JavaScript is required for this website to work.

Europese toekomstvisie Van Overtveldt: meer vragen dan antwoorden

Nicolas Van Haecke17/7/2019Leestijd 3 minuten
TitelZijn we het kwijt?
SubtitelEen toekomst voor Vlaanderen en Europa
AuteurJohan Van Overtveldt
UitgeverPolis
ISBN978-94-6310-451-7
Onze beoordeling
Aantal bladzijden256
Prijs€ 22.5

In zijn boek Zijn we het kwijt  schetst Johan Van Overtveldt een toekomstvisie voor Europa. Hij begint met een geschiedenis van Europa en staat dan stil bij recente ontwikkelingen binnen de EU, zoals de Brexit en het migratievraagstuk. Zijn conclusie luidt dat de EU in een existentiële crisis zit: ‘De tekortkomingen en mislukkingen gingen de successen nadrukkelijk overwoekeren’.

Pragmatisch en redelijk

Hij ziet drie strekkingen binnen de EU: een groep die de idee van ‘an ever closer union’ genegen is, en alle heil ziet in ‘meer Europa’, een tweede groep die zich aan het andere uiterste bevindt en de EU gewoon weg wil, en dan de derde groep die het kind niet met het badwater wil weggooien.

‘Hier overheerst de overtuiging dat, ten eerste, de Europese gedachte nog altijd zeer de moeite waard is en dat, ten tweede, fundamentele ingrepen in de Europese huishouding nodig zijn om met de Europese trein weer op het goede spoor te raken.’

Van Overtveldt ziet zichzelf en de N-VA in die laatste groep. Hij staat voor een pragmatische, redelijke, wat ‘eurokritische’ middenpositie:

‘Om uit de wurggreep te raken van grootse visies zonder al te veel onderbouw is een meer rationale besluitvorming nodig met aandacht voor het geheel, ook voor de meer technische details van de projectuitbouw en niet enkel voor de euforische wilde dromen.’

Beleid aan de EU overlaten?

Vraag is dan eerst hoe zo’n Europa er eventueel moet uitzien. Van Overtveldt noemt het subsidiariteitsbeginsel een goed uitgangspunt. Dit beginsel bepaalt in welke omstandigheden de EU in de plaats van de lidstaten mag treden. De auteur heeft een bedenking: ‘Dat Europa vandaag als beleidsentiteit in het slop zit, heeft alles te maken met het feit dat met de push naar een “ever closer union” geleidelijk aan het subsidiariteitsprincipe overboord ging.’

Hij stelt een dubbele voorwaarde om beleid naar het Europees niveau te tillen. Ten eerste moet er sprake zijn van een falende marktwerking die een correctie van overheidswege nodig maakt, of als die overheid zelf meespeelt en goederen (voor defensie bijvoorbeeld) aanbiedt. Ten tweede moet, vergeleken bij het nationale niveau, het Europese aanwijsbare schaalvoordelen bieden.

Meerwaarde EU op 3 domeinen

Van Overtveldt ziet drie terreinen waar de EU een aanzienlijke meerwaarde biedt of zou kunnen bieden: energievoorziening, veiligheidsbeleid, en een eengemaakte economische ruimte met vrij verkeer van goederen, diensten, kapitalen en personen.

Wat betreft de energievoorziening ziet Van Overtveldt enorme schaalvoordelen, bijvoorbeeld door het oordeelkundig koppelen van electriciteits- en gasnetten. Op vlak van veiligheidsbeleid ziet hij drie facetten: samenwerking tussen politie- en veiligheidsdiensten en tussen overheidsadministraties in het algemeen, defensie en buitenlandse zaken, en de beveiliging van de buitengrenzen van de EU.

‘Al ligt het verhaal zeker op dat laatste vlak al iets complexer, want Europees toezicht op de buitengrenzen van de Unie vereist uiteraard eenstemmigheid over de criteria op basis waarvan je migranten binnenlaat of niet en dus een eenduidig Europees migratiebeleid.’

Dat is volgens Van Overtveldt vandaag echter niet haalbaar, en allicht ook niet wenselijk gezien de grote verschillen tussen de lidstaten inzake migratievisie en behoeften op de arbeidsmarkt.

Eengemaakte dienstenmarkt

Blijft nog het domein van de eengemaakte economische ruimte met het vrij verkeer van goederen, diensten, kapitalen en personen. De grote lacune ziet hij hier in de dienstensector:

‘Als onderdeel van de gehele economie nam het belang van de dienstensector hand over hand toe, maar een eengemaakte markt voor diensten is er vandaag slechts in beperkte mate. (…) We hebben een eengemaakte Europese markt, behalve voor het grootste onderdeel van de economie.’

Hij houdt een pleidooi voor een eengemaakte dienstenmarkt. Maar naast de voordelen die hij aanhaalt, zitten er aan een eengemaakte markt voor diensten ook wel enige nadelen die misschien niet meteen opvallen. Zo zorgt de bestaande dienstenrichtlijn er nu al voor dat lokale besturen detailhandel buiten het stadscentrum niet kunnen verbieden, wat blijkt uit dit artikel.

Maar vooral: een doorgedreven vrij verkeer van diensten houdt op termijn ook de liberalisering en eventueel privatisering in van onder meer het spoor (nu al gaande), gezondheidszorg, onderwijs enzovoort. De dienstenmarkt volledig vrij maken is dus als trekken aan één touwtje waarbij andere touwtjes automatisch gaan meebewegen. Die andere touwtjes zitten vast aan het arbeidsmarktbeleid en het sociaal beleid van de lidstaten.

Tot op welke hoogte zullen bij een echt vrij verkeer van diensten die lidstaten nog een coherent sociaal beleid kunnen voeren? Terwijl Van Overtveldt zich voorstander noemt van een sociaal beleid op het niveau van de lidstaten. Hoe dan ook: als een lidstaat zelf openbare diensten wil blijven aanbieden, zoals bijvoorbeeld openbaar vervoer, dan moet dat mogelijk blijven. Vrij verkeer van diensten, zeker als er geen belangrijke uitzonderingen worden voorzien worden, dreigt de autonomie van de lidstaten op diverse domeinen verder op de helling te zetten, weliswaar niet door overheveling van bevoegdheden naar Europa maar wel naar ‘de markt’ via EU-regelgeving. Vraag is of dit strookt met het confederalisme waar de N-VA ook op Europees vlak voor staat. Of zouden Johan Van Overtveldt en de N-VA dan toch meer ‘pro Europees’ zijn dan men in eerste instantie zou vermoeden?

Nicolas Van Haecke heeft interesse voor EU-thema's en binnenlandse politiek. Hij is ook vertrouwd met de werking van lokale besturen.

Commentaren en reacties