JavaScript is required for this website to work.

De Tinbergen-paradox

Paul Becue1/7/2021Leestijd 8 minuten
TitelJan Tinbergen
SubtitelEen econoom op zoek naar vrede
AuteurErwin Dekker
UitgeverBoom uitgevers Amsterdam
ISBN9789024433179
Onze beoordeling
Aantal bladzijden448
Prijs€ 39.91
Koop dit boek

Erwin Dekker werd geboren in 1984, en is historicus van het economisch denken. Hij is universitair docent aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam, waar prof. Jan Tinbergen ook doceerde. Hij schreef reeds The Viennese Students of Civilization (2016, Cambridge University Press) over de Oostenrijkse economen tijdens het interbellum. Zijn onderzoek was vooral gebaseerd op de intersectie tussen kunst en cultuur met economie. Dit zien we ook dikwijls terug in het standaardwerk dat hij geschreven heeft over Tinbergen, Jan Tinbergen – een econoom op zoek naar vrede. De auteur staat op het internet wel als de Tinbergen-specialist!

Een echte Hollander

In het boek staat weinig over het privéleven van Tinbergen. Het gaat vooral om zijn wetenschappelijk werk en zijn publiek leven. Hij werd geboren in 1903 in Den Haag en overleed 91 jaar later. Hij was de oudste zoon van Dirk Cornelis Tinbergen (1874-1951), leraar Nederlands aan een gymnasium, en Jeanette van Eek (1877-1960), onderwijzeres. Het meest in het oog springt dat hij in 1969, samen met de Noor Ragnar Frish, de eerste Nobelprijs voor Economie kreeg voor hun bijdrage aan de econometrie.

Opmerkelijk is echter ook dat zijn broer Niko, een Nederlandse etholoog die zich in zijn leven vooral gericht heeft op het gedrag van dieren, vier jaar later in 1973 de Nobelprijs voor Geneeskunde ontving, samen met Konrad Lorenz en Karl von Frisch. Ze hadden allen baanbrekend werk verricht op het gebied van de gedragsleer. Ondermeer de evolutiebioloog Richard Dawkins werd in Oxford door Niko Tinbergen opgeleid. Jan Tinbergen zou trouwens gans zijn leven in contact komen met de groten der aarden, zowel op politiek als academisch vlak.

Als je het boek doorneemt krijg je de indruk dat Jan Tinbergen heel sober leefde. Hij had geen wagen, dronk geen alcohol maar melk, was een harde werker. Volgens ons dus een echte ‘Hollander’. Hij was een wiskundige en rationalist, voor wie de planning en ordening van de Staat boven alles ging. Maar anderzijds was hij ook een overtuigd socialist, en in die zin erg sociaal bewogen hetgeen tot uiting komt in zijn vooroorlogse betrokkenheid bij de Volkenbond, maar vooral na de Tweede Wereldoorlog toen hij zich meer en meer inliet met de welvaart van de ex-kolonies en de ontwikkelingslanden.

Einstein

In Den Haag bezocht hij niet het gymnasium, de traditionele voorbereiding op de universiteit, maar het HBS, het in 1863 ingerichte type scholen dat een brede en relevante opleiding diende te geven aan de kinderen van de burgerij. In 1921 ging hij wis- en natuurkunde studeren aan de Universiteit Leiden. Hij profiteerde van het destijds bloeiende wetenschappelijke klimaat in Leiden. Zo volgde hij er de beroemde colleges van Hendrik Lorentz, discussieerde met Heike Kamerlingh Onnes en ontmoette er Albert Einstein, die in het kader van een bijzonder hoogleraarschap af en toe uit Berlijn overkwam.

In december 1922 legde Tinbergen met succes zijn kandidaatsexamen af en werd hij assistent van Paul Ehrenfest, hoogleraar theoretische natuurkunde aan de Leidse universiteit. Gedreven door de sociaal maatschappelijke problemen van zijn tijd, zoals de economische crisis en toenemende sociale tegenstellingen, besloot Tinbergen op advies van zijn mentor Ehrenfest vanaf juli 1924 zich meer te verdiepen in de wiskundige economie, eerder dan in de natuurkunde. Een jaar later studeerde hij af.

Zwalpen tussen natuurkunde en economie

Hij weigerde in militaire dienst te gaan en moest vervangende burgerdienst doen na zijn studie in 1926. In deze periode van 25 maanden had Tinbergen veel tijd over en begon zich te verdiepen in de economie. Als fanatiek lid van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) had hij het gevoel dat hij weinig kon betekenen voor de partij met zijn natuurkundekennis. Een studie economie aan de Nederlandsche Economische Hoogeschool te Rotterdam zou wel van pas komen.

In 1929 promoveerde Tinbergen bij Ehrenfest tot doctor in de wis- en natuurkunde op het proefschrift Minimumproblemen in de natuurkunde en economie, met een aanhangsel waarin hij natuurkundige principes toepaste op economische problemen. In 1929 trouwde hij met Tine Johanna Johanna de Wit (1902-1991), met wie hij vier dochters kreeg.

Hoogleraar

Tinbergen werd uiteindelijk een wiskundige economist, maar de natuurkunde was nooit ver weg. Zo onderscheidde hij in de economie dynamiek die door externe schokken werd veroorzaakt en endogene dynamiek. Het effect van externe schokken hangt af van de mate waarin ze ‘geabsorbeerd’ worden, een uitdrukking die laat zien hoe belangrijk zijn natuurkundige achtergrond was.

Jan Tinbergen is in 1931 begonnen met statistiek te doceren aan de Gemeentelijke Universiteit in Amsterdam. Hij geraakte toen ook meer en meer betrokken bij de econometrie, die volgens hem de combinatie was van economische theorie, statistiek en wiskunde. In 1933 is hij in Rotterdam als opvolger van Holwerda buitengewoon hoogleraar Statistiek geworden aan de toenmalige Nederlandsche Handels Hoogeschool (in 1939 overgegaan in de Nederlandsche Economische Hoogeschool).

Hendrik De Man

Tinbergen heeft een belangrijke Belgische connectie: hij werd beïnvloed door Hendrik De Man, lid van de Belgische socialistische partij BWP, die na de oorlog veroordeeld werd wegens collaboratie. Hij had in 1934 het Plan van Actie gepubliceerd, beter bekend als het Plan De Man. Dat streefde naar een gemengde economie waarin belangrijke sectoren zouden worden genationaliseerd. De nationale politiek moest veel meer te zeggen krijgen over de economie en haar in de gewenste richting sturen. Het Plan telde amper tien bladzijden, en kwam direct uit de pen van Hendrik De Man.

Het Nederlandse Plan van de Arbeid, waar Tinbergen een van de twee architecten van was, telde daarentegen 300 bladzijden. Het was het resultaat van overleg in commissies en werkgroepen. Deze grondige aanpak is Tinbergen ten voeten uit. De doelen van de twee plannen waren vergelijkbaar, maar de methoden nogal verschillend. Het Plan De Man was diagnose en leuzen, het Nederlandse plan bevatte zowel diagnose als een veel verder ontwikkeld medicijn. Het had als kenmerk een uitgebreide statistische en financiële onderbouwing, en bevatte uitgebreide lijsten van te ondernemen publieke werken en hoe de industrialisatie bevorderd kon worden. Het refereerde aan de economische theorie van de multiplier, zoals die ook Keynes die verdedigde.

Mussolini et Hitler

Tinbergen had wel geregeld conflicten met de grote Keynes. Het Plan bevatte zo een moderne manier van plannen, waarbij van de geplande maatregelen een goede berekening werd gemaakt van de verwachte effecten.  Er werd vervolgens uitgebreid gereflecteerd over de politieke orde. Dit hield een andere ordening in, een woord dat regelmatig terugkomt. Het hield een uitgebreide hervorming in van het politieke en economische stelsel. Het Plan brak met het oude marxisme, en ondernemers bleven een essentieel bestanddeel. De beslisstructuur in de economie moest wel veranderen. Al deze elementen zouden een rode draad blijven in de geschriften van Tinbergen.

In december 1938 drong Tinbergen erop aan om meer Joodse vluchtelingen in Nederland op te nemen vanuit Duitsland. Maar anderzijds prees hij in 1936 het beleid dat het Italië van Mussolini en Hitler-Duitsland hadden gevoerd om uit de Grote Depressie te komen, in het bijzonder de publieke werken en de hervorming van de financiële sector. Volgens hem was de kern van de conjunctuurpolitiek van het Derde Rijk ongetwijfeld juist en was er geen reden dat te ontkennen. Maar Tinbergen stond toen niet alleen: velen dachten zoals hem.

Van 1936 tot 1938 diende hij als economisch adviseur van de Volkenbond te Genève. Daar analyseerde hij de economische ontwikkeling van de Verenigde Staten in de periode 1919-1932. Dit werk leidde tot zijn theorie van de business cycle en economische stabilisatie.

Doorbraak

Daar we voor Doorbraak schrijven mogen we niet vergeten dat Tinbergen ook actief was in de doorbraakbeweging na de oorlog, waarbij het er om ging het pluralisme achter te laten en de verzuiling (die ook in Nederland bestond) te overstijgen. En toeval of niet, de Nederlandse Volksbeweging (NVB) was de concrete uitkomst van het doorbraakideaal. Waar hebben we die gelijkenis, althans in naam, nog gezien? De NVB probeerde de bestaande politiek op basis van sociale klassen, religie of ideologie te doorbreken en een verenigd progressief front te bewerkstellingen.

De belangrijkste uitkomst was in februari 1946 de oprichting van de Partij van de Arbeid (PVDA), die nog steeds bestaat. Het was een fusiepartij die als brede volkspartij de progressieven uit alle lagen van de bevolking moest aantrekken. Ze brak officieel met het marxisme en staatssocialisme van de vroegere socialistische partij SDAP. Maar What’s in a name ?: De Doorbraak- en Volksbeweging van Tinbergen zijn wel politiek-ideologisch een andere richting uitgegaan dan hun huidige naamgenoten in Vlaanderen.

Ontwikkelingseconomie na de oorlog

Tinbergen werd de eerste directeur van het Centraal Plan Bureau (CPB) van 1945 tot 1953. Tussen 1945 en 1950 was zijn (nieuwe) leeropdracht in Rotterdam: Statistiek, Wiskundige Economie en Econometrie. Dit wijzigde in 1950 in Wiskundige Economie en Econometrie. Ontwikkelingssamenwerking begon Tinbergen meer en meer te interesseren, ook nog een uitloper van zijn activiteit bij de Volkenbond. Volgens Tinbergen had de westerse wereld een morele plicht om de armere landen te helpen. Vanaf 1956 is Tinbergen naast die wiskundige economie dan ook het vak Economie van de Ontwikkelingslanden gaan geven. Vanaf 1966 tot zijn emeritaat (1973) was zijn leeropdracht in Rotterdam Economie der Centraal Geleide Stelsels en Ontwikkelingsprogrammering.

De problematiek van de Derde Wereld had allengs meer zijn interesse gekregen dan theoretische benaderingen. Hij richtte diverse instituten op. De internationale economie moest net zoals de nationale geordend worden, en hij stelde daarom o.a. een Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling voor. Hij was vele jaren topadviseur van de Verenigde Naties voor ontwikkelingsplanning. Naast zijn hoogleraarschap bij de Nederlandse Economische Hoogeschool was Tinbergen van 1934 tot 1968 directeur van de Stichting het Nederlands Economisch Instituut. Van 1973 tot zijn pensionering in 1975 gaf hij college als hoogleraar aan de Universiteit Leiden.

Détente  

Tinbergen heeft gedurende de periode van de Koude Oorlog steeds gestreefd naar ontspanning en co-existentie tussen het kapitalistische Westen en het communistische Oosten. Co-existentie was het aanvaarden dat beide kampen een plek in de wereldmaatschappij hadden, en nodig om confrontaties te voorkomen. In die context stelde hij rond 1960 zelfs voor dat Nederland zich zou terugtrekken uit de NAVO om zich te richten op een derde weg. Hij was dan ook een grote voorstander van de Beweging van Niet-Gebonden Landen onder leiding van de Indiase leider Nehru, en waartoe ook het Yougoslavië van Tito behoorde.

Omwille van al deze inspanningen voor de vrede wordt gezegd dat Tinbergen de verkeerde Nobelprijs heeft gekregen, en dat hij die voor de Vrede verdiende. Symbolisch is ook dat Michail Gorbatsjov in 1992 de hoogbejaarde Tinbergen bij hem thuis in Den Haag bezocht. Ondanks zijn maatschappelijk engagement bleef Tinbergen een econoom. Zo werkte hij in 1955 een kosten-batenanalyse uit voor de dijkverhoging van het wereldberoemde Deltaplan na de grote overstromingen van 1953.

Regels en normen

Tinbergen was zeer creatief in het vinden van allerlei regelen en beginselen:

-In de econometrie is wellicht de bekendste stelling van Tinbergen de zogenoemde regel van Tinbergen (de ‘Tinbergen rule’) die stelt dat binnen elk systematisch en samenhangend model van een economie het noodzakelijk is dat er minstens evenveel instrumenten zijn als doelstellingen.

-Het ruilbeginsel van Tinbergen stelt dat er sprake is van een ideale inkomensverdeling indien niemand van werk wil veranderen (ook al verdient iemand anders meer).

-De Tinbergen Norm behelst dat wanneer een verhouding tussen het laagste en hoogste inkomen in een bedrijf groter is dan 1:5 dit contraproductief is.

-Tinbergen ontwikkelde het eerste omvattende nationale macro-economisch model. Het model werd aanvankelijk gemaakt voor Nederland, maar na de Tweede Wereldoorlog paste hij het toe op de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk.

-Naar hem wordt nog een andere Tinbergennorm genoemd, nl. dat de overheden 1 % van het BBP moeten besteden aan ontwikkelingshulp. Maar dit idee kwam eigenlijk niet van hem, alhoewel hij het wel sterk promootte.

Moeilijke lectuur

De auteur legt vooral het accent op de werenschappelijke loopbaan van Tinbergen, en zijn zoektocht naar de perfectie van de wiskundige modellen om de economische omgeving te bepalen. Dekker haalt daarvoor de diverse boeken en artikelen van Tinbergen aan, en het zijn er heel wat. In de bibliografie vind je een overzicht van meer dan 15 belangrijke boeken en meer dan 200 wetenschappelijke artikelen waartoe hij heeft bijgedragen. Telkens worden de voornaamste economische beginselen van Tinbergen weergegeven, wat de lezing van het boek wel zwaar maakt. Je kan het moeilijk in een trek door uitlezen. Maar we menen toch dat de auteur erin geslaagd is dit op een eenvoudige en bevattelijke manier te brengen, hetgeen niet eenvoudig is. Alhoewel Tinbergen een grondlegger van de econometrie was, zien we nergens in het boek ook maar één wiskundige formule.

Tinbergen was heel actief in de Nederlandse Eonomische Hogeschool te Rotterdam. Maar het is pas op het eind op p. 342 dat we vernemen dat deze in 1973 werd omgedoopt tot de voor ons Vlamingen meer bekende Erasmus Universiteit. Voor niet-Nederlanders was het beter geweest dat de auteur dit veel vroeger had aangegeven.

Tinbergen heeft in diverse domeinen van de economische wetenschap baanbrekend werk verricht (econometrie, statistiek, de vijfjaarplannen, …). Maar hij blijft desondanks een product van zijn tijd. Tegenwoordig is het terecht al wat duurzaamheid betreft dat de klok slaat, maar in het boek wordt er op het einde slechts iets meer dan een blz. aan gewijd. In 1972, toen het eerste rapport van de Club van Rome uitkwam, was hij bezig met het meten van het economisch duurzame nationale inkomen.

Het boek geeft een heel goed idee wat Tinbergen betekende voor zijn tijd, en de moeilijkheden en spanningsvelden die hij moest doorstaan. Het geeft ook goed de evolutie weer in het denken van deze toch boeiende persoonlijkheid.

Paul Becue is lic. Rechten, TEW en Diplomatieke Wetenschappen. Hij heeft een lange ervaring in de financiële sector. Zijn boeken over kredietverzekering gelden als de referentie. Hij is algemeen voorzitter van de Vereniging Vlaamse Academici (VVA) en voorzitter OVV.

Commentaren en reacties