JavaScript is required for this website to work.

Dagboek van culturele reus August Vermeylen

Pieter Jan Verstraete25/12/2019Leestijd 3 minuten
Titel’Ik denk nog het best met een pen in de hand’
Subtitelhet dagboek 1939-1944 van August Vermeylen
AuteurAugust Vermeylen - bezorgd door H. Vandevoorde R. Mantels en J. Aerts
UitgeverUniversitaire Pers Leuven/KVATL
ISBN9789072474995
Onze beoordeling
Aantal bladzijden297
Prijs€ 39.5

De cultuurflamingant August Vermeylen (1872-1945) staat in de geschiedenis van de Vlaamse Beweging geboekstaafd als de man van een citaat en van een tijdschrift. ‘Om iets te zijn moeten wij Vlamingen zijn. Wij willen Vlamingen zijn, om Europeeërs te worden’ (1900), een citaat dat iedere rechtgeaarde Vlaming kent. Daarnaast was hij ook medeoprichter van het toonaangevende en vernieuwende literaire tijdschrift Van Nu en Straks. Vermelden we verder nog dat hij in 1930 de eerste rector was van de volledig vernederlandste universiteit van Gent. Weinigen weten echter dat hij onder de Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog een dagboek bijhield.

Kaltgestellt

Ik denk nog het best met een pen in de hand,’ noteerde Vermeylen op 12 augustus 1940 in dat dagboek. Ruim een jaar eerder was hij op 12 mei 1939 met zijn dagboek begonnen. Hij vond zijn 67ste verjaardag daartoe een goede aanleiding. Eerder had hij al dagboek gevoerd maar was er een tijdlang mee opgehouden.

In zijn nieuwe dagboek wilde hij ‘herinneringen opschrijven’ en ‘aantekeningen ten gerieve van mijn literaire werk’ noteren. Sinds de meidagen van 1940 was het schrijversdagboek ook een oorlogsdagboek geworden, hoewel Vermeylen niet veel noteerde over het eigenlijke bezettings- en oorlogsgebeuren. Het was in de eerste plaats een persoonlijk dagboek waarin hij over zichzelf en zijn eigen kring schreef. Als professor was hij door de bezetter ‘kaltgestellt’ en mocht hij niet meer doceren. In zijn dagboek schreef hij: ‘Ik ben alleen nog Gust Vermeylen, en vertegenwoordig niets anders meer dan mezelf’ (4 december 1940).

Het dagboek eindigt bruusk op 20 december 1944. Op 10 januari 1945 stierf Vermeylen plots aan een hartverlamming. Al die jaren bleef het dagboek verborgen in zijn archieven tot Hans Vandevoorde, die een Vermeylen-biografie op het oog heeft en voordien al teksten van Vermeylen bezorgde, het ontdekte tussen de nog niet gecatalogiseerde handschriften.

Overgeleverd aan zichzelf

De zorgvuldig uitgegeven en geannoteerde dagboeken van tijdens de bezetting zijn het werk van een man die in grote mate op zichzelf was teruggeworpen. Vermeylens echtgenote Gaby Brouhon was al in 1932 overleden. Zijn zoon Pierre (ook gekend onder de naam ‘Pietje de Leugenaar’) vluchtte na de Meiveldtocht naar Engeland. Met het joodse, universitaire en politieke — hij was senator voor de socialistische partij— milieu waarin Vermeylen voor de oorlog verkeerde, waren de contacten erg beperkt geworden. Rondom hem stierven de vrienden: ‘Ik ben nu bewoond door meer dooden dan door nog levenden.’ (23 maart 1940).

In het bezette Brussel geraakte Vermeylen meer dan vroeger overgeleverd aan zichzelf. De dagboeken zijn daarom introspectief van aard, subjectiever en sentimenteler dan wat hij in zijn vroegere dagboeken schreef. Ook bevatten ze lange citaten uit brieven en gelezen boeken, en herinneringen aan zijn literair leven. Vermeylen beschikte echter nog over vele contacten en kende een aantal vriendinnen van heel nabij. Ondanks zijn leeftijd bleef hij gretig in het leven staan.

Logboek van een gretig lezer

Tijdens de bezetting las Gust Vermeylen in de eerste plaats met veel belangstelling het werk van Montaigne, Proust, Gide, Nietzsche, Tolstoi, Thomas Mann, John Steinbeck, Thomas Carlyle en Roger Martin de Gard. Vlaamse schrijvers als Albert van Hoogenbemt, Johan Daisne en Piet van Aken trokken zijn aandacht. Verder kunnen we zijn werkzaamheden aan boeken en artikels dag op dag volgen. Vermeylen leren we kennen als een intellectueel en belezen man met een heel breed panorama.

Het politieke leven komt amper aan bod. Wel wijdt hij in zijn dagboek uitzonderlijk ruime aandacht aan de moord op Verdinaso-leider Joris van Severen: ‘Van Severen en een jong Brugsch communist, met twee anderen naar buiten geroepen, willen verklaring vragen. Ze worden beiden vermoord. Een foto tot getuigenis: Van Severen moeten ze tegen den grond gesmeten hebben (zijn onderkaak gekwetst) en van achter doodgeschoten hebben’ (6 augustus 1940).

Het met veel zorg uitgegeven en stijlvolle boek bevat een bibliografie, voetnoten en een met zin voor detail samengesteld personenregister.

 

Pieter Jan Verstraete (1956) is bibliothecaris in Kortrijk maar wijdt zich al zijn hele leven aan de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging. Hij is de biograaf van o.a. Hendrik J. Elias, Odiel Spruytte, Reimond Tollenaere, Leo Vindevogel en tientallen militanten uit de Vlaamse Beweging. Momenteel werkt hij aan een monumentale biografie van Staf De Clercq.

Commentaren en reacties