JavaScript is required for this website to work.

Een genadeloos eerlijk zelfonderzoek

Dirk Rochtus17/3/2023Leestijd 3 minuten
TitelAutocue voor lockdown
AuteurBart Stouten
UitgeverUitgeverij P
ISBN9789464757002
Onze beoordeling
Aantal bladzijden56
Prijs€ 18

Bart Stouten, de bekende ex-radiomaker bij Klara, presenteerde op zaterdag 11 maart zijn twaalfde dichtbundel Autocue voor lockdown in Galerij De Zwarte Panter in Antwerpen.

Doorbraak-redacteur Dirk Rochtus leidde de bundel met onderstaande tekst in: ‘”Verzen zijn mijn helden die de Dood wegschreeuwen, en jullie zitten er een gedicht lang in gevangen.” Deze woorden van dichter Bart Stouten, deze woorden als waren ze een waarschuwing, nemen u, lezer, op sleeptouw doorheen een wereld vol dromerige beelden en tekens; ze laten u niet los, u bent eraan gekluisterd. De dichter Stouten haalt Goethe, de Dichterfürst uit Weimar, aan: “Ich schreibe nicht euch zu gefallen, Ihr sollt was lernen”, in vertaling: “Ik schrijf niet om jullie te behagen, jullie dienen iets te leren.” Die boodschap heeft Bart Stouten tijdens zijn professionele leven in een opdracht omgezet: de opdracht om in zijn radioprogramma’s de luisteraar, in zijn poëzie en proza de lezer “iets te leren”. Om daarnaast toch ook de luisteraar en de lezer de zin voor schoonheid mee te geven.’

Tweegesprek

Schoonheid vergt ook het delen ervan met de andere. En toen dook daar het virus op en dwong ons allen op onszelf terug te plooien. Voor de minnaar van de schoonheid die Stouten is, werd de sociale bubbel in zijn eigen bewoordingen tijdens de covidlockdown een bubbel van gedachten, van vertrouwde en soms obsessieve gedachten. De lockdown confronteerde de dichter in de beslotenheid van zijn woonruimte als geïmproviseerde studio met het eigenzijn. De eenzaamheid in Antwerpen kwam als verwijzing naar die mythische figuur naderbij ‘in de gedaante van een groeiende lange wapper-schim’.

Geweten en bewustzijn kruisen in de autocue de woordelijke degens met elkaar. In de spiegel kijkend staart de dichter recht naar zijn geweten. Het zelfgesprek van de dichter, in wezen een tweegesprek van dat geweten en dat bewustzijn, rafelt zich uit in een écriture automatique. Wordt een bundel als ‘uitwisseling van fictie en onverwerkte werkelijkheid, wat dromen altijd wel zijn’.

Taal als troost

Herinneringen en dromen stromen doorheen wat hij zelf noemt ‘de kamer van je geest’. In die kamer voltrekken zich reizen naar het verleden. Heel concreet de herinneringen aan de eigen jeugd in Borgloon, waar Chopin hem begeleidde. Herinneringen aan wat hij leerde en niet leerde, en wat dit betekende voor zijn eigenzijn. Herinneringen aan liefde en verlies.

Doorheen de beelden en dromen die de bundel oproept, kijkt de lezer naar het leven, maar ook naar de dood die de dichter op zijn pad ontmoet. Zijn rouwende ziel evoceert de herinnering als ‘angst die snuffelt aan de dood’. Taal duidt de dichter aan als troost omdat ‘ze uitdrukking geeft aan dingen die er zijn, maar soms ook niet zijn’.

In die kamer van de eigen geest voltrekken zich ook reizen naar oorden waar hem groten uit de wereld van de cultuur wachten. Zo Marcel Proust, wiens manuscripten hem uitnodigen in de Bibliothèque Nationale in Parijs. Aldus sprak de dichter: ‘Kijk, hij is er altijd, die Proust, en hij komt om de haverklap langs in mijn dromen.’

Apollo en Dionysos

Alles wat de dichter aanraakt, welk onderwerp hij ook aansnijdt, het doet zich voor om te belanden in zijn dromen. Of zoals hij zelf zegt: ‘Dromen gaan zich moeien met de herinneringen. Ze vertroebelen het water van het geheugen. Ze interfereren met wie de dichter is. Ze willen hem ook veranderen.’ Of zoals die andere vereerde dichter Rainer Maria Rilke sprak: ‘Du mußt Dein Leben ändern’, je moet je leven veranderen. De beroemde versregel die Rilke schreef bij het aanschouwen van de torso van een Apollo-beeld in het Louvre, van Apollo, de god van wat voor Stouten zo doordringend is: schoonheid en harmonische orde.

En toch heeft Stouten ook iets Dionysisch in zich. Zoals uit de roes en het rusteloze van zijn ‘surrealistische dromen’ opstijgt, verenigt hij met het wisselspel van Apollo en Dionysos in zich datgene wat Nietzsche noemde: ‘Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik’.

De componist ‘op de achtergrond’

De poëzie is hem als nachtbalsem die de stormen in zijn innerlijke betijt. Ze is ‘de donkere zijde van een planeet die door het denken beschenen wordt’. Ze rijgt de woorden aan elkaar die de ‘waakhonden van de rede’ doen blaffen. Poëzie is ook zelfonderzoek zoals neergelegd in de bundel die een leven vertolkt waarin naast Chopin ook Monteverdi, Fauré en Bach weerklinken. Bach, aan wie de dichter eer betoont, de zogeheten componist op de achtergrond, de componist aan wie hij naar eigen zeggen de ‘rechtvaardiging’ van zijn weg overlaat.

Liefde en vrijheid, muziek en dichtkunst doordesemen zijn verwachtingen rond ‘aards geluk’, wat de dichter ook tegemoet fonkelt in — om met een bekorend citaat te eindigen — ‘een glas wijn, een ruisende branding, het verlangen dat opkomt en liggen gaat in de nacht om eeuwig in de armen van je liefde te zijn’.

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties