JavaScript is required for this website to work.

Falend feminisme

Ann Moella21/7/2019Leestijd 6 minuten

Ik voel me nooit echt verwant met het bestaande, hedendaagse feminisme. Ik noem het smalend ‘het falend feminisme’. Dat denigrerend gevoel valt onder de noemer van wat men de ‘feministische paradox’ noemt. Want al vinden we met zijn allen (nou ja, bijna) dat mannen en vrouwen gelijke kansen en gelijke rechten verdienen, is er amper een kwart van de bevolking dat zich feminist noemt.

(En ik heb het dan niet over de electorale uitlatingen van politici zoals Wouter Beke, die zich enkel op Vrouwendag feminist noemt of Alexander De Croo die het met veel bombarie heeft over ‘De eeuw van de vrouw‘.)

Daarom is een andere visie meer dan welkom en het bestuderen waard. Het recent verschenen boek Dames voor Darwin bijvoorbeeldwaarin doctor in de Wijsbegeerte Griet Vandermassen een pleidooi houdt voor een integratie van het evolutionair perspectief in het feminisme, en dat uitvoerig ondersteunt met wetenschappelijk onderbouwde argumenten.

Een politiek mensbeeld

Elke vrouwenbeweging draagt in zich het nobel doel van een sociaal-politieke beweging die de onderdrukking van de vrouw wil verklaren en bestrijden. Het feminisme is ondertussen geëvolueerd van puur gelijkheidsfeminisme tot een postmoderne benadering. De auteur geeft er een overzicht van in het eerste hoofdstuk.
Hoe dan ook, steeds vertrekt het impliciet van een bepaald mensbeeld. Dat mensbeeld is echter vaak meer politiek dan wetenschappelijk geïnspireerd. Daardoor faalt dit feminisme en mist het wel eens zijn doel...

Het hippe slachtofferschap

Het hedendaagse feminisme houdt er een haast religieus wereldbeeld op na, schrijft psychiater Esther van Fenema in haar voorwoord. De man wordt haast altijd gezien als de boze wolf die ‘willens en wetens de vrouw onderdrukt en die vrouw moet bijgevolg “bevrijd” worden.’
Aanspraak maken op een soort vrouwelijk slachtofferschap is immers hip, ‘omdat een ‘slachtofferschap’ tegenwoordig prestige en morele autoriteit verleent.’   (p25)

Intersectionalisme

Het nieuwste kleedje dat het feminisme aantrok begin deze eeuw heet ‘intersectionalisme’. Vrouwen worden niet gezien als een homogene categorie, maar als een groep mensen in een ‘brede waaier van rijke tot arme, van arbeidersvrouwen tot middenstandsvrouwen, van blanke tot allochtone en zwarte vrouwen, van hetero tot lesbische en transgendervrouwen… Soms geeft dat extra privileges, soms zorgt dat voor marginalisering.
Het intersectionalisme gaat er van uit dat gender altijd verweven is met identiteit. En dat je slachtoffer kan zijn van meer dan een vorm van discriminatie tegelijk: seksisme, racisme, heteroseksisme.’ (p. 24)

Evolutiepsychologie is seksisme?

Vanzelfsprekend verkondigt dit intersectionalistisch feminisme autoritair de ‘juiste leer’, met strikte regels voor wat je mag zeggen, denken, doen. Zelfs wetenschap en rationaliteit worden afgekeurd omdat ze patriarchaal, blank en verfoeilijk westers zijn. Ook het evolutionaire denkkader wordt dan als seksisme en determinisme gezien.
Helaas leidt dit volgens de auteur snel tot dogmatisch denken, zonder enige nuance: blanke mannen zijn dan immers per definitie geprivilegieerd; zwarten, transgenders en andere minderheden zijn altijd slachtoffers.
In plaats van mensen samen te brengen, ‘zorgt een ontspoord intersectionalisme voor toenemende maatschappelijke versplintering.’ (p. 25)

Sociale constructie?

Het hedendaagse feminisme beschouwt mannelijkheid en vrouwelijkheid als ‘sociaal geconstrueerde ficties, kadert seksualiteit altijd in machtsrelaties en staat voor rivaliserende theorieën en analyses van gender die zich ver van de ‘metatheorieën en universalia’ houden.’  (p. 277)
Gender, ras, klassenbewustzijn zijn in haar optiek simpelweg verworvenheden, opgedrongen door historische ervaring en tegenstrijdige sociale realiteiten van patriarchaat, kolonialisme en kapitalisme. Definities van vrouwelijkheid worden omvergeworpen, persoonlijke identiteit wordt verworpen. (p. 22)
Er zit een autoritair kantje aan dit soort feminisme, dat geacht wordt de belangen van vrouwen te verdedigen — niet om hen voor te schrijven wat die belangen zijn. Vrouwen zijn voldoende intelligent en rationeel om dat zelf te bepalen.

Socialisatie

Ook de ‘nature-nurture’ tegenstelling is volgens Vandermassen hopeloos achterhaald. De maakbaarheid is een fabeltje: ‘mannen of vrouwen zijn geen hompen klei die in om het even welke vorm gekneed kunnen worden. Ze zijn integendeel actieve participanten in hun eigen ontwikkeling, ze handelen op contextgevoelige manieren die ooit voor beide sekses adaptief waren en grotendeels nog zijn’. (p. 276)
Dit sociaal constructivisme verglijdt al snel in cultuurrelativisme, waarbij ‘culturele tradities een vrijbrief krijgen voor het onderdrukken en brutaliseren van vrouwen’.

Door dat ontbrekend inzicht ontstaat er een foute analyse, ondoeltreffende politieke actie, versnippering en een jammerlijk gebrek aan publieke aantrekkingskracht. Er bestaat uiteraard wel degelijk een menselijke natuur, een verzameling eigenschappen die de leden van onze soort over het algemeen met elkaar delen en die een gevolg zijn van evolutie door selectie. ‘Als het feminisme in de eigen theorievorming een evolutionaire benadering zou incorporeren, zou meteen al een pak foute veronderstellingen in rook opgaan’. (p. 27)

Denigrerend feminisme

Tegen dat contraproductief (falend) feminisme trekt Vandermassen van leer, omdat het vooral denigrerend is voor vrouwen. Hedendaagse feministes doen alsof vrouwen geen eigen wil hebben en geen rationele keuzes maken. Het lijkt erop alsof dit feminisme alle vrouwen naar hun evenbeeld wil herscheppen. ‘Onvrouwelijkheid, een anti-man houding, lesbianisme en dirigerend denken’ worden niet zomaar door vrouwen als vanzelfsprekend overgenomen.
Een kleine groep van vrouwen meent te weten wat de échte interesses en de echte belangen zijn van alle andere vrouwen: die kleine groep bepaalt tegenwoordig waar feminisme voor staat. Zij is allerminst representatief voor de vrouwelijke bevolkingsgroep, in wier naam ze wil spreken. Het is een feminisme met een vrouwbeeld waar de meeste vrouwen zich niet in herkennen en met een (politieke) agenda waar vele vrouwen niet achter staan. (p. 280)

Falend feminisme

Ik herinner mij vorig jaar, in Berlijn,  een vrouwenmars voor méér vrouwenrechten (en dus logischerwijs tégen islam en sharia) die ‘moderne’ feministen en andere zogenaamde ‘antifa’s probeerden te verhinderen. Hoe kan een vrouwenbeweging vandaag tégen méér vrouwenrechten en mínder onderdrukking zijn?

Feminisme in 2030

Beeldt het u even in. We zijn in 2030: steeds meer mensen noemen zich feminist. Feminisme wordt niet langer geassocieerd met onvrouwelijkheid, dogmatisme en een anti-manhouding, maar wel met een verfrissende taboeloosheid en wetenschappelijke belezenheid. ‘Dit nieuwe feminisme spreekt mensen aan, want het ijvert voor maximale kansen voor alle mensen om hun leven naar eigen goeddunken te leiden en legt de nadruk op intellectuele openheid en discussie.’ (p. 304)
Het oude feminisme moraliseerde, gebood en verbood. Als voorbeeld wijst Griet Vandermassen naar het eisenpakket van Furia vzw tijdens de Vrouwendag 2018. ‘Seksisme, racisme en transfobie zouden op de werkvloer verboden moeten worden én er moet positief om gegaan worden worden met diversiteit.’ Wie dit niet naleeft krijgt te maken met sancties, die ook gerechtelijk zouden opgelegd worden, dixit Furia.

Neen aan een monocultuur

Voor een positieve omgang met diversiteit is er nochtans niets belangrijker dan de diversiteit van meningen. Het is die verscheidenheid aan ideeën die Furia wou beteugelen.
Een intellectuele monocultuur willen opleggen, verstikt het debat, schrijft Vandermassen, leert ons niet nadenken over onze argumenten, confronteert ons niet met tegenargumenten en zorgt er alleen voor dat gevoelens van onverdraagzaamheid ondergronds gaan en sterker worden. (p. 305)

Evolutiefeminisme

De stelling blijft boeiend: ‘met de evolutiepsychologie als overkoepelende metatheorie zou het modern feminisme eindelijk over een unificerend denkkader en een wetenschappelijk onderbouwd mensbeeld beschikken’. Het uitgangspunt is dan niet langer een psychoseksueel neutrale geest en het politieke doel is dan niet langer een maatschappij zonder structurele genderverschillen. ‘Het simplistische dader-slachtofferplaatje is vervangen door een denkkader waarin beide seksen vanuit hun geëvolueerde psychologie strategisch op seksegenoten reageren.’

Waar het falend feminisme in de onderlinge kattigheid van vrouwen geïnternaliseerd seksisme ziet, schrijft Vandermassen, zien evolutiefeministen intraseksuele competitie. Waar het falend feminisme het objectiveren van vrouwen door mannen als seksisme bestempelt, merken evolutiefeministen een seksualiteit die visueler ingesteld is dan bij vrouwen. Evolutiefeministen schermen niet zo snel met discriminatie of seksisme, omdat ze weten dat er vaak andere mechanismen aan het werk zijn. (p. 305)

Algemeen welzijn

Natuurlijk is de strijd voor gelijke rechten en kansen voor beide seksen fundamenteel . Ook in het Westen kan er structureel nog veel verbeteren. Het foute uitgangspunt van het ‘gelijkheidsfeminisme’ zorgt volgens de auteur echter voor gebrekkige analyses en ontoereikende remedies. (p. 280)
Evolutiefeministen hebben een andere doelstelling dan het klassieke feminisme: niet het oude ideaal van ‘gelijkheid van uitkomst’, niet gendergelijkheid, maar individueel en algemeen welzijn staan centraal. Genderverschillen worden namelijk niet kleiner naarmate vrouwen meer vrijheden en kansen krijgen. Sommige worden zelfs groter. (p. 13)
Vandermassen wijst op de verschillen in interesses, vaardigheden, motivaties… Er is dan ook geen enkele reden om bij gelijke kansen een gelijke uitkomst te verwachten. Gendergelijkheid hoeft dan ook geen doel op zich te zijn. Het is alleen een moreel goed als het zorgt voor een toename van het algemeen menselijk welzijn. (p. 301)

Een darwinistisch geïnspireerd feminisme, concludeert Vandermassen (p. 276), houdt rekening met de groeiende berg aan kennis over de geëvolueerde psychoseksuele verschillen tussen mannen en vrouwen. Het gaat ervan uit dat gelijkheid van kansen voor beide seksen bevrijdend kan zijn, maar aanvaardt tegelijk dat mannen en vrouwen die kansen vaak heel anders zullen benutten.
Dit evolutiefeminisme zou streven naar een wereld die de belangen van eenieder ernstig neemt en hen maximale kansen biedt tot ontplooiing. En zo te zijn wie ze willen zijn.

Onder deze schrijversnaam maakt Ann Moella deel uit van een Pajots bloggersduo "Moella & Verweer". Opgeleid als communicatiewetenschappers - vrij van elk dogma - willen zij het fake 'politiek correcte' denken doorprikken. Het waarnemen van 'framing' fenomenen genereert 'mixed feelings': van vermakelijk tot verontwaardiging.

Meer van Ann Moella

Oikofobie is geen lege doos, maar een bestaande realiteit. Deugkampioenen mogen roepen dat het niet bestaat. Ze sluiten zo diversiteit uit.

Commentaren en reacties