JavaScript is required for this website to work.
post

Pieter of Herman?

Historische straatnamen politiek-correct houden, het wordt een probleem

ColumnJohan Sanctorum27/2/2019Leestijd 4 minuten

foto ©

Wat als we nu eens gewoon stopten met straatnamen te linken aan historische figuren, die we na verloop van tijd toch weer willen weggommen uit het collectieve geheugen?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Ik woon in de Mommaertsstraat te Overijse. Allicht vernoemd naar een illustere streekgenoot die ik van haar noch pluim ken. Was het een Vlaams-republikein? Prachtig. Een lokale kunstenaar? Prima. Of was het daarentegen een burgemeester-vastgoedmakelaar? Een pedofiele missionaris? Of erger nog: een koningsgezinde Belgicist? Dat is dan pech, maar eigenlijk wil ik zelfs niet weten wie die mijnheer (neem ik aan) Mommaerts was, alleen is het spellen van die naam langs de telefoon een tijdrovende bezigheid.

Namen van personaliteiten toekennen aan plekken, straten of pleinen is vandaag een heikele kwestie. De historische kritiek ligt namelijk op de loer om standbeelden van hun voetstuk te doen vallen. Dat mag, dat moet zelfs: we zijn nooit klaar met het verleden. Alleen brengt het veel stof te weeg, noopt het tot veelvuldig plaatjes wisselen, en leidt het soms tot ronduit onnozele symbolistische discussies die in de politieke sfeer een onvermijdelijke geur van opportunisme krijgen.

De ophef rond het Delwaidedok was het meest recente voorbeeld van een naam die in een paar dagen tijd compleet ‘fout’ bleek. De naam Delwaide klinkt in Antwerpen als een klok, maar nu heeft professor Herman Van Goethem uitgevist dat de Antwerpse oorlogsburgemeester Leo Delwaide inzake jodenrazzia’s toch een en ander op zijn kerfstok heeft. Zijn Joods kiespubliek indachtig, pleitte Bart De Wever onmiddellijk voor een naamsverandering, daar zelf onmiddellijk aan toevoegend dat het aanpassen aan de politieke correctheid van alle toponiemen en symbolen in de publieke ruimte onbegonnen werk is.

Congo enzo

Zo hangt het blazoen van de Spaanse Habsburgers op het Antwerpse stadhuis, dat zijn de kerels die tijdens de zogenaamde Spaanse Furie op één dag duizenden Antwerpenaren afslachtten. Ook de Carnotstraat, genoemd naar Lazare Carnot, een generaal in het leger van Napoleon Bonaparte die complete Antwerpse wijken in de as deed leggen, mag haar naam houden: te lang geleden zegt historicus De Wever, uit het collectief geheugen gewist. Tja. En dan hebben we het nog niet gehad over de namen die aan het bedenkelijke Belgische koloniale verleden herinneren, van de Coquilhatstraat (goeverneur-generaal Camille Coquilhat, rechtstreeks verantwoordelijk voor het gewelddadige beleid op de rubberplantages van Leopold II) tot de Baron d’Hanislaan (notoire rubberbaron, ook betrokken bij de afgehakte handjes). Het De Coninckplein is dan weer een speciaal Aantwaarps geval: officieel genoemd naar Pieter, de vrijheidsheld uit de Guldensporenslag, maar voor de linkshangende Sinjoren een herinnering aan naamgenoot Herman, de gestorven Vlaamse dichter en levensgezel van Kristien Hemmerechts die daar tot op vandaag haar marktwaarde mee opfleurt. Pieter of Herman? Wie op het plein woont mag de historische connotatie kiezen, bij mijn weten een unicum op deze planeet.

Maar dat zijn uitzonderingen. Uiteindelijk zijn ook historische figuren maar mensen, en zou men beter stoppen met ze te mythologiseren, via historische connotaties van plekken, straten waar iedereen moet wonen, zonder band met de figuur in kwestie. Of zelfs met een negatieve band. Het idee om straten of andere publieke plekken te personaliseren is vooral een 19de eeuws tic. Het dateert uit een tijd dat de geschiedenis zichzelf nog au serieux nam, met de romantiek als hoogtepunt, en men vond dat ‘grote’ persoonlijkheden moesten vereeuwigd worden ter lering van het nageslacht.

Politiek (in)correct

Zouden historische figuren zelf wel zo blij zijn, als ze wisten waar ze hangen?

Maar de geschiedenis is geen enkelvoudig verhaal meer. De eerste wereldoorlog, de Groote Oorlog, hebben we na honderd jaar toch erkend als een slachtpartij waarin duizenden levens van jonge mannen, anonieme mannen, vergooid werden omdat enkele generaals ver achter de linies de tijd van een groot offensief rijp achtten. Waarna de frontlijn een paar meters opschoof.

Reden waarom men een tiental jaar geleden al besloot om het Leuvense Maarschalk Fochplein, genoemd naar de man die de desastreuze slag aan de Somme op zijn palmares heeft, toch maar te herdopen tot Pieter De Somerplein. Daar zal wel niemand bezwaar tegen gehad hebben. Of toch wel: volgens de groenen had die plek het Sophie Scholl-plein moeten heten, genoemd naar een Duitse verzetsstrijdster onder de nazi’s die samen met haar broer Hans onder de guillotine terecht kwam. Waardoor het groene voorstel eigenlijk had moeten luiden: Hans en Sophie Scholl-plein. Of gewoon Scholl-plein, een naam die ook nog goed in de mond ligt van de dorstige student.

Dat brengt ons bij de verdere modes van politieke correctheid, en de eis van de vrouwenbeweging, of beter gezegd TV-presentatrice Sofie Lemaire, om meer straten naar vrouwen te noemen, via de toch wel ietwat dubbelzinnige hastag #meervrouwopstraat. Eigenlijk gaat het feminisme op die manier mee met een 19de eeuwse denkwijze (geschiedenis-beroemdheid-cultus) waar vrouwen beter van weg blijven, verstandig als ze soms kunnen zijn. Het standbeeld, het monument, de vereeuwiging, het getoeter, de lintjesknipperij, het behoort allemaal tot de mannenwanen, waar de politiek nog altijd van vergeven is.

Voor de rest is de actie van Sofie Lemaire, ook niet weg te branden uit goededoelenkermissen als De Warmste Week, vooral ingegeven door het publicitair narcisme waaraan nu eenmaal de meeste ‘ankers’ en presentatoren lijden. Alsof er geen belangrijkere problemen aan de orde zijn, ik verwees eergisteren nog naar de hongerstaker/overlevende van 22 maart 2016 in de inkomhall van Zaventem.

Conclusie: plekken hoeven niet ideologisch bezwaard te worden.  Geef de plaats een naam die hem inbedt in zijn natuurlijk-menselijk biotoop. Berkendreef, Stoofstraat, Veemarkt, Steenweg op Ninove, Chaussée d’Amour, we gaan niet flauw doen, ik wil er overal in wonen, met een warme sympathie voor de identiteit van de plek. Tenzij we gewoon gaan voor nummeringen zoals in New-York/Manhattan, daar kan ik ook mee leven. De 28ste straat, dat heeft iets prozaisch en bevrijdends, niks historische beladenheid, leve de moderniteit. Zouden historische figuren overigens zelf wel zo blij zijn, als ze wisten waar ze hangen? Volgens mij willen noch Herman noch Pieter, elk in hun hiernamaals, iets te maken hebben met dat Antwerpse junkieplein. Die stem hebben we nog niet gehoord, bij deze.

Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.

Commentaren en reacties