JavaScript is required for this website to work.
Europa

Quo vadis, Europa?

Philip Roose8/8/2019Leestijd 7 minuten
Leert de brand in de Notre-Dame ons de waarde van ons cultureel-filosofisch
erfgoed?

Leert de brand in de Notre-Dame ons de waarde van ons cultureel-filosofisch erfgoed?

foto © Reporters / Photoshot

Als de EU economisch en politiek verder wil integreren en democratische legitimiteit krijgen, zal ze eerst haar eigen erfenis moeten omarmen.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Europa is de bakermat van de westerse cultuur en heeft een buitengewoon grote rol gespeeld in de wereldgeschiedenis. De Europese Unie is vandaag de leidende politieke en economische macht op dit continent. Bij het horen van de toespraak van de nieuwe EU-commissievoorzitter Ursula von der Leyen, zo’n anderhalve maand geleden, was daar echter weinig van te merken. In plaats van een langetermijnvisie op de Europese Unie, doorspekt met verwijzingen naar de fundamenten van onze gedeelde Europese identiteit, werd het een banale opsomming van wat politiek correcte standpunten en beleidsmaatregelen. Ze kocht daarmee dan wel de politieke steun van de eurofederalistische parlementaire fracties, maar miste tegelijkertijd de kans om als christendemocratische politica iedere Europeaan eraan te herinneren aan wat ons echt bindt: het Europees cultureel-filosofisch erfgoed.

Europese identiteit

De voorbije drieduizend jaar kende de Europese geschiedenis verschillende identiteiten, de één al wat sterker dan de ander. Zo waren er de Keltische stammen die tussen de 8e en de 4e eeuw VC hun invloed lieten gelden in heel Europa, van Groot-Brittannië tot Klein-Azië. Tegelijkertijd begonnen de Griekse poleis een groot deel van de kusten van de Middellandse Zee en de Zwarte Zee te koloniseren, waardoor hun taal, cultuur en politieke organisatie zich over het gehele gebied verspreidde. Het Romeinse Rijk, van oorsprong een stadstaat op het Italische schiereiland, breidde zich vanaf de 6e eeuw VC uit tot een gebied met meer dan 120 miljoen inwoners ten tijde van keizer Septimius Severus (145-211). Van Noord- Engeland via de Noordzee, langs de Rijn en Donau naar de Zwarte Zee, en in alle gebieden rond de Middellandse zee werd er Latijn gesproken, Romeins recht gepraktiseerd en met dezelfde valuta betaald.

In The Genesis of Europe wijst de Britse historicus Christopher Dawson echter ook op de cruciale periode in de geschiedenis van Europa tussen de 4e en 11e eeuw wat betreft de vorming van de Europese identiteit. De vroege en hoge middeleeuwen waren een woelige periode waarin de erfenis van het Romeinse Rijk zich langzaam verweefde met het opkomende katholicisme en Germaanse invloeden. Uit deze mengelmoes ontstond een dynamische en ondernemende, maar tevens christelijke beschaving die op de ruïnes van vergane beschavingen toen vooral kloosters, kerken en kathedralen bouwde, als generatoren van geloof en cultuur.

Islamitische invloed

Het Europese erfgoed is naast Athene, Jeruzalem en Rome, echter ook Córdoba en Palermo, waar er eeuwenlang een islamitische cultuur heerste. Vandaag zien de Europeanen die cultuur als iets niet-Europees, en misschien is dat wel grotendeels terecht, maar men mag niet vergeten dat de islamitische aanwezigheid in Europa een belangrijke rol heeft gespeeld in de cultureel-filosofische evolutie. De 12e-eeuwse dialogen tussen de islamitische Averroes (Ibn Rushd) en de Joodse Maimonides (Musa Ibn Maymun) inspireerden een eeuw later Thomas van Aquino, de invloedrijkste denker op theologisch en wijsgerig gebied uit de middeleeuwen.

Veel Griekse geschriften zijn via het Arabisch naar het Latijn en Grieks vertaald. De Canon van de geneeskunde, Al-Qanun fi al-Tibb, geschreven door Avicenna (Ibn Sina) in de 11e eeuw bleef lange tijd ook in Europa een standaardwerk. De culturele en intellectuele samensmelting aan het Siciliaanse hof van keizer Frederik II in de 13e eeuw werd zo legendarisch, dat hij door de toenmalige paus ‘de gedoopte sultan’ werd genoemd.

Renaissance, Verlichting, democratie

De theocentrische middeleeuwen werden vanaf de 14e eeuw opgevolgd door de meer antropocentrische Italiaanse Renaissance, die zich in de 15e en 16e eeuw verspreidde over de rest van Europa onder de noemer humanisme. Opvallend was daarbij de aandacht voor originele kennis, niet in termen van praktisch (of materieel) nut, maar als doel op zich om een beter mens te worden. Men begon naast de klassieke Griekse en Romeinse auteurs ook de Joodse en zelfs Arabische cultuur te bestuderen, vanuit eerste bron en in de oorspronkelijke taal. De Verlichting zorgde voor het ontstaan van de wetenschappelijke methode en plaatste de rede en ervaring centraal in het denken. Het legde de basis voor de huidige liberale democratie en wat daar allemaal expliciet en impliciet bijhoort.

Al deze cultureel-filosofische invloeden – een selectie van de belangrijkste stromingen – waren niet overal in Europa even sterk aanwezig. De verschillende politieke, sociale, economische en culturele evoluties maakten Europa tot een lappendeken van volkeren en staten. De grondleggers van de Europese Unie zagen deze verschillen echter niet als een zwakte, maar juist als een sterkte. Onder het motto In varietate concordia ofwel ‘Verenigd in verscheidenheid’ stond het Europese eenwordingsproces tot voor kort in het teken van meer vrede en welvaart op het continent, gevoed door de vele verschillende nationale culturen, talen en tradities van Europa. Niet elkaar bestrijden, maar wel samenwerken en inspireren was de belangrijkste les na de gruwel van WOI en vooral WOII.

Verscheidenheid op de schop?

Vandaag lijkt die nationale verscheidenheid in de weg te staan van de eurofederalistische partijen, en moet de nationale soevereiniteit beter vroeg dan laat worden uitgehold ten voordele van een Europese superstaat. Deze drang naar meer eenheid ten koste van de verscheidenheid, minimaliseert het complexe cultureel-filosofisch concept ‘Europeaan’ steeds meer tot een ééndimensionaal politiek concept van Europese burger. Een herhaling van wat de Franse centralistische overheid deed in de 18e en 19e eeuw toen het de regionale culturele rijkdom en verschillen vernietigde ten voordele van de verlicht Franse citoyen. Enkel oppervlakkige culturele verschillen worden nog getolereerd, zoals folklore en gastronomie. Deze eurofederalistische visie op de Europese identiteit is even weinig genuanceerd als die van rechts-populisten: beiden negeren de complexiteit van de Europese culturele identiteit.

De vraag die Europese burgers zich vandaag steeds meer stellen, is wat er van die historisch gegroeide en gedeelde Westerse waarden en normen nog overblijft en wat er eventueel van gerecupereerd kan worden. De Europese feniks, geboren uit de as van de Tweede Wereldoorlog, werd naarmate de jaren verstreken een bureaucratisch en centralistisch gedrocht. Niet de kritische en geleerde homo universalis, het ideale mensbeeld van de renaissancehumanisten, staat vandaag in de EU centraal, maar de homo economico: economische groei, de Euro, strenge begrotingsnormen. Maar een economische statenbond is niet hetzelfde als een natie, waarin het merendeel van de burgers een culturele band, een historisch geheugen, een gemeenschappelijke visie op de wereld en het leven delen.

Gevaar voor de beschaving

Gedurende duizenden jaren werd aan de ruwe randjes van de Europese mens en samenleving geschaafd, tot ze geciviliseerde burgers werden van de huidige beschaving, met een ongekende individuele vrijheid en sociaaleconomische welvaart. Wie echter het één van het ander loskoppelt, brengt zowel de Europese beschaving als welvaart in gevaar. De Europese, en Westerse, beschaving is dan misschien wel ziek, maar nog helemaal niet dood. De massale reactie op de brand van de Notre-Dame van Parijs stond symbool voor iets wat we allemaal aanvoelen: wij, het Westen, zijn verbonden met elkaar door een gemeenschappelijk verleden dat we echter zijn vergeten te koesteren, te bestuderen, te beschrijven, te bejubelen in plaats van alleen maar te bekritiseren. Zonder grondige kennis van de historische ontwikkeling van onze beschaving, is bekritiseren niet mogelijk.

Terwijl de Notre-Dame in enkele jaren met het nodige vakmanschap en fondsen gerestaureerd kan worden, is dat met onze Europese identiteit niet het geval. We zullen allemaal, een voor een, onze verantwoordelijkheid moeten opnemen, in plaats van te berusten in economische welvaart. Het beeld van de brandende kathedraal stond niet alleen symbool voor een Europese beschaving in verval, maar ook voor de vernietiging van het gedeelde christelijke geweten en een culturele band.

Vandaag leven we in een wereld waar technologie en individuele vrijheid religie bijna volkomen heeft vervangen als moreel kompas, en waar cultuur voor de meeste mensen niet veel dieper gaat dan gemakkelijk verteerbare Netflixseries. Bij een groot deel van de bevolking maakt niet de familie, niet het gezin, niet de samenleving, niet de traditie, en al zeker niet God deel uit van hun geluk, maar is slechts de eigen individuele zelfrealisatie daarvoor nog de norm. En voldoet die zoals vaak niet aan het gedroomde resultaat, dan volgt niet veel later de mentale inzinking.

Morele crisis

Wanneer ook de elite, of de leidende economische, culturele, religieuze en politieke klasse, zich niet meer laat inspireren en leiden door die cultureel-filosofische overlevering, dreigt de samenleving steeds verder af te glijden naar een oppervlakkig en eendimensionaal moreel relativisme, waarin de economische welvaart als enige waarde overblijft. De identiteitscrisis in Europa omvat dan ook niet alleen een culturele amnesie, maar tevens een morele crisis.

Een beschaving zonder gezamenlijke – al dan niet religieuze – ethische visie op de mens en maatschappij, valt bij de eerste zware economische crisis vroeg of laat uit elkaar. De ineenstorting van het religieuze gezag in vele landen, de afbrokkeling van de electorale macht van de traditionele partijen, de massale komst van niet-westerse migranten, en de cultuurrelativistische houding van de politiek correcte maatschappelijke bovenlaag, maakte de weg vrij voor de recente golf van populisme, die zich onder diverse noemers profileerde.

De vraag blijft echter of dit politiek, religieus, ethisch of cultureel populisme dit beschavingsverval kan doen keren, laat staan beïnvloeden. Integendeel, de aangeboden apocalyptische retoriek, radicale en simplistische oplossingen en soms reactionaire visies, lijken eerder een product van diezelfde culturele degeneratie te zijn. Men zou het hoogstens kunnen beschouwen als een noodkreet, maar ook niet meer dan dat.

Noodzakelijke herbronning

De Europese beschaving moet zich dringend weer herbronnen – sommigen spreken van een renaissance – wil ze nog relevant blijven in de wereld van morgen. Fundamenteel daarvoor is kennis van de eigen geschiedenis, traditie en overlevering. Niet om het verleden te kopiëren of het te bewenen, maar om er inspiratie uit te halen voor een gefundeerde culturele en politieke toekomstvisie op de Europese Unie. Het bekende citaat van de Romeinse dichter Horatius uit zijn Epistolae  kan daarbij als inspiratie dienen: ‘Dimidium facti qui coepit habet: sapere aude’. (Wie begonnen is, heeft de helft gedaan: durf te weten). Het inspireerde Immanuel Kant om onder dit motto de kritische ingesteldheid en rationale kennisverwerving tot fundament van de Verlichting te maken.

Maar de durf om te weten of te kennen, veronderstelt eveneens het nederige Socratische besef niet alle kennis te bezitten, en niet over alles en iedereen een gefundeerd oordeel te willen en kunnen vellen (Evangelie volgens Mattheüs, hoofdstuk 7). Kant zag in het onvermogen gebruik te maken van het eigen verstand een gebrek aan moed. De burger is vandaag dan wel veel mondiger dan vroeger, zeker via sociale media, maar kent tegelijkertijd steeds minder van overlevering en traditie.

Stupor mundi

Vijf eeuwen voor de Pruisische filosoof, bracht keizer Frederik II het sapere aude reeds in de praktijk, toen hij in juli 1226 de wiskundige Fibonacci in Pisa ontmoette. Deze bijeenkomst van de eerste westerse wiskundige die origineel werk publiceerde sinds de Griekse oudheid, en de eerste Europese staatsman die een wetenschapsbeleid uitstippelde, zou symbool kunnen staan voor de Europese identiteit: de verwevenheid van de politieke, nationale, sociale, morele, culturele en wetenschappelijke tradities. In plaats van de gewelddadige confrontatie aan te gaan met de islamitische wereld, trachtte hij ze eerder te begrijpen en van de waardevolle cultureel-filosofische aspecten te leren, zonder daarom de eigen culturele identiteit te verloochenen. Zijn rondreizend hof was er een van filosofen, wetenschappers en dichters, waar de Grieks-Byzantijnse, Arabische, Latijnse, Provençaalse en Normandische culturen feestelijk vervlochten waren.

Indien wij de Europese identiteit willen doen heropbloeien, ligt het antwoord niet in progressief cultuurrelativisme of theoretisch libertarisme, noch in oppervlakkig, gemakzuchtig, xenofoob en islamofoob populisme, noch in de intellectuele isolatie in de veilige academische ivoren toren, noch in een reactionaire kopie van een al dan niet recent verleden, maar wel in het sapere aude van Horatius, Frederik II, Kant en zovele andere. Wil de Europese Unie niet alleen economisch maar ook politiek verder integreren, dan zal het eerst en vooral de eigen cultureel-filosofische erfenis en de nationale verscheidenheid moeten respecteren, in plaats van het te bestrijden met een oppervlakkig Europees staatsnationalisme.

Maar de verantwoordelijkheid over de Europese identiteit ligt voornamelijk bij eenieder van ons, de Europese burger. Durf te kennen, durf te begrijpen en durf te spreken, vooral met diegene die men niet kent, niet begrijpt en niet spreekt. Sapere aude!

Philip Roose (1979) studeerde geschiedenis in Leuven en Granada en marketing en management in Parma. Hij woont in Catania (Sicilië) en exporteert Italiaanse wijnen. Samen met Joost Houtman schreef hij het boek 'Bella Figura: Waarom de Italianen zo Italiaans zijn?' (Uitgeverij Vrijdag; verschijnt 31 mei 2018).

Meer van Philip Roose

Woorden scheppen de realiteit, of toch de perceptie ervan. Philip Roose over de instrumentalisering van taal.

Commentaren en reacties