JavaScript is required for this website to work.

Goede ongelijkheid

Tom Potoms14/11/2015Leestijd 4 minuten
TitelGoede ongelijkheid
AuteurMarc De Vos
UitgeverLannoo Campus
ISBN9789401428781
Onze beoordeling
Aantal bladzijden392
Prijs€ 29.99

Marc De Vos, directeur van de denktank Itinera levert met zijn boek Ongelijk, maar fair een nieuwe bijdrage aan het maatschappelijke debat rond ongelijkheid. Sinds de publicatie van Thomas Piketty zijn Capital in the 21st Century horen we vaker het debat rond rechtvaardige belastingen, ongelijkheid c.s. opduiken. Piketty wordt dan ook vaak geciteerd door politici  om bijvoorbeeld te pleiten voor (meer) belastingen op vermogens(-winsten/rendementen). 

De Vos tracht in zijn boek weerwerk te bieden tegen die richting in het debat rond ongelijkheid en hij vertrekt vanuit een duidelijk normatief-ethisch uitgangspunt: `goede’ ongelijkheid in zijn optiek gaat terug op wat John Rawls (1921-2002) in zijn Theory of Justice heeft geschreven. Zeer summier samengevat suggereert Rawls daarin dat  ongelijke uitkomsten rechtvaardig zijn mits ze gepaard gaan met `gelijke kansen’. Dit impliceert o.m. open toegang tot markten en maatschappelijke posities om finaal de allerzwaksten ten goede komen. Zoals De Vos zelf aangeeft, de rawlsiaanse analyse was slechts een startpunt voor een uiterst ruime (filosofische en economische) literatuur over rechtvaardigheid. Zo zullen veel mensen het eens zijn dat ongelijke uitkomsten die men kan toeschrijven aan individuele verantwoordelijkheid rechtvaardig zijn, terwijl men dient te compenseren voor toevalsfactoren. 

De discussie ontstaat uiteraard over de precieze scheidingslijn: behoren voorkeuren, talenten … tot de `eigen verantwoordelijkheid’? De Vos neemt hierbij een relatief minimalistisch standpunt in: voorkeuren en talenten behoren tot de individuele verantwoordelijkheid. Markten (m.n. het prijsmechanisme) reguleren die voorkeuren tot een evenwicht. Bijgevolg reflecteert het arbeidsinkomen van een individu (in die ideale optiek) de prijs die de markt voor de talenten van het desbetreffende individu wenst te betalen. 

De Vos laat het niet na om te benadrukken dat (gecorrigeerde) marktwerking tot welvaart leidt en tal van andere humaniserende effecten genereert, zoals het verschijnsel waarbij handel en arbeidsspecialisatie mensen met elkaar in contact brengt en tevens afhankelijk van elkaar maakt, wat een pacificerende potentie heeft. Daarnaast bediscussieert hij tal van feitelijkheden rond ongelijkheid in het licht van zijn normatief kader. Zo merkt hij op dat ceo’s en de absolute bovenlaag van de inkomensverdeling een steeds groter aandeel (en vergoeding) verwerven. Hij tracht o.m. met economisch onderzoek aan te tonen dat tal van economische processen, zoals hogere concurrentiedruk (bijvoorbeeld voor managers), technologische vooruitgang (die m.n. kapitaalverdieping in het productieproces stimuleert) deze fenomenen goed verklaren. In dat opzicht geeft De Vos aan dat, vanuit zijn denkkader, de resulterende ongelijkheden rechtvaardig (`fair’) zijn, vermits ze niet teruggebracht kunnen worden naar zogenaamd `crony capitalism’ of `ons kent ons’-mechanismen. Toegenomen concurrentie en migratie drijft de verloning van individuen korter bij hun productiviteit. 

Dat betekent voor hoogproductieve werknemers of managers een opwaartse beweging, voor mensen onderaan de productiviteitsladder een beweging naar beneden. Het fenomeen van een gepolariseerde arbeidsmarkt, waarbij zowel de sectoren met voornamelijk gebruik van laag-,als hoogproductieve arbeid een hogere arbeidsvraag kennen, met het middensegment (bijvoorbeeld boekhouders) die het meeste bedreigd wordt door robotisering. Deze U-vormige evolutie in arbeidsaandelen reflecteert zich echter niet in een proportionele loonevolutie: het arbeidsaanbod volgt immers niet evenredig het hoogproductieve segment, met een scherpe loonstijging aldaar tot gevolg. 

Veel van de opmerkingen die De Vos maakt omtrent actueel economisch onderzoek zijn bijgevolg pertinent, hoewel de auteur er beter aan had gedaan om meer onzekerheid omtrent definitieve conclusies toe te laten.

De Vos legt doorheen het boek sterk de nadruk op het gegeven dat sociale mobiliteit (“de film’) voor hem meer belangrijk is dan de focus op (materiële) ongelijkheid (`snapshots’). Ook suggereert hij dat, paradoxaal genoeg, focus op gelijke uitkomsten sociale mobiliteit soms kan verhinderen, zoals in het onderwijsdomein. De diploma-inflatie en het uniformeren (of ver doorgedreven democratiseren) van onderwijs levert meer voordelen op voor zij die een betere gezinsafkomst hebben, maar is schadelijk voor zij die effectief een hoogstaand en selectief onderwijs vergen om hun zwakke familiale achtergrond te ontgroeien. 

Hierbij is het ook belangrijk om op te merken dat De Vos verder gaat dan louter economisch complexe processen achter ongelijkheid. Zo vermeldt hij andere sociologische en culturele diversiteit en mechanismen die meespelen. Hij bespreekt zo het ontrafelen van de klassieke gezinsstructuur en geeft ook aan dat bij alleenstaanden lage inkomens, minimumlonen en uitkeringen vaker terug te vinden zijn. Bovendien zijn gezinnen ook belangrijk in het overdragen van sociaal en cultureel kapitaal (wat misschien belangrijker kan zijn dan louter financieel kapitaal). Deze bronnen van ongelijkheid bieden uiteraard, zoals de auteur opmerkt, een grote uitdaging voor beleidsmakers. Voor politici aan progressieve zijde zal het wennen worden om afstand te doen van individualisme en terug te pleiten voor een herwaardering van `traditionele gezinswaarden’ (een discours dat overigens centraal staat in het werk van de Amerikaanse politicoloog Robert Putnam). 

Het boek van Marc De Vos is duidelijk in het innemen van een (relatief) liberaal normatief uitgangspunt, biedt een knap overzicht van de enorme veelheid aan oorzaken achter ongelijkheid en gaat in vele opzichten in tegen de Piketty-school, waarbij ongelijkheid wordt gereduceerd vanuit een tegenstelling tussen `kapitaal’ (wat op zichzelf zeer misleidend is, vermits `kapitaal’ uiterst ruim wordt gedefinieerd bij Piketty) en `arbeid’. 

Dit boek levert bijgevolg een ruimer perspectief en koppelt steeds terug naar het ethische uitgangspunt. Sprekend voor mijzelf, als iemand die zich niet volmondig achter de normatieve fundering van De Vos kan scharen, bevat Ongelijk, maar fair veel materiaal indien men in de eerste plaats bekommerd is om mensen hun levensdoelen te laten realiseren, rekening houdend met de sociale aard van de menselijke natuur. Het pleidooi tegen een te scherpe focus op het reduceren van (materiële) ongelijkheid, bewerkstelligd door meer belastingen en ex post herverdeling door middel van transfers kan men ook accepteren indien men op zoek is naar een opgewaardeerd, moderne versie voor onze sociaaldemocratische infrastructuur. In dat opzicht is het boek dus zeker een aanrader.

Meer van Tom Potoms

Tegenwoordig vragen we ons af in hoeverre `wij’ als Belgen/Europeanen een Syrische of Libische asielzoeker toegang zouden weigeren om permanente verblijfsvergunning te verlenen. Deze zaken zoals de `nationale’ kwestie en de `moraliteit’ van landsgrenzen behandelt de Nederlandse publicist Paul Scheffer in zijn essay De vrijheid van de grens.

Commentaren en reacties