JavaScript is required for this website to work.
post

Peilingen 2014 gepeild

Deel 1 - 'Betrouwbare' en 'onbetrouwbare peilingen'

Frank Thevissen23/6/2014Leestijd 5 minuten

‘De N-VA heeft Vlaams Belang volledig leeggezogen en dat zegt ook veel over de nieuwe achterban van N-VA’. Nog dezelfde avond van de verkiezingen verspeidde Karel De Gucht (Open VLD) via Belga zijn lezing van de verkiezingsresultaten. De simplistische diagnostiek van De Gucht bracht sommigen snel in de verleiding N-VA van ‘foute electorale winst’ te beschuldigen. Maar hield die evaluatie ook steek? 

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Doorbraak ging op zoek naar het antwoord en vond niet meteen harde bewijzen die de stelling De Gucht bijtreden. Tegelijkertijd maken we ook de balans op van de waarde van de slotpeilingen voor de Kamerverkiezingen van 25 mei 2014 en evalueren we de electorale prognoses die Doorbraak voor de verkiezingen publiceerde.

1 – Het voordeel van de twijfel

Ogenschijnlijk hebben de peilingen het er dit keer zonder veel kleerscheuren vanaf gebracht. Maar klopt die inschatting? Emeritus hoogleraar Jaak Billiet stelde vast dat ‘sommige’ peilingen er op zondag 25 mei ‘niet zo ver naast zaten’ en de ‘ene al betrouwbaarder blijkt dan de andere.’ Maar hoe evalueer je een traditionele slotpeiling – een ‘representatieve’ momentopname – die, vlak voor verkiezingen, nog een kwart onbesliste kiezers bevat? En wat heet ‘betrouwbaar’ in deze? Kan de betrouwbaarheid van een ‘momentopnamepeiling’ worden afgemeten aan de verkiezingsuitslagen?

Hoewel het logisch lijkt om peilingen, die op een steenworp voor verkiezingen worden afgesloten, af te rekenen op de verkiezingsresultaten, worden er in ons land geen prognostische peilingen uitgevoerd. Febelmar, de beroepsfederatie van marktonderzoeksbureaus raadt prognostisch onderzoek ten stelligste af, onder meer omwille van ‘het gebrek aan ervaring van de onderzoekbureaus’.

De enige die zich in de aanloop van de verkiezingen aan een échte voorspelling waagde was de Gentse politicoloog Nicolas Bouteca. Al in februari 2014 maakte hij, in opdracht van Le Vif/L’Express, zijn ‘pronostics’ bekend. Conclusie: ‘l’Open VLD, le sp.a et le Vlaams Belang sont en difficulté.’ Of die conclusies, behalve buikgevoel, nog op andere gegevens steunde liet het weekblad in het midden. Bouteca’s educated guess week uiteindelijk 10 zetels (op 87) af voor de Kamer en 22 (op 124) zetels voor het Vlaams parlement. Niet eens onverdienstelijk. Er waren peilingen die het er slechter vanaf brachten.  

Twee dagen na de verkiezingen van 25 mei, pleitte zijn collega, Dave Sinardet, om ‘beter geen opiniepeilingen meer te publiceren in de week voor de verkiezingsdag’. ‘Al helemaal niet als het (…) peilingen zijn met een twijfelachtige methodologie.’ Dat laatste signaal was duidelijk bestemd voor Ipsos en Dedicated die hun electorale peilingen al jaren uitvoeren via het internet: in de ogen van nogal wat Vlaamse politicologen en methodologen nog steeds een verwerpelijk instrument om de electorale tussenstand van het land te meten. Ondertussen kunnen we op basis van de uitslagen zowel de telefonische als online slotpeilingen op hun merites beoordelen. We doen dit hoofdzakelijk aan de hand van de verkiezingsresultaten voor de Kamer, omdat de pre-electorale analyse van de electorale in- en uitstroom op basis van het iVox online panel (zie de reeks ‘De Glazen Bol‘ in Doorbraak van 19 tot 22 mei 2014) enkel de krachtverhoudingen van de Vlaamse partijen op federaal niveau onderzocht. Op basis van die gegevens brachten we – zeven maanden voor de stembusgang – alle electorale trends in kaart en liepen we vooruit op de federale verkiezingsuitslagen van 25 mei 2014. Ook hier dus tijd voor een evaluatie van die resultaten. 

2 – Small maar niet noodzakelijk beautiful: de provinciale peilingen van VTM, Het Laatste Nieuws en De Morgen

Vlak voor de verkiezingen gaven VTM, Het Laatste Nieuws en De Morgen aan het marktonderzoeksbureau Ipsos de opdracht om eenmalig de electorale krachtverhoudingen in de Vlaamse provincies te peilen. Een nuttige oefening, zeker wanneer er simulaties van zetelverdelingen worden berekend. Tussen 5 en 16 mei selecteerde het marktonderzoeksbureau via haar online panel 540 kiezers per provinciale kieskring, telkens aangevuld met 60 telefonische interviews bij 75-plussers.

Gemiddeld weken die provinciale peilingen voor de Kamer 15,9 procentpunten – omgerekend, een equivalent van 16 op 87 Kamerzetels – af van de reële verkiezingsuitslagen. (illustratie 1)

Gecumuleerde afwijking per provinciale kieskring Ipsos online panel t.o.v. de verkiezingsuitslag Kamer 25.05.2014.

In ons land zijn slotpeilingen met een totale afwijking van 15 tot 20 procentpunten ten opzichte van verkiezingsuitslagen geen uitzondering, maar veelal regel. Dat is – onder meer – het onvermijdelijke gevolg van de kleinschaligheid van de steekproeven (gebruikelijk tussen 500 en 1.000 respondenten) en de daarmee samenhangende ruime statistische foutenmarges. Ter illustratie: op basis van 576 respondenten schommelde de gepeilde N-VA-score van Ipsos voor de Kamer 2014 in de provinciale kieskring Antwerpen (34,8%) statistisch nog altijd tussen 30,9 en 38,7 procent.

Dit maakt meteeen duidelijk waarom zulke kleinschalige steekproeven niet veel meer dan de (virtuele) electorale bandbreedte kunnen aangeven. Dikwijls laten gepeilde resultaten zelfs niet toe om de electorale tendenzen correct in te schatten. Journalisten die op basis van de resultaten vaststellen dat partijen ‘rake klappen krijgen’ of ‘uit het dal klimmen’ gebruiken een zonnewijzer als chronometer.

Overigens zijn de foutenmarges die redacties in hun kolommen vermelden, louter theoretisch. Ze gelden immers enkel voor peilingen op basis van zuivere toevalssteekproeven. Zowel de telefonische peilingen van TNS (VRT/De Standaard) als de peilingen via de online panels van Ipsos (VTM/De Morgen/RTL-TVI/Le Soir) en Dedicated (La Libre/RTBF) komen tot stand via (her)weging van de scores. De foutenmarges van die gemodelleerde resultaten kunnen zelfs niet worden berekend en hooguit een indicatie worden beschouwd.

De voorspelde 29,8 procent voor de N-VA (Kamer) in een andere slotpeiling van Ipsos (in opdracht VTM, De Morgen, RTL-TVI, Le Soir) gaf statistisch bijgevolg niets anders weer dan de 31,1 procent die de slotpeiling die TNS net daarvoor becijferde. Het verschil zat enkel in de misleidende redactionele duiding: ‘voor het eerst sinds de verkiezingen van 2010 duikt N-VA met 29,8 procent onder de grens van 30 procent. (…) Dat N-VA federaal de verkiezingen wint, is niet langer een uitgemaakte zaak’, aldus een gedramatiseerd bericht in De Morgen, twee dagen voor de verkiezingen. (Overigens zakte N-VA in de TNS-peiling van oktober 2013, met 27,9 procent, ook al een keer eerder onder die grens.) Met een (theoretische) ondergrens van 27,0 procent en een bovengrens van 32,6 procent, was die ‘duik’ statistisch betekenisloos, net zoals de stellige voorspelling in het VTM-journaal van 23 mei: ‘Bart De Wever en de N-VA halen net geen 30 procent van de stemmen zondag.’

3 – Kiezers van het laatste oordeel

Eén keer op drie (12 op 36) vielen de verkiezingsresultaten voor de Kamer in de Vlaamse provinciale kieskringen buiten de foutenmarge van de Ipsos-peilingen. Die buitenbeentjes geven meteen een goed beeld van electorale verschuivingen die de provinciale Ipsos-peilingen, twintig tot negen dagen voor de verkiezingen, niet aangaven.

In alle provincies onderschatte de Ipsos-peiling het verkiezingsresultaat van N-VA. In de provinciale kieskringen Antwerpen (4,6 procentpunten onderschatting), Vlaams-Brabant (6,6 procentpunten onderschatting), Oost- en West-Vlaanderen (resp. 5,8 en 6,0 procentpunten onderschatting) eindigde de verkiezingsscore telkens hoger dan de bovengrens van het betrouwbaarheidsinterval.

Voor Vlaams Belang toonden de peilingen het omgekeerde beeld: in alle provincies overschatte Ipsos de score van de partij. In de provincies Limburg (2,7 procentpunten overschatting), Oost- en West-Vlaanderen (resp. 4,0 en 3,9 procentpunten overschatting) eindigde Vlaams Belang op 25 mei, telkens lager dan de ondergrens van het betrouwbaarheidsinterval.

Behalve in Vlaams-Brabant, bleef de vooropgestelde winst van de PVDA overal onder de verwachtingen. In Limburg (2,3 procentpunten overschatting) en Oost- en West-Vlaanderen (resp. 2,2 en 2,4 procentpunten overschatting) eindigde PVDA telkens lager dan de ondergrens van het betrouwbaarheidsinterval.

De slotpeiling van Ipsos stelde in Limburg ook nog flink verlies in het vooruitzicht voor sp.a: ‘sp.a is met 13,9 procent in de Kamer (…) nog maar een schim van wat rood ooit voorstelde in de provincie van Willy Claes en Steve Stevaert’, concludeerde De Morgen op 21 mei. Uiteindelijk eindigde de sp.a Limburg met 17,7 procent (Kamer), slechts 0,4 procentpunt lager dan in 2010 (18,1%).

De provinciale peilingen van Ipsos identificeerden weliswaar de gedoodverfde winnaar (N-VA) en grootste verliezer (Vlaams Belang), zonder evenwel de reële omvang van winst en verlies in kaart te brengen. Voor de hoofdlijnen van de verkiezingsresultaten hoefden we overigens niet te wachten op de slotpeilingen. Zowat alle 40 tussentijdse peilingen die de drie maatgevende politieke marktonderzoeksbureaus – TNS, Ipsos en Dedicated – tussen 13 juni 2010 en 25 mei 2014 publiceerden, wezen al in dezelfde richting van die trends.

Met ruim 20 procent onbesliste kiezers in alle provincies – percentages becijferd door Ipsos – hielden de provinciale peilingen bovendien nog een flinke slag om de arm om het verschil tussen de peilingsresultaten en de verkiezingsuitslagen te verklaren aan de hand van de verschuivingen die tijdens de laatste negen dagen voor de verkiezingen optraden.

Maar zorgde de onbesliste kiezer in laatste instantie daadwerkelijk voor de uitvergroting van de winst van N-VA? En waarom onderschatten de slotpeilingen het opmerkelijke verlies van Vlaams Belang? Werd die partij daarbij effectief opgeslokt door N-VA? In het tweede deel gaat Doorbraak op zoek naar de antwoorden en ontrafelen we de échte verrassing van de verkiezingen 2014.

Frank Thevissen (1962) is doctor in de communicatiewetenschappen en was tot 2008 als hoofddocent strategische communicatie verbonden aan de VUB. Hij is de ontwikkelaar van De Stemmenkampioen en publiceerde o.a. 'Media en journalistiek in Vlaanderen: kritisch doorgelicht', 'De vierde onmacht: journalisten, politici en critici over media en journalistiek' en 'Het is maar een peiling'.

Commentaren en reacties