JavaScript is required for this website to work.
post

Paul Van Orshoven over de nota-Di Rupo

Doorbraak redactie31/8/2011Leestijd 7 minuten

Met Paul Van Orshoven, publiekrechtspecialist, bekijken we het Belgische labyrint door de ogen van de ‘techneut’ die feiten verkiest als basis voor zijn analyse.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

‘Ik geef alleen commentaar als vakman’, tekent Paul Van Orshoven bij het begin van zijn gesprek met Doorbraak de krijtlijnen. ‘Al heb ik uiteraard een politieke mening, maar die doet hier niet ter zake.’ Van Orshoven handelt duidelijk niet als de BV’s die over alles ideeën willen spuien. Hij wil staven, zonder gratuite meningen te verkondigen. Maar strikte feiten zijn geen synoniem van nietszeggendheid.

Van Orshoven is gewoon hoogleraar en decaan van de Leuvense rechtsfaculteit. Omdat de grondwet tot zijn werkterrein behoort en hij tot een van de specialisten ter zake wordt gerekend, komen we hem geregeld tegen in de pers. Voor vele journalisten geldt de regel: ‘Hoe zou dat grondwettelijk in elkaar zitten? Even Van Orshoven bellen.’ Bijvoorbeeld wanneer de koning op 20 juli een opgemerkte toespraak houdt voor de televisie.

Colloque singulier
Van Orshoven lijkt er nog niet helemaal van bekomen, want heel vroeg in ons gesprek gooit hij dat moment spontaan zelf op tafel. ‘Onze politici hebben het de jongste jaren steeds moeilijker met ons ingewikkeld grondwettelijk bestel. Wat is bijvoorbeeld het zogenaamde colloque singulier?’ Het is geen examenvraag, want hij geeft het antwoord zelf. ‘De koning kan en moet indien nodig zijn ministers waarschuwen. Maar in een parlementaire monarchie doet hij dat binnenskamers. Die ministers onthouden zich dan weer van publieke commentaren daarover. Maar de ghostwriter van de koning vergaloppeerde zich bij de 21 juli-toespraak schromelijk. Wie de koning zo’n speechen laat uitspreken, weet blijkbaar ook niet meer hoe het spel wordt gespeeld.’

Van Orshoven geeft toe dat het ook amper uit te leggen is dat de koning koning is, maar in feite niets te zeggen heeft. ‘Le roi règne, mais ne gouverne pas’, is niet alleen een moeilijke zin voor niet-Franstaligen. Van Orshoven: ‘In het boek dat De Standaard in 2008 uitgaf over de aanslepende onderhandelingen citeerden politici ruim uit gesprekken met de koning. Toen bleek al hoe lek dat colloque singulier is geworden. Nu weet zelfs het paleis niet meer wat het betekent.’

Onze gesprekspartner begint te mijmeren. ‘Zouden de spelers de spelregels nog wel aankunnen ? Meer pertinent: zijn die regels eigenlijk nog wel van deze tijd ? Mijn dochter van vijftien is dol op het fenomeen prinsen en prinsessen, maar ik kan haar niet overtuigen van de legitimiteit van zo’n driehoeksverhouding: een monarchie, bovendien erfelijk en alsnog gekoppeld aan een democratie. What’s the use?’

Als het systeem niet meer wordt begrepen, moet het dan niet worden aangepast? Van Orshoven stelt zich die vraag ook. ‘Je moet dan minstens één van de drie pijlers hervormen. Je geeft de koning een zuiver protocollaire functie of je schaft de erfelijkheid af, maar dan kom je natuurlijk uit op een presidentieel systeem.’ De derde optie, de erfelijke monarchie bewaren en de democratie afschaffen, laat hij wijselijk buiten beschouwing.

Een niveau extra
In andere interviews vond Van Orshoven dat België niet meer werkt. Een woordje uitleg. ‘Daar is ook wel een verklaring voor. In een klassieke eenheidsstaat heb je het lokale, het nationale en het Europese niveau; allemaal behoorlijk overzichtelijk. Beleidsmakers kunnen daar voornamelijk met inhoud bezig zijn en verliezen geen tijd met bevoegdheidsvragen. Wij daarentegen kennen gemeenten, provincies, gewesten, gemeenschappen, de federatie én Europa. En vooral, geen enkel beleidsniveau is exclusief voor één totaalpakket bevoegd. Bovendien bevinden veel sleutels zich nog in federale, lees Belgische, handen en daar vindt men vaak geen consensus meer. Vele politici hebben zelf meermaals gezegd dat een aantal essentiële zaken op federaal niveau niet meer op te lossen zijn, gewoon wegens te uiteenlopende voorkeuren.’

Een mens zou denken dat het schrappen van één niveau, het Belgische bijvoorbeeld, een hoop ellende doet wegvallen. ‘Dat zou inderdaad de zaken duidelijker maken. Ook de deelstaten afschaffen zorgt voor meer homogeniteit. Maar een duidelijker afbakening van de respectieve speelvelden zou ons al een heel eind verder brengen.’ In een ander vraaggesprek verwoordde Van Orshoven het plastisch: ‘Het probleem van de niet-homogene bevoegdheden is als dat grapje over de Engelsen die overwegen rechts in plaats van links te rijden en het eerst voorzichtigjes willen proberen met de vrachtwagens alleen.’ Dat rommeltje is geen toeval, denkt Van Orshoven. ‘Men is bij de defederalisering zelden voluit gegaan. Het gebeurde altijd schoorvoetend, telkens met voorbehoud van de essentie aan het Belgische niveau. Macht afgeven gebeurt nooit volhartig.’

Stukjes-en-brokjes
Zit er beterschap in de contouren van wat Di Rupo vandaag als model voor het nieuwe België voorstelt? ‘Veel geblaat en weinig wol’, vindt Van Orshoven. ‘Di Rupo komt niet uit de stukjes-en-brokjes-aanpak. Waar zitten de betekenisvolle bevoegdheidsoverdrachten, waar de homogene beleidspakketten?’

In één van zijn vakgebieden, het procesrecht, zorgen de verschillen tussen noord en zuid in elk geval voor een ondermaatse rechtsbedeling. ‘Stefaan De Clerck zegt nu dat hij prioritair werk wil maken van de hervorming van justitie. Maar hij was al minister van Justitie in de periode Dutroux.’ Iedereen wil een betere werking van ons rechtssysteem, maar het komt er niet van. ‘De Walen willen dat natuurlijk ook. Maar Walen en Vlamingen gaan voor verschillende oplossingen en dus gebeurt er niets. In Vlaanderen vindt men bijvoorbeeld dat hoger beroep moet worden beperkt om zo de eerstelijnsrechtspraak te responsabiliseren. Voor de Franstaligen is dat uitgesloten, de tweede aanleg is heilig. Zo ook de integratie van de rechtbanken of de omvang van de rechtsgebieden, daarover denken noord en zuid anders. Ik heb respect voor beide visies, maar ze zijn onverzoenbaar.’

Vanwaar die weigering om een transparant systeem op poten te zetten? ‘De Franstaligen blijken te redeneren: wij vinden dat Belgisch beleid, waarin we veel in de pap mogen brokken, nog zo slecht niet. Bovendien, om het zelf te doen, hebben we het geld niet. Maar ook als we het kunnen betalen, is het prettiger om dat op federale, dus voornamelijk Vlaamse kosten te doen. Aan deze kant van de taalgrens zijn er dan weer politici – in alle partijen, hoor – die bang zijn dat Vlaanderen rechtser is dan België. Tja, dan krijg je natuurlijk een coalitie die niet echt aandringt op defederalisering van belangrijke bevoegdheidsdomeinen …’

Eerst Vlaams overleggen
Voor Van Orshoven zijn er technieken om meer druk te leggen op de Franstaligen. ‘Men kan beslissen dat de Vlaamse ministers in de Belgische regering vooraf – onder elkaar of met de Vlaamse regering – hun houding bepalen. Nu bellen ministers tijdens kabinetszittingen ook naar hun partijhoofdkwartier om te vragen wat ze moeten doen.’ ‘Stromannen in de federale regering die onder feitelijke curatele van de Vlaamse regering wordt geplaatst’, noemde hij hen ooit. Een andere techniek: duidelijk maken dat Vlaanderen er bij gebrek aan vooruitgang zal uitstappen. Van Orshoven herinnert zich dat de Franstaligen in 2007 een stuk weerbarstiger werden toen Vlaamse politici over hun voeten struikelden om te bevestigen dat ze België niet in vraag zouden stellen. ‘Het signaal dat het noorden de federatie verlaat als de Franstaligen dwars blijven liggen, zou allicht helpen. Maar de daarvoor vereiste, hardnekkige Vlaamse eensgezindheid is er kennelijk niet. Tja, dan lacht de overkant in zijn vuist. Die gaat ervan uit dat als ze het been lang genoeg stijf houden, de Vlamingen toch toegeven.’

Elke vergelijking loopt ergens wel mank, maar Van Orshoven wil toch het beeld van een huwelijk oproepen. ‘Als een van de partners vindt dat het zo niet verder kan, maar duidelijk maakt dat hij of zij onder geen beding wil scheiden, dan vrees ik dat die aan het kortste eind zal trekken.’

Is het niet de hoogste tijd om de communautaire blokkeringen even opzij te schuiven en snel een regering te vormen om aan de echte problemen te beginnen? ‘Ja, kijk, ik wil onze politici graag ernstig nemen. Ze zeggen al een hele poos dat een grondige staatsombouw essentieel is om die echte problemen echt aan te kunnen pakken. Hoe kan je dan vandaag komen vertellen dat de staatsombouw even in de koelkast moet omdat je de echte problemen moet aanpakken ? Die logica ontgaat mij, om eerlijk te zijn.’

Brussel
Op een studiedag van de Leuvense denktank Vives lanceerde Van Orshoven een eenvoudige oplossing voor Brussel. ‘Laten we gewoon teruggrijpen naar de situatie van 1830. We maken van Brussel één gemeente die alles regelt en onder toezicht staat van de federale regering. Het Brusselse gewest schaffen we dan gewoon af. Dat is het model van Washington DC, een gebied met eigen bestuur dat geen deelstaat vormt. De centrale overheid controleert, maar bemoeit zich zo weinig mogelijk.’ Deze zuivere en werkbare oplossing is natuurlijk politieke sciencefiction. De nota-Di Rupo gaat net de andere richting uit. ‘Ja, dat klopt. Technisch goede oplossingen blijken in dit land politiek onhaalbaar.’ Daarmee tekent Van Orshoven in één zin het drama van België.

Rest dan alleen de splitsing van het land als oplossing voor de onbestuurbaarheid? Van Orshoven: ‘Dat is een politieke keuze, die laat ik aan anderen. Het zou natuurlijk de overlappingen grotendeels wegwerken.’ Is zo’n splitsing technisch mogelijk? Van Orshoven blijft in z’n rol. ‘Zo’n scenario is altijd revolutionair, maar dat kan ook geweldloos. En uiteraard is dat ongrondwettig, maar het is het lot van elke grondwet dat zij terugkomt op de vorige. Als de partijen het daarover eens zijn, wordt dat gewoon doorgevoerd. Maar zelfs bij een eenzijdig afgedwongen onafhankelijkheid, moet er uiteindelijk een akkoord komen. België werd een onafhankelijk land in 1830, maar pas in 1839 werd dat proces afgerond in een verdrag met Nederland.’
 

ONTWETTING EN WETIQUETTE

Van Orshoven wacht niet altijd tot de vragen worden gesteld. Hij weidt bij zijn antwoorden uit en zo komen we ook wel eens bij thema’s buiten het institutionele. De vaststelling bijvoorbeeld dat vernietigingen van de Raad van State zeer vaak over procedurekwesties gaan. ‘Procedures zijn belangrijk, want waarborgen een correcte behandeling. Maar ze worden zo ingewikkeld, dat het soms te moeilijk wordt ze te volgen, zelfs als ze logisch zijn.’

Van Orshoven verduidelijkt met beeldspraak. ‘Je kan alles in een regel vatten, maar als hij te ingewikkeld wordt, is hij niet meer toe te passen. Wat volgt er op 1,2,3?’ Een mens zou zeggen 4, 5, 6. ‘Neen, 5, 6,7. Je moet er na de reeks van drie één weg laten. En wat komt er dan?’ 9, 10, 11 zou logisch zijn. ‘Neen, het is 10, 11, 12. Na de tweede reeks vallen er twee weg.’ We hebben het door. Dan volgt natuurlijk 16,17, 18. ‘Neen, deze logica zegt dat het aantal dat wegvalt het dubbele is van vorige keer. Nu dus vier stuks, wat ons brengt bij 17, 18, 19.’ We durven niet meer vermoeden dat daarna een gat van acht valt. ‘Inderdaad, want na elke vier reeksen keert het systeem weer om. Nu dus weer twee wegvallers.’ Van Orshoven heeft z’n punt gemaakt. ‘Een rechtsregel moet zorgen voor gelijkheid en voorspelbaarheid. Maar als de regels niet meer hanteerbaar zijn, krijgen we problemen met de rechtsstaat. En uiteraard komt er dan een inflatie aan controleurs bovenop.’

We kennen een minister van Administratieve Vereenvoudiging. Ook Van Orshoven pleit voor ontwetting en wettiquette. Het eerste dringt het aantal regels terug, het tweede voert de kwaliteit ervan op. ‘Maar het wil maar niet lukken: telkens opnieuw worden er karrenvrachten nieuwe en onduidelijke regels ingevoerd. We kennen een wet die gsm’en tijdens het autorijden verbiedt. Maar in het verkeersreglement staat al dat een chauffeur achter het stuur niets mag doen dat gevaarlijk is. Met dat gsm-verbod voerde men een al bestaande regel nog eens in.’ Ooit volstond het begrip goede huisvader om te bepalen wat onrechtmatig is en wat niet. Nu moet alles in detail worden uitgeschreven. Misschien logisch in een samenleving met steeds meer tegenstrijdige waarheden en minder consensus over goed en fout? We beseffen dat we nu een heel diepe discussie aansnijden en laten de zaak noodgedwongen rusten.

De redactieploeg van Doorbraak bestaat uit een grote groep redacteuren. Standpunten en andere artikelen kunnen verschijnen als "De Redactie". Uiteraard betekent dit niet dat al onze redacteuren per definitie aan deze standpunten gebonden zijn.

Commentaren en reacties