JavaScript is required for this website to work.

Een charmante schets van de charmante eeuw

Othman El Hammouchi12/4/2020Leestijd 5 minuten
TitelEuropeanen
SubtitelHet ontstaan van een gemeenschappelijke cultuur
AuteurOrlando Figes
UitgeverNieuw Amsterdam
ISBN9789046825044
Onze beoordeling
Aantal bladzijden624
Prijs€ 42.99
Koop dit boek

De Britse journalist Peter Hitchens beschreef ooit de ervaring van het doorbrengen van zijn jeugd in de jaren ’50 en vroege jaren ’60 als volgt: ‘Het was alsof ik een oude stoomtrein, gevuld met elegant gedekte tafels, in de verte zag vertrekken en net te laat was om in te stappen’. Hij maakte het einde van een tijdperk mee, de overgang van de christelijke bourgeois-samenlevingen die het aangezicht van Europa sinds 19de eeuw hadden bepaald naar de hedendaagse maatschappij. Voor wie verlangt naar een levendige schets van die lange 19de eeuw, waarvan de geest er zelfs kortstondig in is geslaagd twee wereldoorlogen te overleven, zal het nieuwste boek van Orlando Figes, Europeanen, een onverminderd plezier zijn om te lezen.

De Europese kolossus

In iets meer dan 500 bladzijden neemt Figes de lezer mee op een heerlijke reis doorheen het Europa van de 19de eeuw en beschrijft hij hoe treinen, moderne communicatiemiddelen, internationale auteursrechtenverdragen, vorderingen in lithografische technologie en de noeste arbeid van liberale burgerlijke cultuurliefhebbers in alle uithoeken van het Avondland hebben geleid tot het ontstaan van een gemeenschappelijke Europese cultuur. Dit mondde uiteindelijk uit in merkwaardige standardisering van het culturele leven van Rusland tot Spanje: rond de eeuwwisseling las men overal dezelfde boeken, werden dezelfde opera’s opgevoerd en luisterde men naar dezelfde muziekstukken. Europa werd een immens lichaam, doordrongen van de talloze spoorwegen die fungeerden als de aders van deze kolossus.

De levenswandel van drie opvallende personages vormt de raamvertelling die onze tocht kadert. We volgen het bonte trio van de mezzosopraan Pauline Viardot (née Garcia), haar man Louis Viardot en haar minnaar Ivan Toergenjev, de beroemde Russische auteur. Zij vormden gedurende enkele decennia een ménage à trois (vandaag zouden we de term ‘polyamorie’ gebruiken) die Europa doorkruiste omwille van Paulines carrière. Gedurende die periode onderhielden ze banden met vrijwel alle grote 19de-eeuwse cultuurfiguren, gaande van Berlioz, Gounod, Saint-Saëns en Fauré in Frankrijk tot Liszt, Schumann, Brahms en Meyerbeer in de Duitstalige gebieden tot Tsjaikovski, Dostojevski en Tolstoj in Rusland. Figes gebruikt hun brede persoonlijke kennissenkring als springplank voor een revue van de canonieke denkers, schrijvers, componisten en schilders die de 19de eeuw hebben vormgegeven.

Vlotte afwisseling

De kracht van het werk ligt in zijn voortdurende afwisseling van biografische anekdotiek en historische beschrijving. Wist u bijvoorbeeld dat de iconische melodie van de aria L’amour est un oiseau rebelle uit Bizets Carmen afgeleid is uit een werk van de weinig gekende Baskische componist Sebastián Iradier? Of dat Charles Dickens aanwezig was bij de seizoenspremière van Glucks Orphée in 1862 en zo intens huilde dat de directeur van het Théâtre Lyrique in Parijs, Léon Carvalho, hem naderhand naar Pauline meesleepte en voorstelde met de woorden: ‘Madame, je vous présente une fontaine!’.

Dit soort faits divers toveren steevast een glimlach op het gezicht van de lezer en geven het boek een aangename levendigheid en tastbaarheid. Hier wordt niet louter het verhaal van een époque verteld, maar ook van mensen van vlees en bloed. De centrale as waarrond het werk gebouwd is, te weten het trio Viardot-Toergenjev, benadrukt dit nog meer en schenkt het boek ook een organische eenheid.

Commerciële producten

Tegelijk schuwt Figes meer algemene geschiedkundige beschrijvingen niet. Hij schetst op meeslepende wijze het ontstaan van het moderne toeristenwezen, de standardisering van het operarepertoire, de evolutie van de inrichting van schouwburgen alsook hun commerciële uitbating en de democratisering van hoogcultuur door grootschalige uitgeverijen die romans, gidsen, prentenboeken en arrangementen van populaire stukken in hoge oplagen drukten. Hij laat ook zien dat de kunst van de 19de eeuw wezenlijk werd beïnvloed door deze ontwikkelingen: bij hem krijg je geen romantisch beeld van het eenzame genie dat ex nihilo meesterwerken produceert.

Schilders pasten bijvoorbeeld vaak zowel omvang als onderwerp van hun doeken aan de wensen van de middenklassekopers aan die ze in hun herenhuis wilden ophangen. Kunst en cultuur werden voor het eerst commerciële producten. Ook het idee van een canon van operawerken, die vandaag nog steeds door cultuurhuizen in acht genomen wordt, ontstond pas nadat langeafstandstransport door de proliferatie van de spoorwegen mensen uit de provincie in staat stelde een daguitstap naar de grote steden te doen. Daarvoor was het onmogelijk om elk seizoen Il barbiere di Sigvilia, L’elisir d’amore of Le Nozze di Figaro op te voeren, omdat het lokale publiek ze beu gezien was.

Offenbach en Wagner

De geschiedenis van het 19de-eeuwse Europa is ook de geschiedenis van twee visies op de Europese cultuur die de overhand probeerden te halen: een open, pluralistische visie die uitwisseling, coöperatie en kruisbestuiving promootte en stevig gevestigd was op de tolerante, liberale en humanistische bourgeois-waarden, en een eng-nationalistische, exclusieve, xenofobe en antisemitische stroming. De twee figuren die deze tegenstelling misschien het beste illustreren, zijn Jacques Offenbach en Richard Wagner.

Offenbach was een in Keulen geboren jood die het grootste deel van zijn leven werkte in Parijs en het Franse burgerschap verwierf. Deze beschrijving geeft het beste weer hoezeer deze man het kosmopolitische idee van de Europese cultuur belichaamde. Hij wist groot succes te behalen met zijn operettes, waarvan het satirische en komische karakter en de lichte, vrolijke muziek een welkome afwisseling vormden op de ernstige grands opéras van Gluck en Meyerbeer. Hoewel hij zijn pijlen vaak richtte op de hypocrisie van het Tweede Keizerrijk van Napoleon III wist hij diens gratie te verwerven, en werd hij opgenomen in het Légion d’honneur.

Kort daarna zou Offenbach echter problemen beginnen ervaren naar aanleiding van de oplopende spanningen tussen Frankrijk en de Duitse gebieden. In beiden hadden enge nationalisten steeds meer de overhand weten te halen. Dergelijke lieden hadden Offenbach altijd al aangevallen vanwege zijn joodsheid. Wagner zelf beschreef zijn ‘commerciële’ muziek als ‘typisch joods’, een verwijt dat zijn meest beruchte bewonderaars 50 jaar na zijn dood in Duitsland zouden gebruiken om de ‘entartete’ entertainment-industrie te slopen. Offenbach werd uiteindelijk gedwongen naar Spanje te vluchten tijdens de Frans-Pruissische Oorlog.

Einde van een rijk weefsel

De oorlog, het enge nationalisme dat ertoe geleid had en het daaropvolgende revanchisme maakten een einde aan de rijke Frans-Duitse mengcultuur die had geleefd in de spa’s en kuuroorden langs de Rijn. In steden als Baden-Baden vormde de walsmuziek van Johan Strauss de achtergrondmuziek bij de bijeenkomst van de haute société van kunstenaars, rijken en edellieden uit gans Europa. Na 1871 bleef hier echter niets meer van over, en was de mars richting de Eerste Wereldoorlog ingezet.

De openheid waarvoor figuren als Offenbach stonden was echter geenszins ontdaan van culturele specificiteit en liefde voor het eigen land. Toergenjev zette zich bijvoorbeeld levenslang in voor de promotie van de Russische letteren en kunst in het buitenland. Hij ondersteunde en promootte jonge Russisiche kunstenaars die hij veelbelovend vond en vertaalde veel Russisch werk met eigen hand. Zijn liberale houding was er een van inclusie en uitwisseling van de culturele rijkdommen van zijn land, dat in de eerste helft van de 19de eeuw als achterlijk en onderontwikkeld werd gezien in het Westen.

Hetzelfde gold voor Victor Hugo en Guiseppe Verdi, die door hun volkeren werden beschouwd als helden en symbolen van nationale eenheid – iedereen kent de slogan Viva Verdi die door partizanen van de Italiaanse eenmaking werd gebruikt. Bij de begrafenis van Hugo waren de straten van Parijs gevuld met niet minder dan twee miljoen rouwende mensen, en toen Verdi in 1901 stierf sloten theaters en winkels in Italië de deuren, en verzamelden 300 000 mensen zich in Milaan voor zijn begrafenis. Naar verluidt begon de menigte spontaan het koorlied Va pensiero uit Nabucco te zingen. Het melancholische lied van de Hebreeuwse slaven de uit hun thuisland verjaagd waren door de Babyloniërs was een nauwelijks verholen metafoor voor Italiaans nationalisme.

Op de vooravond van een nieuwe heropleving van een eng soort nationalisme is Orlando Figes’ boek belangrijker dan ooit. Het is niet alleen een meesterlijke tocht door een verloren verleden, maar tegelijk de gezant van een betere toekomst. Van harte aanbevolen.

Othman El Hammouchi is een jonge, conservatieve opiniemaker.

Commentaren en reacties