JavaScript is required for this website to work.
post

Pensioensysteem opkuisen?

Danny Geerts19/9/2017Leestijd 5 minuten

pensioen

pensioen

foto ©

Danny Geerts houdt een pleidooi voor een pensioen met punten.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De start van de discussie over ‘het pensioen met punten’ in het Nationaal Pensioencomité (een tripartiet overlegorgaan) kreeg recent minder aandacht. De verwarring over de punctuele pensioenmaatregel uit het Zomerakkoord kaapte alle attentie weg.

De Commissie Pensioenhervorming 2020-2040, geïnstalleerd in april 2013 onder de regering-Di Rupo, had in haar rapport van juni 2014 een samenhangende visie ontwikkeld over een grondige hervorming van het Belgische pensioensysteem. Het regeerakkoord van de regering-Michel heeft dat voorstel in principe overgenomen. Alle tot nu genomen pensioenmaatregelen van de regering-Michel zijn van het punctuele type en staan los van de eventuele globale hervorming. Die zou trouwens maar ingaan in 2025 of 2030.

The devil is in the details

De Commissie pensioenhervorming stelt voor:[1]

  • mensen bouwen tijdens hun actieve leven een aantal pensioenpunten op
  • het totaal aantal verworven pensioenpunten wordt op het moment van pensionering omgezet in een maandelijks pensioen in euro met behulp van de eenvoudige formule:  pensioen = aantal opgebouwde punten x correctiefactor x waarde van het punt.

Een ‘normale’ referentieloopbaan bedraagt bijvoorbeeld 45 jaar.[2] Wie langer werkt, krijgt een correctiefactor groter dan 1 en wie minder langt werkt een correctiefactor kleiner dan 1. De concreet toe te passen correctiefactor zou afhangen van de levensverwachting.[3]

Eén pensioenpunt zou bijvoorbeeld kunnen worden toegekend aan iemand die gedurende een jaar het gemiddelde bruto-inkomen heeft verdiend. In welke mate meer en minder punten worden toegekend aan meer- en minderverdieners valt te bepalen.

Aan mensen in een zwaar beroep kunnen eventueel additionele punten worden toegekend op het moment dat ze dat beroep uitoefenen.

De waarde van een punt wordt vastgelegd op het moment van pensionering en linkt het pensioen aan de op dat moment geldende levensstandaard.

‘Op het eerste gezicht zou men kunnen denken dat aan de jongeren het meeste zekerheid wordt geboden door nu reeds vast te leggen wat de geldelijke tegenwaarde van een verworven punt in de toekomst zal zijn. Maar dat is een grote misvatting. In de eerste plaats kunnen we nu nog niet weten wat de sociale en economische waarde van een bepaald geldbedrag in de toekomst zal zijn. Het is mogelijk dat de economie zo sterk gegroeid is dat dat bedrag mij maar net boven (of onder) de armoedegrens zal brengen. Het is echter ook mogelijk dat de economie is ingestort en dat het mij beloofde pensioenbedrag overeenkomt met een zeer hoge levensstandaard in de toekomst. We weten nu echter nog niet welke van die mogelijkheden zich zal realiseren. Om een verzekering te bieden tegen dat risico is het vanuit welvaartsstandpunt beter het beloofde toekomstige pensioen te koppelen aan het toekomstige arbeidsinkomen.’

‘In de tweede plaats is het onmogelijk nu reeds te bepalen wat de economische mogelijkheden in de toekomst zullen zijn. Wanneer nu genereuze beloften gedaan worden, en de economische toestand verslechtert aanzienlijk, dan zullen die beloften niet kunnen nageleefd worden. Het is inderdaad zeer onwaarschijnlijk dat de jongeren van de toekomst zouden willen bijdragen voor het pensioen van de toekomstige ouderen (de huidige jongeren) als die een veel hoger welvaartspeil zouden bereiken dan zij. Geloofwaardige beloften vereisen dus ook dat er op voorhand nagedacht wordt over mogelijke aanpassingsmechanismen wanneer de situatie zich in de toekomst wijzigt.’

‘Wanneer men reeds op pensioen is, zijn de pensioenen in principe welvaartsvast. Dat betekent dat ze geïndexeerd worden op de nominale groeivoet van het gemiddelde brutoloon in de economie. Wanneer er echter aanpassingen aan het systeem noodzakelijk zijn om de betaalbaarheid ervan te bewaken, kunnen ook de bestaande gepensioneerden hierin betrokken worden. Op de bestaande pensioenen wordt dan een zogenaamde houdbaarheidscoëfficient toegepast. Ook die aanpassingen moeten op een transparante en rechtvaardige wijze worden vastgelegd om een stabiel sociaal contract tot stand te brengen.’

‘De meest voor de hand liggende (en best voorspelbare) wijziging in de toekomst is de stijging van de levensverwachting. Het is logisch om die stijging op te vangen door een verlenging van de referentieloopbaan. Daardoor krijgen mensen een prikkel om langer te werken indien ze hetzelfde pensioen willen behouden. De zekerheid die geboden wordt aan de jongeren is dus een voorwaardelijke zekerheid: ze krijgen een pensioen dat in verhouding staat tot het gemiddelde inkomen op voorwaarde dat ze bereid zijn langer te werken wanneer de levensverwachting stijgt.’

‘Het is mogelijk dat de stijging van de referentieloopbaan niet voldoende is om het pensioensysteem betaalbaar te houden. Het is ook mogelijk dat er zich in de toekomst economische schokken zullen voordoen. Een evenwichtig aanpassingsmechanisme moet de last eerlijk verdelen over actieven en gepensioneerden. De Commissie Pensioenhervorming stelt voor om dit aanpassingsmechanisme te baseren op de z.g. Musgrave-regel. Die legt op dat de verhouding tussen het gemiddelde pensioen en het gemiddelde loon na aftrek van de bijdragen voor pensioenen constant blijft.’

Het voorgestelde model dat gebaseerd is op buitenlandse voorbeelden, is nog niet concreet ingevuld.

Op de wijze van vranke Theo

De vakbonden wijzen zulk systeem af. Het puntensysteem zou gelijk staan met een soort tombola, sociale achteruitgang, enorme onzekerheid en fundamentele onrechtvaardigheid. Grote woorden bij de start van de discussie wanneer nog geen enkele formule en parameter concreet ingevuld is.

Zekerheid op lange termijn is een dwaallicht. Wie zelf spaart voor zijn pensioen, individueel of via een pensioenfonds, is ook niet zeker van de opbrengst in de vorm van een ‘goed’ pensioen. Men heeft geen zekerheid dat de opbrengst op lange termijn even groot (of groter) zal zijn dan de welvaartsontwikkeling.

Alles is relatief op lange termijn. Zelfs als men zeker zou zijn over zijn bruto-pensioen, dan is men niet zeker over de toekomstige belastingen die eventueel een aanzienlijk deel van het pensioen kunnen afromen.

Een repartitiesysteem, waarbij de pensioenen aan de huidige gepensioneerden worden betaald met de bijdragen van de thans werkenden, betekent dat geld wordt getransfereerd tussen generaties en niet doorheen de tijd (wat bij kapitalisatie wel het geval is). Dat gelijkt op een Ponzi-constructie[4] en is daardoor erg gevoelig voor vertrouwen.

‘Een repartitiestelsel, waarbij de jongere generaties bijdragen voor de oudere, is slechts houdbaar als er binnen de samenleving voldoende vertrouwen is.’[5]

Hoe kan er zekerheid en vertrouwen zijn met betrekking tot de toekomstige pensioenen, als men regelmatig te horen krijgt dat de pensioenen onbetaalbaar (zullen) zijn en het systeem dreigt failliet te gaan. Er kan alleen lange termijnvertrouwen zijn wanneer een systeem robuust is t.a.v. sociaaleconomische en demografische onzekerheden.  Het model dat de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 voorstelt, scoort wat dat betreft een stuk beter dan het huidige systeem. Er bestaat geen truc om onzekerheid te doen verdwijnen. Grotere zekerheid voor de ene betekent meestal grotere onzekerheid voor de andere.

De discussie over een nieuw systeem bij voorbaat afwijzen, is vooral niet wijs. Het geeft de indruk dat men het niet begrijpt, wat onwaarschijnlijk is. Of men wil geen enkele verandering, ook al is het globaal bekeken een verbetering. De vakbonden in België missen geen enkele kans om zich een dinosaurusachtig imago aan te meten.

 

[1] E.Schokkaert, P.Devolder, J.Hindriks en F.Vandenbroucke, Naar een nieuw sociaal contract – Het pensioen op punten. Leuvense Economische Standpunten,  2017/162, 10.4.2017.

[2] Men laat het begrip pensioenleeftijd vallen.

[3] De correctiecoëfficiënt wordt berekend als de verhouding tussen de levensverwachting op de normale pensioenleeftijd en de levensverwachting op het effectieve moment van uittreding.

[4] Overlapping generations. Kicking the can down an endless road, The Economist 2.9;2017, p.53-54.

‘A Ponzi scheme is a fraudulent investment operation where the operator generates returns for older investors through revenue paid by new investors, rather than from legitimate business activities or profit of financial trading.’ De techniek wordt genoemd naar Charles Ponzi een oplichter in de jaren twintig in de VS.

[5] Zie voetnoot 1.

Danny Geerts (1951) is economist die geruime tijd werkzaam was op de studiedienst van de Kredietbank. Het voorbije decennium was hij wetenschappelijk medewerker bij de CD&V-fractie in het Vlaams Parlement.

Commentaren en reacties