JavaScript is required for this website to work.
post

Publicatiedruk … the never ending story

Niet alles is meetbaar

Karl Drabbe9/4/2014Leestijd 3 minuten

In de universitaire wereld is er al een tijdje wat commotie over de publicatiedruk. Academici – jongere vooral – verdienen er ‘punten’ – en dus job en status – naargelang ze meer kunnen publiceren in hoog ‘gerankte’ Engelstalige wetenschappelijke publicaties. Ook al blijkt dat er maar gemiddeld drie lezers per artikel zijn.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Op 21 augustus  vorig jaar trokken enkele Vlaamse academici aan de alarmbel (zowel in De Standaard als in De Morgen). Net de week ervoor besteedde prof. Herman De Dijn er aandacht aan in een ruim interview in De Groene Amsterdammer . Ondertussen is er een heuse Actiegroep Hoger Onderwijs dat middels vrije tribunes vooral druk uitoefent en aan een mind switch wil werken. Vooral vanuit de humane wetenschappen – de zogenaamde alfawetenschappen – klinkt er kritiek op het huidige internationale publicatieparadigma.

Hoewel de trom eerder en vooral in Vlaanderen wordt geroerd, beweegt er nu stilaan ook wat in Nederland. Prof. Jean Tille, hoogleraar Electorale Politiek aan de UAmsterdam, kreeg afgelopen weekend het coververhaal in NRC Handelsblad. Een mooie leidraad om het debat samen te vatten.

Professor Tillie hamert op vier argumenten: (1) ‘het is evidente onzin om de kwaliteit van een artikel te koppelen aan het bereik van dat artikel’. Zo ruim is het publiek immers niet van de hoog-gekwalificeerde Engelstalige wetenschappelijke tijdschriften, waarin het voor (jonge) academici belangrijk is te publiceren. Ergo: ‘veel gemeenschapsgelden worden besteed aan artikelen die weinig mensen lezen’. Onderzoek leert dat dat er gemiddeld drie zijn.

(2) ‘De ISI-artikelen bevatten zelden echt nieuwe ideeën die onze kijk op de maatschappelijke werkelijkheid radicaal veranderen’, omdat ze te kort zijn – max. 8000 woorden (ca. 52 000 tekens, inclusief spaties) – wat ‘leidt tot zeer kleine onderzoeksvragen’, en dus ook versnippering. Meer diepgang kun je bereiken met boeken ‘maar die zijn weer niet populair in de artikelencultuur. Boeken worden in deze cultuur vaak gezien als tijdrovend, en het risico dat een boek “mislukt” wordt te groot geacht’. En dan heeft Tillie het nog niet over boeken in het Nederlands, voor een belezen maar toch wat breder publiek, die zijn al helemaal uit den boze, ook al werd in de schoot van Boek.be vorig jaar een elegante oplossing gezocht. Ook niet-wetenschappelijke uitgeverijen kunnen (lees: mogen) mits de nodige kwaliteitsscreening boeken uitgeven die academici punten opleveren. Maar dat zijn er bijzonder weinig … en noopt jonge academici ook weer niet om voor de eigen markt een ‘breder’ boek te schrijven.

(3) De secundaire-data-analyse, die je makkelijk in een wetenschappelijk artikel kwijt kunt, wordt gestimuleerd, terwijl een wetenschapper fundamenteel onderzoek zou moeten doen. ‘Wetenschappers zijn soms lui, soms zuinig. Veel analyses die dan ook worden gepubliceerd, gebruiken gegevens die niet door de betreffende schrijver zijn verzameld’. Het maakt dat je sneller en dus meer A1-publicaties kunt produceren, waardoor je in de pikorde stijgt. Of dat altijd zo relevant is voor het wetenschappelijk onderzoek? De vraag stellen is ze beantwoorden.

(4) De verregaande versplintering van de kennis zorgt voor ‘een fragmentatie van kennis’ doordat er veel ‘kleine onderzoeksvragen’ worden gehanteerd. Een evidentie. Zelden verschijnen er meta-artikels die verschillende kleinere bijdragen met elkaar in verband brengen of een holistischer visie uitwerken vanuit verschillende disciplines. (En daarmee komt Tille weer uit bij argument 2: boeken kunnen dat doorgaans wel, maar zijn des duivels in de publicatiedrukcultuur.)

Toen op 21 augustus 2013 enkele academici uit verschillende Vlaamse universiteiten en hogescholen aan de alarmbel trokken, konden ze niet indenken dat hun protest veel weerklank zou krijgen. Ondertussen is er een boek op stapel hierover en wijdde de eminente filosoof Herman De Dijn er zijdelings enkele hoofdstukken aan in zijn jongste boek Vloeibare waarden (Pelckmans). En nu is het ook in Nederland doorgedrongen.

Begin jaren 1990 gingen er in Nederland nochtans nog stemmen op om het hoger onderwijs er in het Engels in te richten. De lingua franca, taal van de toekomst. Daar brandde de lamp. Men is daarop teruggekomen, hoewel CLIL in de lift zit (enkele vakken volledig in een andere taal – vaak het Engels – geven, ook al scoren niet alle academici goed genoeg op de taaltesten die ze daarvoor moeten afleggen om hun vak, waar ze jarenlang een specialisme in uitbouwden, in een andere  dan hun moedertaal te geven).

In diezelfde periode publiceerde de Vlaamse Volksbeweging het boekje To the Intellectuals of Zoetenaaie and Lootenhulle (1990). Ooit waren er immers grote geesten die meenden dat het onderwijs in Vlaanderen ook in een andere taal moest worden gegeven – het Frans. In Vlaanderen zijn het de voorbije jaren vooral het Verbond der Vlaamse Academici en het Algemeen-Nederlands Verbond die hier nog ‘lawaai’ rond maakten.

Dat de publicatiedruk ook impliceert dat er in een andere taal moet worden gepubliceerd worden om academisch relevant te zijn, is een argument dat we helaas niet zo vaak terugvinden in het protest van de Vlaamse academici (overigens verzameld op: http://actiegroephogeronderwijs.wordpress.com/volg-het-debat/) . Maar wie vanop een afstand wetenschappelijke inzichten leesbaar en verstaanbaar wil verspreiden onder een geïnteresseerd publiek, zal sowieso moeten terugvallen op een andere publicatiecultuur dan de huidige. Rik Torfs beloofde vorig jaar nog dat het onder hem als rector zou ‘veranderen’. Zou daar ondertussen al aan worden gewerkt.

De Vlaamse – en Nederlandse – partijen weten waar straks werk van te maken in het Europees Parlement.

 

Foto: (c) morgueFile

Karl Drabbe is uitgever van ERTSBERG. Hij is historicus en wereldreiziger en werkt al sinds 1993 mee aan Doorbraak.

Commentaren en reacties