JavaScript is required for this website to work.
post

Rapport over de ongelijkheid in de wereld 2018

Thomas Piketty schreef een nieuw boek.

Ivan Van de Cloot24/9/2018Leestijd 6 minuten
VISBY 2014-06-30
The French economist and author Thomas Piketty speaks during a economic seminar
at the political week in Almedalen on the island Gotland, Sweden.
Foto: Janerik Henriksson / TT kod 10010

Reporters / Scanpix
Source : TT NEWS AGENCY

VISBY 2014-06-30 The French economist and author Thomas Piketty speaks during a economic seminar at the political week in Almedalen on the island Gotland, Sweden. Foto: Janerik Henriksson / TT kod 10010 Reporters / Scanpix Source : TT NEWS AGENCY

foto © Joris Sterckx

Thomas Piketty schreef een nieuw boek over ongelijkheid. Ivan Van de Cloot las het en onthield vooral het belang van kwalitatief hoogstaand onderwijs.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Rapport over de ongelijkheid in de wereld 2018 is het nieuwe boek van Thomas Piketty. Ivan Van de Cloot laat er zijn licht op schijnen.[1]

Met het Rapport over de ongelijkheid in de wereld 2018 proberen Thomas Piketty en zijn kompanen een vervolg te geven aan het grote succes van het boek Kapitaal in de 21ste eeuw. Dat werk verscheen in 2013 in het Frans en had initieel niet zoveel impact. Toen het echter ook in het Engels verscheen, maakte het snel furore. Niet zozeer door het immens arbeidsintensieve samenbrengen van data over vele landen en tot ver in het verleden, wat inderdaad grote lof verdient. Wel door het formuleren van steeds toenemende vermogensconcentratie als een wet van de kapitalistische economie. Behoudens drastische kapitaaldestructie zou kapitaal voorbestemd als een ontspoorde kanker te groeien ten koste van inkomens uit arbeid. Hoe groter de voorraad opgebouwd kapitaal en de jaarlijkse kloof tussen kapitaalopbrengst en economische groei (r>g), hoe groter deze tussen kapitaalinkomen en arbeidsinkomen.[2]

De speculatieve Piketty

Dat er zoveel aandacht is voor een academisch werk over dergelijk thema kan menig econoom alleen maar verheugen. Des te betreurenswaardiger is het dat er zo weinig aandacht werd gegeven aan de forse kritiek van andere academici op precies de spanning tussen het waardevolle empirische werk en anderzijds het erg speculatief formuleren van veralgemeningen. Een erg harde kritiek voerde aan dat Piketty data verzamelde vooraf aan belastingsheffing en dat hij ook geen rekening hield met de impact van risico op kapitaalvorming of dat een deel van de kapitaalopbrengst louter een risicopremie inhoudt. Alleen al hiermee rekening houden zou de stelling falsifiëren dat kapitaalopbrengst hoger ligt dan economische groei[3].

Piketty’s criterium van kapitaal is erg controversieel. Veel van zijn resultaten blijken eerder verklaard te worden door toenemende woningprijzen. Hij rapporteert bijvoorbeeld een toename in kapitaal voor Frankrijk van 278% van het nationaal inkomen in 1950 tot 605% in 2010. Zonder woningbezit is dit echter slechts een evolutie van 193% tot 234%. In Duitsland en de VS is er zonder het woningbezit zelfs een stagnatie. Voor economen is kapitaal echter wat in het economisch productieproces gebruikt wordt terwijl de waarde van woningen wel vermogen inhoudt maar dus geen kapitaal. Als Piketty oordeelt dat de toename ervan problematisch is, dan moet hij ook zijn hoofd breken over wat er volgens hem misloopt in de woningmarkt wat zomaar niet aangepakt zal worden door een hogere belasting in het algemeen.

Ook de suggestie dat door erfenissen de vermogensongelijkheid alleen maar zou toenemen, wordt door andere auteurs weerlegd. Dat ziet immers al over het hoofd dat vermogenden een deel ervan elk jaar consumeren (wat geraamd wordt op 3% per jaar). Bovendien treedt er een natuurlijke verdunning van het vermogen op omdat het doorgegeven wordt aan een steeds grotere groep erfgenamen. Met een generatie per 35 jaar en twee kinderen per gezin is er 2% hoger rendement nodig om dit te compenseren. En dan is er ook nog het effect van belastingen die wel sterk variëren per land. Na correctie voor dergelijke effecten wordt de conclusie van Piketty op zijn kop gezet met een lager rendement dan economische groei (r<g) en het wegsmelten van fortuinen over de generaties[4].

Kortom, heel het speculatieve gedeelte waardoor Piketty’s boek de grote publiekstrekker is geworden, blijkt erg controversieel. Dan hebben we hier nog maar een korte schets gegeven van de problemen. Wat blijkbaar niet doordringt in België is dat Piketty zelf ondertussen veel kritiek erkent en toegeeft dat zijn werk niet zomaar een voorspellende kracht toegeschreven kan worden. Hij noemt zijn bestseller nu vooral een werk van economische geschiedenis.[5]Blijkbaar hebben de mensen echter geen nood aan een ijverige onderzoeker maar aan een visionaire toekomstvoorspeller van het kapitalisme. Als ze dit niet langer bij de heer Piketty vinden, zullen ze wel snel iemand anders op hun schild tillen. Mijn collega Marc De Vos werkt in zijn boek Ongelijk maar fair net de these uit dat niet het fysieke of financiële kapitaal, maar het “menselijk kapitaal” meer en meer succes bepaalt. Volgens hem bekijken Piketty en zijn fans de 21steeeuw door de bril van de 19deeeuw[6]. Opmerkelijk toch voor een boek met in de titel “kapitaal” wordt het grootste stuk van de evolutie bepaald door wat er in de arbeidsinkomens gebeurt en pas in tweede orde door vermogens. Technologische vooruitgang en globalisering bevoordelen vooral hooggeschoolden en de Verenigde Staten bieden hun jongeren te weinig hoogstaand onderwijs. Daarnaast speelt in grote mate het effect van de toplonen van CEO’s die niet zozeer bepaald worden door productiviteit dan wel door onderhandelingsmacht.

De empirische Piketty

Laat bovenstaande u niet ontmoedigen om het nieuwe boek het Rapport over de ongelijkheid in de wereld 2018 in handen te nemen. Het staat immers vol met fascinerende data over tal van landen. Zo leer je dat de mondiale concentratie van vermogen in de hand van de top 1% gestegen is sinds 1980 maar wel daalde vanaf 2008. De meest ongelijke regio’s blijken overigens het Midden-Oosten en China. In dat laatste land is naar raming slechts een derde van het bedrijfsvermogen privaat en vormen de woningen de hoofdbrok van het private vermogen.

In Spanje blijkt de top 1% zijn vermogen in disproportionele wijze in woningbezit aan te houden. Ook een interessant feit is dat onder het Nazi-bewind het aandeel van de top 1% in Duitsland toenam en het vandaag opnieuw op het niveau staat van 1871. De plaats van families actief in buitenlandse handel blijkt daarbij prominent. Het vermogen van de miljardairs op de Forbes-lijst alleen al bedragen voor de Verenigde Staten en Duitsland ongeveer 15% van het nationaal inkomen. Voor Rusland loopt dit zelfs op tot 30% wat echter wel al flink onder het niveau van 2008 ligt (toen was het meer dan 40%). In 1990 was dit nog verwaarloosbaar, wat inhoudt dat sinds de val van de Sovjet-Unie publiek vermogen omgezet werd in privaat vermogen (geconcentreerd bij de top 1%). Tot nu toe onderbelicht, maar India blijkt het land waar het vermogen van de top 1% exponentieel steeg van 10% in 1990 tot 22% in de recentste cijfers. Anderzijds hebben India en China miljarden mensen uit de armoede gehaald. De Chinese strategie van export van industriële goederen geproduceerd door laaggeschoolden heeft een veel grotere impact gehad voor de armsten dan de Indische strategie die meer uitsluitend de elite bevoordeelt. Merk op dat het Chinese inkomen per hoofd nu op ongeveer 90% van het wereldgemiddelde ligt. Eenmaal het dit overstijgt, zal sterke groei in China het wereldniveau van ongelijkheid niet langer reduceren maar verhogen…

Tabel ongelijkheidIvan Van de Cloot | Doorbraak.be

 

 

 

 

 

 

 

Sinds 2008 is het aandeel van de top 1% dan wel wat gedaald en kent het aandeel van de onderste helft van de wereldbevolking zijn hoogste aandeel in de wereldwijde taart sinds Ronald Reagan tot president van de Verenigde Staten werd gekozen, maar de perspectieven zijn er eerder van opnieuw toenemende ongelijkheid volgens de auteurs. Dit zal op wereldschaal wellicht de komende jaren gebeuren aangezien de toename van de bevolking in Afrika een belangrijke rol speelt naast de verwachte afkoeling van de Chinese economie.

Flirten met Marx

Wat in al Piketty’s werken aan bod komt is zijn stelling dat vermogen op zich bestreden moet worden. Piketty flirt duidelijk met Marx en zijn theorie van de zelfdestructie van het kapitalisme door kapitaalaccumulatie. Daarmee heeft hij het mondiaal debat veranderd. Wat enigszins paradoxaal is aangezien het hoger kapitaalaandeel meer verband houdt met de woningmarkt dan met de verdeling van inkomens binnen de ondernemingen. We herinneren ons nog Bruno Tobback die als toenmalige voorzitter van de Vlaamse socialisten beklemtoonde dat hij niets tegen gefortuneerden op zich heeft. Zolang ze ook maar hun (fiscale) bijdrage leveren aan de welvaartstaat. In die jaren klonk bij de sp.a ook de ambitie om het overheidsbeslag dan wel niet drastisch maar toch tenminste onder de 50% van het nationaal inkomen terug te brengen. Met John Crombez horen we wel degelijk meer Piketty’s betoog doorklinken dat er een probleem is met rijkdom op zich. Ook bij ons blijkt Piketty de ideoloog invloedrijker dan Piketty de onderzoeker.

Veel van Piketty’s roem is gebaseerd op de extreme ontwikkelingen in de Verenigde Staten. Het is erg kwalijk dat het debat in Europa dat Amerikaans debat zomaar invoert zonder rekening te houden met de grote verschillen. Merk bijvoorbeeld op dat de welvaartsstaat en het belastingstelsel in ons land bij de meest herverdelende in de wereld behoren. In eigen werk over de noodzaak van een echte belastingshervorming toon ik aan dat in een goed fiscaal systeem de factor kapitaal ook zijn steentje bijdraagt. Relevant daarbij is dat ook onze erfenisbelastingen veel hogere belastingsopbrengsten genereren dan in welk ander Europees land ook, laat staan in de Verenigde Staten[7]. Zoals Piketty zelf stelt, zijn grote bedrijven in Europa toch terughoudender tegenover extreme vergoedingen voor topmanagers. In Duitsland zijn die minder dan de helft van in de VS terwijl de Duitse concerns ook over hele wereld actief en niet minder productief zijn. Wat we in elk geval uit het boek moeten onthouden is het belang van kwalitatief onderwijs opdat mensen niet het slachtoffer worden van de technologische ontwikkeling en globalisering.

Het meest indrukwekkende aan zijn werk is toch nog steeds het vergaren van data tot vroeg in de 19deeeuw. Dat kwam echter aan bod in Piketty’s bestseller uit 2013 en niet in het nieuwe volume. Met name ‘de grote ommekeer’ spreekt tot de verbeelding. De vermogensconcentratie lag tot 1960 in Europa boven die van de Verenigde Staten. Sinds 1960 is dat echter gedraaid en wel op een drastische wijze. Het nieuwe boek toont dat het dataproject uitbreidt tot steeds meer landen. Dat is dan ook het meest waardevolle aan dit werk: een goudmijn aan data waaraan vele onderzoekers nog jarenlang behoorlijk wat te kluiven hebben.

 

 

[1]T. Piketty, Rapport over de ongelijkheid in de wereld 2018, De Bezige Bij, 2018

[2]T. Piketty, Kapitaal in de 21ste eeuw, De Bezige Bij, 2016

[3]  Auerbach, A. en K. Hassett, Capital Taxation in the 21st Century, American Economic Review, 105 : 5, p 38-42, 2015

[4]  Mankiw, Gregory, “Yes, r>g. And so what?”, American Economic Review, 105 : 5, p 43-47, 2015

[5]Piketty, About Capital in the Twenty-First Century, American Economic Review, 105:5, p 48-53, 2015

[6]Marc de Vos, Ongelijk maar fair, Itinera Institute, 2015

[7]Tax shift, Waarom ons land een echte belastingshervorming nodig heeft, Itinera Institute, 2015

Ivan Van de Cloot is hoofdeconoom van Stichting Merito. Hij publiceerde eerder o.a. 'Overheid + Markt', 'Taxshift', 'Roekeloos' en 'De rekening moet kloppen'. Merito site: https://www.stichting-merito.be/

Commentaren en reacties