’ en ‘islamofobie’) tot zelfs regelrechte dreigementen (‘bombardeer die school’).

Bij deze vraag ik me af hoeveel brandbrieven en bedreigingen onze scholen het afgelopen decennium hebben binnengekregen vanwege katholieken die zich beledigd voelden nadat een leraar een spotprent toonde of een leerling een lacherige opmerking maakte over het christendom? Die zijn waarschijnlijk op één hand te tellen. De hedendaagse katholiek kijkt amper om als zijn religie op de korrel wordt genomen en bespot, ook al is het op manieren die soms bedenkelijk zijn.

Een humoristische bijdrage gebaseerd op ons geloof wordt door ons zelfs gesmaakt, denk bv. aan de sketches die Wouter Deprez in diezelfde periode als de cartoons van Westergaard op het theater bracht met zijn humoristische lezing van het evangelie. Z’n komische insinuaties als zou Jezus met Zijn apostelen ribbekes à volonté zijn gaan eten als laatste avondmaal, maar ze helaas moesten plaatsnemen aan een tafel bij de toiletten en de Messias zodoende Zijn servet in de neusgaten stak, deden maar weinig Vlaamse katholieken doodsverwensingen schrijven naar Wouter Deprez.

De Meiden van Halal

Om bepaalde redenen is het altijd vanuit islamitische hoek dat er kritiek komt op dit soort van creatief omgaan met religie en hun geschriften. De islam beschouwt de Koran dan ook als een letterlijk door Allah zelf opgesteld boek. Een scheiding tussen het wereldlijke en het geestelijke domein is volgens het wezen van de islam in strikte zin onmogelijk. En helaas handelen (nog te) veel moslims in West-Europa naar dit dogma en is iedere vorm van godsdienstkritiek dus meteen verdacht en een verderfelijke vorm van blasfemie.

Het archetype hierbij is de in Nederland fel gemediatiseerde rel uit 2007 tussen cabaretier Hans Teeuwen en de Meiden van Halal, die zich beledigd voelden door de seksuele toespelingen jegens hen vanwege Teeuwen in een van diens optredens. Ik raad u aan om het desbetreffende ‘interview’ eens te (her)bekijken. Want ondanks het feit dat de aanleiding vanwege Teeuwen maar van een bedenkelijk niveau was (maar over smaak valt nu eenmaal te twisten), snijden zijn replieken op de verontwaardiging van deze gesluierde dames stevig hout.

Teeuwen verdedigt er met verve de vrije meningsuiting, die ieder op dit continent als onvervreemdbaar recht draagt, maar voegt er ook aan toe dat vrije meningsuiting in twee richtingen werkt. Ook de ander kan iets zeggen wat jij niet vindt kunnen, dat is nu eenmaal de wederkerigheid van algemene rechten. Dit impliceert dus dat in een vrije samenleving men best ook veel verklaringen met een korrel zout dient te nemen en een dikke huid dient aan te kweken. Het alternatief is immers dat we constant onder de paraplu van de kritiekvrije echokamer zouden leven, cf. het concept van de safe spaces, nog zo’n woke-gegeven dat overgewaaid is vanuit de Verenigde Staten.

Tact en beleefdheid

Maar het is niet omdat je het recht op vrije meningsuiting hebt, dat het daarom gepast is om alles altijd en overal te moeten rondbazuinen. Het is niet omdat ik het recht heb om iemand te beledigen, dat ik daarom mijn buurman als ik hem moet uitmaken voor scheefgezakte meelzak. Er bestaat ook nog altijd zoiets als tact en beleefdheid, wat een cultureel bepaald complex gegeven en soms subtiel spel is. Alles mag dus te allen tijde gezegd worden, maar daarom moet het ook niet ten allen tijde gezegd worden. Maar laat dat vooral over aan het eigen inzicht en inlevingsvermogen van de boodschapper, in plaats van bepaalde uitingen van bovenaf formeel of informeel aan banden te leggen.

Ik kan lachen met m’n eigen politieke en religieuze overtuiging, zoals ik ook met mezelf lach alsook met m’n vrienden, van welke gezindte ze ook zijn, en omgekeerd kunnen anderen ook met mij spotten. Kunnen lachen met je eigen ideologie is een van de kenmerken van een levensbeschouwelijke houding die onbevangen in het leven staat. Dat impliceert echter niet dat ik waarde(n)loos zou zijn. Ik heb wel degelijk overtuigingen die ik als absoluut beschouw en die ik nooit zou relativeren in de zin dat ik ze zou afvlakken of afzwakken.

‘De vrijheid om te twijfelen’

Maar zelfs absolute waarden moet je kunnen relativeren in de zin dat je ze in relatie zet tot andere, al dan niet tegenstrijdige, waarden die ook spelen binnen deze geografische ruimte en dit tijdsgewricht. Zelfs over je diepste overtuigingen moet je kritisch kunnen reflecteren, tot zelfs twijfelen toe. Het is hetgeen Rik Torfs ‘de vrijheid om te twijfelen’ noemde. Twijfel leidt immers niet per se tot een verzwakking van je ideeën, maar kan omgekeerd ook net leiden tot een versteviging.

Als mijn levensvisie zou wankelen door de (gemakkelijke) grapjes van anderen, dan zou mijn overtuiging ofwel erg zwak zijn, ofwel niks anders dan een loze modegril. Er zijn genoeg mysteries binnen de eigen levensbeschouwing, genoeg losse eindjes binnen de eigen samenhang der ideeën, waar je over kan en soms wel moet tobben en twijfelen. Het zijn misschien net die losse eindjes die het denken en leven interessant maken. De externe kritiek van buitenstaanders is daar ondergeschikt aan.

Roosmarijn Beckers studeerde geschiedenis aan de KU Leuven en volgde er ook een lerarenopleiding geschiedenis, kunst en muziek. Ze is lid van het Vlaams Parlement voor Vlaams Belang en moeder van drie kinderen.

Commentaren en reacties