JavaScript is required for this website to work.

Eurodynamica

Wouter Roorda14/7/2019Leestijd 5 minuten
TitelEurodynamica
SubtitelVan samenwerkingsverband naar transferunie
AuteurJean Wanningen
UitgeverDe Vrije Uitgevers
ISBN978-90-6523-323-3
Onze beoordeling
Aantal bladzijden244
Prijs€ 19.95

In dit boek wordt de introductie en het ‘succes’ van de euro van een andere kant belicht dan we doorgaans krijgen voorgeschoteld in de media. In drie delen bespreekt de Nederlandse financieel-economische publicist Jean Wanningen respectievelijk de (voor)geschiedenis van de euro, de economische prestaties van diverse eurolanden en de vragen voor de toekomst van de euro.

Vooral het eerste deel is een absolute aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in het ontstaan van de gezamenlijke munt en de gebeurtenissen sinds de invoering ervan in 2002. In een vlotte stijl praat Wanningen de lezer in minder dan 100 bladzijden niet alleen helemaal bij wat betreft de (voor)geschiedenis. Ook de actuele discussies worden haarfijn uitgelegd en technische begrippen als TARGET2 worden voor de leek op een begrijpelijke manier verklaard. Zo ook alternatieven als neuro/zeuro en The Matteo Solution. Dit deel is dus van belang voor zowel degene die zich voor het eerst wil verdiepen in de materie als degene die goed is ingevoerd maar zich wil informeren over de verschillende standpunten en de actuele stand van zaken.

Divergerende economische ontwikkeling

Het voornaamste probleem in de ogen van Wanningen (en anderen) is dat de eurolanden qua economische ontwikkeling niet naar elkaar toe convergeren maar juist divergeren, waardoor de verschillen tussen met name de noordelijke en de zuidelijke landen steeds groter worden. Eén rente en één wisselkoers kunnen nooit het benodigde maatwerk leveren voor de qua structuur en conjunctuur sterk uiteenlopende economieën van de eurolanden. Dat wordt ook in regeringskringen in Parijs (en Rome en Madrid) onderkend.

De manier waarop de zuidelijke landen meer convergentie willen bewerkstelligen, verschilt echter nogal van hoe daar in noordelijke landen over wordt gedacht. Volgens Macron cs ontbreekt er een mechanisme om meer convergentie te ontwikkelen. Dat zou er moeten komen in de vorm van een speciaal overheidsbudget voor de eurozone, waarmee overheden kunnen ‘investeren’ in de economieën van achterblijvende landen om deze zo in het spoor te brengen van de beter presterende eurolanden.

Noordelijke landen zien niets in wat zij een transferunie noemen en Wanningen legt overtuigend uit waarom dit geen goed idee is. De zuidelijke landen hebben de afgelopen 20 jaar stelselmatig geweigerd hun economieën te hervormen en zien afspraken als inspanningsverplichtingen. Zij zoeken de oorzaak bovendien bij de noordelijke lidstaten met hun grote overschotten op de lopende rekening van de betalingsbalans.

Het slechtste van twee werelden

De patstelling waartoe dit heeft geleid, brengt ons het slechtste van twee (belevings)werelden. De zuidelijke landen die afspraken aan hun laars lappen, waardoor ze hun economieën niet op orde hebben en in tijden van crises moeten worden gered door de noordelijke landen. Die dringen ten tijde van economische stagnatie forse bezuinigingspakketten op aan de zuidelijke zondaars, die niet alleen het economisch herstel bemoeilijken maar ook voor veel ellende zorgen in de vorm van werkloosheid en armoede.

Dat eigenbelang een rol speelt bij deze steunoperaties vanuit het noorden bewijst bijvoorbeeld het feit (dat Wanningen nog eens onder de aandacht brengt) dat van het totale Griekse hulppakket ter grootte van 290 miljard euro 95 procent is gebruikt om met name Franse en Duitse banken schadeloos te stellen die geld hadden uitgeleend aan een regering die het begrotingstekort stiekem liet oplopen tot een astronomische 12 procent. Daarbij geholpen door de lage rente in de eurozone die lenen zo goedkoop maakte.

Dat de eurolanden de zaken graag onder elkaar willen bedisselen bespreekt Wanningen aan de hand van de rol van het IMF bij de verschillende steunoperaties in het eurogebied en de wens van de meeste landen tot de oprichting van een soort van Europees Monetair Fonds als aankleding van het huidige Europees Stabiliteits Mechanisme (ESM). Niet alleen houdt dit een onafhankelijke pottenkijker als het IMF buiten de deur, ook maatregelen als schuldkwijtschelding verdwijnen van de agenda. Het IMF maakte terecht een punt van het feit dat de Griekse economie nooit de schuldenberg die het met zich meetorst kan aflossen en dat de aanwezigheid hiervan de groei onder druk zet.

Frankrijk krijgt z’n zin

Fijntjes beschrijft Wanningen hoe een land als Frankrijk voortdurend zijn zin krijgt. Niet alleen doordat het land nooit op de vingers wordt getikt voor de steeds te hoge begrotingstekorten, maar vooral door het naar eigen hand zetten van de afspraken rond de euro. Zo begon de euro op instigatie van Duitsland met ogenschijnlijk harde afspraken en een centrale bank gemodelleerd naar het model van de Bundesbank  en met dezelfde opdracht: het bewaren van prijsstabiliteit. Verschillende crises en het voortdurend ter discussie stellen van gemaakte afspraken, door te wijzen op de ogenschijnlijk niet eenduidigheid ervan, leidden ertoe dat er openingen ontstonden waar al snel een Franse voet in paste. De Latijnse meerderheid in het bestuur van de ECB hielp ook een handje.

Hetzelfde dreigt nu te gebeuren met de begrotingsunie. Weliswaar is afgesproken dat die wordt ingekaderd binnen het reguliere EU-budget, maar de opening is er. In Parijs wordt geduldig gewacht op het moment waarop deze begrotingsunie verder kan worden opgetuigd. Niet alleen met een eigen (en hoger) budget, maar ook met een eigen Minister van Financiën, eigen belastingheffing en gemeenschappelijk gefinancierde schulden via bijvoorbeld de uitgifte van zogenaamde eurobonds. Als dat een feit is, dan zijn we, zo schrijft Wanningen, de transferunie in gerommeld.

Voorspelde voorspoed?

In het tweede deel analyseert Wanningen of de euro ons echt de voorspoed heeft gebracht die was beloofd bij de invoering ervan. Hij documenteert dat dit nogal tegenvalt. Hoewel dit deel de nodige slordigheden bevat, is het punt wat de auteur wil maken helder. Het lagerentebeleid van de ECB dat is bedoeld om overheden met hoge schulden en slechte banken in met name Zuid-Europa overeind te houden, kost bijvoorbeeld de Nederlandse belastingbetaler miljarden alleen al in achterblijvende pensioenen.

Dit deel identificeert een groot aantal zwakheden in de verschillende euro-economieën. Niet in de laatste plaats in Duitsland, waar alleen de exportindustrie profiteert van de zwakke euro. De onwil en het onvermogen om de zwakke broeders onder de Europese banken te saneren vormt een ernstig risico als zich een volgende economische teruggang voordoet. De afspraak in het Verdrag van Maastricht, dat landen elkaar niet financieel zullen bijstaan, is al gebroken door de steun aan Griekenland in 2010. Met banken en lidstaten die ’too big to fail’ zijn, lijken pleidooien voor een terugkeer naar deze no bailout-clausule een illusie. De Europese noodfondsen zijn echter niet dusdanig gevuld dat zij een wankele bankensector of een grote lidstaat op de been kunnen houden. Dus zal opnieuw naar de belastingbetaler worden gekeken.

Weergekeerde rust?

Ogenschijnlijk lijkt de rust in de eurozone door de afwezigheid van crises de laatste jaren te zijn teruggekeerd. Het lagerentebeleid van de ECB heeft echter wel degelijk consequenties. Niet alleen resulteert het in een transfer van geld van spaarders in het noorden naar wankele overheden en banken in met name het zuiden. Het zorgt ook voor bubbels in vastgoed- en aandelenmarkten en oververhitting in een economie als de Nederlandse. Daarnaast vormt het geen enkele prikkel voor overheden en banken om hun slechte economische staat te verbeteren. Integendeel, door de lage kosten van het huidige beleid worden ze in slaap gewiegd.

De deskundige stem van Jean Wanningen wordt helaas te weinig gehoord in de Nederlands(talig)e media. Dat zal te maken hebben met zijn boodschap: Wanningen is niet heel optimistisch in deel 3 van zijn boek. Hij ziet de eurozone regelrecht afstevenen op een transferunie en onderbouwt die stellingname met een zorgvuldige ontleding van uitspraken van Franse en Duitse overheidsfunctionarissen en verschillende documenten en toespraken. Hij maakt ook duidelijk dat we dit niet moeten willen als Nederlandse (en Vlaamse) belastingbetaler. Net zoals de Vlaming al ettelijke decennia zit te wachten op het herstel van de Waalse economie en in de tussentijd de rekeningen betaalt, zal de Noord-Europese belastingbetaler tevergeefs wachten op de uitwerking van de beloofde hervormingen in het zuiden en daarvoor steeds weer de rekening krijgen gepresenteerd.

Wouter Roorda is econoom. Hij werkte 20 jaar bij verschillende Nederlandse ministeries, vooral op het terrein van arbeidsmarkt en sociale zekerheid. Tegenwoordig is hij actief als onafhankelijk columnist, investeerder en rentmeester.

Commentaren en reacties