fbpx


Cultuur

Prinses Clementijntje

Dagboekaantekeningen (82)



Woensdag 29 februari Verbeten lees ik Dokter Zjivago, mij door 650 pagina’s sneeuw slepend. De gelijknamige film is een betrekkelijk eenvoudige romance met een handvol personages, maar Pasternaks boek is een schokkerig verlopend, caleidoscopisch verslag van alle revoluties en contrarevoluties die samen het Sovjetmonster baren; en tussen de kogelregens door behandelt het de overspelige liefde van Joeri Andrejevitsj (Joera, Joerotsjka) Zjivago en Larisa Fjodorovna (Lara, Laroesja, Larotsjka, Gisjarova, Antipova) Guichard, die worden omringd door een paar honderd dramatis personae met…

Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement

U hebt een plus artikel ontdekt. We houden plus-artikels exclusief voor onze abonnees. Maar uiteraard willen we ook graag dat u kennismaakt met Doorbraak. Daarom geven we onze nieuwe lezers met plezier een maandabonnement cadeau. Zonder enige verplichting of betaling. Per email adres kunnen we slechts één proefabonnement geven.

(Proef)abonnement reeds verlopen? Dan kan u hier abonneren.


U hebt reeds een geldig (proef)abonnement, maar toch krijgt u het artikel niet volledig te zien? Werk uw gegevens bij voor deze browser.

Start hieronder de procedure voor een gratis maandabonnement





Was u al geregistreerd bij Doorbraak? Log dan hieronder in bij Doorbraak.

U kan aanmelden via uw e-mail adres en wachtwoord of via uw account bij sociale media als u daar hetzelfde e-mail adres hebt.








Wachtwoord vergeten of nog geen account?

Geef hieronder uw e-mail adres en uw naam en we maken automatisch een nieuw account aan of we sturen u een e-mailtje met een link om automatisch in te loggen en/of een nieuw wachtwoord te vragen.

Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)

Uw abonnement is helaas verlopen. Maar u mag nog enkele dagen verder lezen. Brengt u wel snel uw abonnement in orde? Dan mist u geen enkel artikel. Voor 90€ per jaar of 9€ per maand bent u weer helemaal bij.

Als "Vriend van Doorbraak" geniet u bovendien van een korting van 50% op de normale abonnementsprijs.

Heeft u een maandelijks abonnement of heeft u reeds hernieuwd, maar u ziet toch dit bericht? Werk uw abonnement bij voor deze browser en u leest zo weer verder.

Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)

Uw (proef)abonnement is helaas al meer dan 7 dagen verlopen . Als uw abonnementshernieuwing al (automatisch) gebeurd is, dan moet u allicht uw gegevens bijwerken voor deze browser. Zoniet, dan kan u snel een abonnement nemen, dan mist u geen enkel artikel. Voor 90€ per jaar of 9€ per maand bent u weer helemaal bij.

Als "Vriend van Doorbraak" geniet u bovendien van een korting van 50% op de normale abonnementsprijs.

Reeds hernieuwd, maar u ziet toch dit bericht? Werk uw gegevens bij voor deze browser of check uw profiel.


Woensdag 29 februari

Verbeten lees ik Dokter Zjivago, mij door 650 pagina’s sneeuw slepend. De gelijknamige film is een betrekkelijk eenvoudige romance met een handvol personages, maar Pasternaks boek is een schokkerig verlopend, caleidoscopisch verslag van alle revoluties en contrarevoluties die samen het Sovjetmonster baren; en tussen de kogelregens door behandelt het de overspelige liefde van Joeri Andrejevitsj (Joera, Joerotsjka) Zjivago en Larisa Fjodorovna (Lara, Laroesja, Larotsjka, Gisjarova, Antipova) Guichard, die worden omringd door een paar honderd dramatis personae met ieder gemiddeld zes namen. Lange, complexe zinnen, uitgerekte metaforen, ingewikkelde avonturen met sprongen in de tijd. Dit is Suske en Wiske voor gevorderden.

En verder sneeuwt het op iedere pagina. Iedereen bezit het proteïsche talent om voortdurend van naam te veranderen en voorts sneeuwt het. Miljarden glinsterende diamantjes zweven in het luchtruim, storten van sparrentakken op de grond, zwepen in het gezicht van onze vriendjes en bedekken het irrationele Rusland…

Woensdag 1 maart

Interview met Timothy Garton Ash, die voor een Europees imperium pleit. ‘Natuurlijk rennen wij Europeanen mijlenver weg als we het woord ‘‘imperium’’ nog maar horen’, zegt hij. Maar de geschiedkundige doelt niet op overzeese koloniën. Hij heeft het over een Europese Unie met een leger en een ministerie van Buitenlandse Zaken.

Oxonia locuta… Maar als ik even mag: is dit geen schitterende doodlopende weg? Zouden de Europeanen niet veel te week zijn geworden om zelfs maar zichzelf te koloniseren?

Vrijdag

Een nijver lezende vriendin vertelt me dat Anjet Daanje in haar succesroman Het lied van ooievaar en dromedaris diverse keren oude vormen van bijgeloof beschrijft. Twee keer zeven rondjes maken om een lijkkist en dan zigzaggend naar buiten lopen, in de hoop dat de geest van een aflijvige daardoor dermate in de war wordt gebracht dat hij de weg terug niet meer kan vinden om te komen spoken. Of kinderschoentjes in huis verbergen, om boze geesten af te weren.

Kinderschoentjes…

Toen we pas bij John en Mary West te gast waren, vond Joy een stokoud kinderschoentje van donkerbruin leer, dat om de schim van een meisjesvoet was verstard: het hing in de schoorsteen van onze inglenook geheten, manshoge haard in de woonkamer, een gemummificeerde pad aan een spijker. De spijker was ook nog voor de kruisiging gebruikt — ons historisch enthousiasme kende geen grenzen.

Volgens John Crook dateerde het schoentje uit de dagen van George III en had het gediend om vruchtbaarheid af te smeken, niet zo verbazingwekkend in een huis waar een eeuw eerder een kat was ingemetseld om heksen buiten de deur te houden. ‘Meisjesschoeisel uit de late achttiende eeuw is een van mijn specialiteiten’, zei zijn onbewogen, aan Pad herinnerende smoel. ‘Haar ouders hadden geld, anders kreeg een kind geen schoenen.’

John is nooit geboren, hij is bedacht door Kenneth Grahame. Dat is een verschil, naast nog een paar verschillen, met Jezus, die volgens de geloofsbelijdenis is verwekt en niet geschapen.

In onze woonkamer kroop een kind met mollige roze voetjes rond. De haard was een complete keuken, met ijzersmeedwerk dat uit de grote balk stak, haken waaraan potten hingen, zwart als de pest, die na middernacht schommelden en tegen elkaar begonnen te bonken in de wind die zich door de schoorsteen naar beneden stortte. Maar zij lag opgerold als een diertje te slapen boven dat paroxisme van de natuur, die steeds nieuwe aanvallen lanceerde op het vreemde element van het huis, waar de wakkergeschrokken ouders zich afvroegen of ze wel voldoende beschermd werden door Onze-Lieve-Heer, de koning, de laren en penaten, en het schoentje…

Hoeveel kinderen zou het schoentje haar vergund hebben, als ze het slagveld van de kindertijd een eeuw voor Louis Pasteur tenminste heeft overleefd? Woont een nazaat van haar in het dorp?

Zondag

Alweer naar België. Ik heb zes maanden geleden, toen zes maanden later zich nog in een bedrieglijke verte afspeelde, helaas twee universitaire lezingen toegezegd.

Halverwege Duinkerke en Brussel woont Bart Van Loo, bij wie we de regenvlagen komen verruilen voor vriendschap, hete thee, scherpzinnigheid, humor, avondeten en prinses Clementijntje. Ze is nu negen, maar ze herinnert zich heel goed het bezoek aan Brede, meer dan een half leventje geleden, in de middeleeuwen voor corona, toen ze vier was. Roffel en Sammie! We laten foto’s zien. We schertsen, eten, drinken, lachen.

Later spelen we fantastische spelletjes, die gehoorzamen aan door haar opgestelde regels — ik verander in een centaur, draag mijn prinses door de beemden, laat me kietelen en leer het Franse woord voor kietelen van haar, want haar moeder Coraline is Frans en de kleine Clémence is van top tot teen tweetalig. Ze spreekt zoals Christopher en Anna spraken, in foutloze, met grotemensenwoorden gelardeerde zinnen, waar soms de plaatselijke tongval doorheen klinkt, alsof ze op de achtergrond van haar verhaal ook met haar vriendinnen aan het spelen is.

Ze komt welterusten zeggen. We knuffelen haar en laten haar beloven dat ze nog deze zomer met Roffel en Sammie komt spelen en een paard regelen we ook wel. Groot is mijn liefde voor prinses Clementijntje.

En groot is het verlangen naar een kind van mijn kind: het welt uit de diepte van de genealogie op en overspoelt me in mijn slaap, warm en bloedrood.

Maandag

De Universiteit van Namen. Ik ben uitgenodigd door professor Caroline de Mulder, een dochter van de Gentse bourgeoisie, die romans publiceert in het Frans.

Brasserie François, op het plein voor de onooglijke grauwe kathedraal, ontvangt mij. Ik bestel een glas spuitwater en in afwachting van mevrouw De Mulder monster ik de nabootsing van een Parijs eethuis. Mijn blik reist van het verguldsel naar de het verguldsel reflecterende spiegels, van de uit trossen gecomponeerde kroonluchters naar de lichtgevende kristallen glazen die in ordelijke rijen boven de bar hangen — dan verbrijzelt de binnentredende madame De Mulder alle fonkelingen en weerkaatsingen, haar kleine, elegante gestalte zuigt alle aandacht op, verfijnt de burgerlijkheid door op te doemen te midden van deze provinciale burgerlijkheid…

We eten niertjes in mosterdsaus. Ze ziet eruit zoals men zich een frigide Parisienne voorstelt. Ze kauwt beschaafd maar gehaast. Haar Nederlands is naturel. Ze belijdt haar afkeer van Engeland, waar ze een dag geweest is, in Londen, het was er koud en de stad was lelijk. Ik begin een beschaafde hekel aan haar te krijgen.

Ik doceer voor een handvol studenten over Verhaeren, die in Moskou op straat werd herkend, zo beroemd was hij. Mijn studenten lijken te begrijpen dat taal onlosmakelijk met macht is verbonden. Ze stellen verstandige vragen. Een op de drie blijkt bij navraag redelijk goed Nederlands te kennen. Omgekeerd is mijn Frans na een halve eeuw dat van een middelmatig begaafde papegaai.

Borreltijd (theetijd)

Joy en ik worden herenigd in het hotel dat de Universiteit heeft geregeld; we slenteren door de oude stad, die een zekere charme heeft, negeren opmerkelijk veel bedelaars met een rottend gebit, passeren het museum van Félicien Rops… ‘Hij verbaasde zich als een antropoloog over de wonderlijk opgetuigde Parisiennes van zijn tijd’, zeg ik tegen Joy.

‘Hoe weet je dat?’

‘Staat ergens in de dagboeken van de Goncourts.’

‘Wat heb ik toch een geleerde man. Hoe was die Caroline?’

‘Frigide.’

We eten pizza. We kijken in bed naar een zorgvuldig uitgekozen film over het slordige liefdesleven van Franse intellectuelen en verheugen ons over ons eigen liefdesleven, dat onderworpen is aan geheime spelregels.

Dinsdag

Achter ons in de ontbijtzaal zit een Hollander tegen een Engelsman te praten met een accent dat zwaar genoeg is om een linguïst mee te verpletteren.

Het museum van Rops gaat te laat open: Joy moet naar Brussel en ik moet naar Gent voor mijn tweede lezing over Verhaeren.

De tweede lezing verloopt heel wat eenvoudiger — in Namen heb ik geoefend op mijn Nederlands van vandaag.

Woensdag

We logeren in de Vanderaeylaan in Ukkel: de zolderkamer waar we al meermaals verbleven hebben. Het is tien uur ’s ochtends. Joy is vertrokken naar haar werk. Ik daal de trap af en passeer de slaapkamerdeur van de eigenaars, die niet thuis zijn. De slaapkamerdeur staat op een kier. Natuurlijk ga ik niet kijken in die slaapkamer, de intieme ruimte van mensen die we niet kennen, met wie we een simpele zakelijke overeenkomst hebben gesloten. We betalen huur en we bemoeien ons verder niet met elkaar. Hij is Schots en zij Tsjechisch. Een data-analist en een wiskundige die aan de ULB lesgeeft. Vriendelijk en afstandelijk.

De planken kraken insinuerend — deze voetzolen zijn iets van plan. Ze begeven zich naar de kier, die mijn hand wijder maakt — nu ontvouwt zich het slaapvertrek. Ik sluip naar binnen en blijf aan de voet van het bed staan. De gordijnen filteren gegeneerd het daglicht. Ik ga op het antieke bed zitten. Om mij heen doodstille meubels. In de kapspiegel, omlijst door tierelantijnen, zie ik de dubbele roos van een rode beha, die op een stoel ligt te blozen. Dwangneurotische, fantasmagorische beelden van een Schots-Tsjechisch liefdesleven dringen zich op, potsierlijk onderbroken door het plotseling voor mijn geestesoog opdoemende beeld van een kilt, achter de volgende op een kier staande deur, die van de kleerkast…

Romantisch stroomt de Moldau. Een paal vliegt over de Hooglanden.

Beschaamd grinnikend rijd ik naar Antwerpen, waar ik met mijn oude vriend Chris heb afgesproken. Hij heeft een dvd van Die andere Heimat voor me meegebracht, een film over negentiende-eeuwse emigranten in Schabbach, die Edgar Reitz na voltooiing van zijn grote trilogie heeft gemaakt.

Donderdag

Engeland is in regen, mist en neerslachtigheid gehuld — de vuilwitte klippen worden pas zichtbaar wanneer de voorsteven de opening in de schelpvormige havenmuur bereikt.

Vrijdag

Mail van Chris: ‘Het was heel fijn om je in minstens drie dimensies te zien!’

Ik stuur prinses Clementijntje een kaart met een paard.

Vervolgens haast ik me naar de tandarts in Cranbrook, want de Naamse pizza  heeft me een vulling gekost. Om een of andere reden werken er alleen vrouwen in deze praktijk (overigens ben ik veel rustiger bij een vrouwelijke tandarts). Jay laat de stoel achterover zakken, pakt een spiegeltje en buigt zich over mijn opengesperde mond — ziehier het gevelde patriarchaat.

Omdat tandartsen geen pijn meer doen, verveel ik me. Om de verveling te verdrijven probeer ik een geografische berekening te maken: als ik de ligging van de hoofdstraat in Cranbrook correct voor me zie op een kaart die mijn hersens op het plafond projecteren, wijst mijn met tandartsvingers gevulde hoofd Londen aan en mijn linkerschoenpunt Rome. Ik, levende windroos!

Dinsdag 14 maart

Net wanneer ik me realiseer dat ik volgend jaar zeventig word, belt de dokter om te zeggen dat mijn PSA-waarden iets zijn gestegen. Hij maakt zich geen zorgen, maar zal een brief naar urologie in Eastbourne sturen.

Maandag

Koude Oorlogsbuit is een net verschenen boek van Charles Ducal over Stalin en de Koude Oorlog. Ik begin het te lezen… En zowaar, te midden van rook en spiegels vergoelijkt deze dichter van burgerlijke verzen het stalinisme. Heel erge dingen zijn gebeurd. Weliswaar. Maar. Maar ‘het kader’. Houd dat in het oog. Denk kader. Denk context. Prevel Koude Oorlog. Haat het Westen.

Een onvrij mens idealiseert altijd zijn onvrijheid. Zjivago gruwt van het politieke mysticisme van de Sovjetintelligentsia — en de goelag moet dan nog komen.

Anders dan Zjivago’s vrienden kan Ducal zelfs niet het excuus van de geschiedenis gebruiken, want die heeft zich inmiddels voltrokken. Het enige levende en sprankelende aan Ducal is het feit dat ik hem tegenspreek.

Later

Als je gevoelens van kwaadheid aan hun lot overlaat, beginnen ze een samenzwering.

Donderdag

Ik wandel met de honden langs de kerk. Boven het dal van de Brede hangen lichte mistbanken, die doen denken aan de golving van een laken in de seconde voor het op de matras neerdaalt, om me maar op de wijze van Boris Pasternak uit te drukken. Maar nu begint een ijskoude wind mijn metafoor aan flarden te scheuren en we keren huiswaarts.

Ik lees verder. Op pagina 581 lees ik dat de ordeloze opsomming van lukraak naast elkaar geplaatste dingen en begrippen bij de symbolisten Blok, Whitman en Verharen allerminst een stilistische gril is. ‘Het is een nieuwe schikking van indrukken zoals waargenomen in het leven en naar de natuur getekend.’

Zo bedenkt iedere geachte collega van me wel weer iets anders, dat toch altijd hetzelfde is: het leven in woorden veranderen, een fundamenteel atheïstische bezigheid.

Zaterdag

En toch. Ik ben in Siberië ooggetuige van de Oktoberrevolutie, wat het uit mijn kindertijd stammende grondbesef bevestigt dat de totale geschiedenis zich tegelijkertijd afspeelt en dat de schijnbare chronologie enkel dient om ons hulpeloze kleine brein tegemoet te komen, want zo simpel zijn wij dat enkel de tijd ons kan bevredigen.

Maar wat is de Tijd? Als niemand mij die vraag stelt, weet ik het, zoals ik weet dat ik van Joy houd, maar als ik het wil uitleggen aan iemand die het wel vraagt, weet ik het niet.

Aldus ongeveer Augustinus.

Zondag 19 maart

De rol van Anna in mijn boek… Haar dood is het gat in het midden van mijn leven, waaromheen alles zich voltrekt. En in mij het vage en tegelijk heldere besef dat er een wereldwijde parochie van lotgenoten bestaat, een St George van ouders die hetzelfde hebben meegemaakt. In een andere ruimte van de tijd, pal naast de onze, zesduizend jaar voor Christus, legt een man zijn kind op de grote witte vleugel van een zwaan. En zo is dat kind door archeologen gevonden, een paar jaar geleden. Zijn ritus, daarginder, in zijn noordelijke moeras, is de mijne.

Voor ik in slaap val

Ritus. Dat is de expressie van het onuitdrukbare.

Benno Barnard

Benno Barnard is een schrijver die meent dat het heden gewoonlijk ongelijk heeft.