JavaScript is required for this website to work.

Hitler en de Belgen

Pieter Jan Verstraete23/11/2020Leestijd 4 minuten

“Alleen België is een lastig geval. Mocht het lukken de Belgische koning aan de kant te zetten met een jaarlijks pensioen van zowat een half miljoen en hem door die verfijnde kloostermethode politiek in het niet te doen verzinken, dan zou ik dat slechts toejuichen”, aldus Adolf Hitler over Leopold III tijdens een van zijn monologen in zijn hoofdkwartier in Oekraïne op 24 juli 1942.

Met de Belgen en hun vorst had de Führer een schemerige en wankelende verhouding. Historicus Bert Cornelis onderzocht het allemaal en bracht alle gegevens samen in een overzichtswerk.

In Brûly-de-Pesche nog wel

De eerste honderd bladzijden van’ Hitler en de Belgen’ zijn gevuld met de inleiding en de eerste contacten van soldaat Hitler met Vlaanderen/België als soldaat tijdens de Eerste Wereldoorlog. Verder met  zijn bevindingen over België die hij neerpende in zijn boek Mein Kampf. Ook zijn korte reisjes doorheen Vlaanderen na de Belgische capitulatie en zijn verblijf in zijn hoofdkwartier in juni 1940 in het dorp Brûly-de-Pesche in de Belgische Ardennen komen aan bod.

Wat betreft dat laatste deel heeft Cornelis overigens op vlijtige wijze zijn huiswerk gemaakt. We maken uitgebreid kennis met alle werkzaamheden die er plaatsvonden om Hitlers hoofdkwartier zo veilig en aangenaam mogelijk te maken. De dorpsbewoners werden gedurende Führers verblijf elders ondergebracht.

Verbazing over Leopold III

België zou als staat volgens Hitler niet lang meer bestaan en zou opgaan in het Groot-Germaanse Rijk. Dat was zijn uiteindelijke doel.

Groot was echter zijn verbazing toen hij vernam dat koning Leopold III bij zijn troepen was gebleven. En niet het voorbeeld had gevolgd van de Noorse koning en de Nederlandse koningin, die samen met hun ministers naar Engeland  waren gevlucht .

Wat moest Hitler met de Belgische koning aanvangen? Hij had geen flauw benul. Het veranderde zijn plannen totaal. Een definitieve beslissing schoof hij vier jaar lang voor zich uit. Alsmaar weer stelde hij zijn uiteindelijke beslissing tot na de eindoverwinning uit. Hitler wijzigde zijn opvattingen over België voortdurend.

De ene keer wilde hij alleen Vlaanderen onder een burgerlijk Duits bestuur onderbrengen, en Wallonië niet. Dan koos hij weer voor een militair bestuur voor heel België. Even (oktober 1941) dacht hij aan de samenvoeging van Nederland en Vlaanderen.

Definitief schot in de zaak kwam er pas toen de geallieerden op de Normandische stranden landden. Leopold III en zijn familie werden naar Duitsland afgevoerd. Het militair bestuur diende plaats te ruimen voor een burgerlijk bestuur. Daarmee kon Hitler zijn uiteindelijke doel realiseren: de liquidatie van België door het op te splitsen in een ‘Reichsgau Flandern’ en een ‘Reichsgau Wallonien’.

Toch naar de Obersalzberg

Een groot deel van zijn boek wijdt historicus Cornelis aan de voorbereiding, de eigenlijke ontmoeting  en de nawerking van het bezoek dat Leopold III aan Hitler bracht op de Obersalzberg in november 1940. Eerder al, in de zomer van 1940 had de Belgische koning zich bereid verklaard om Hitler op Belgische bodem te ontmoeten, maar dan wel anoniem. Dat was voor de triomferende Führer onaanvaardbaar.

Voor de beschrijving van die ontmoeting in Berchtesgaden, en ook voor andere delen van zijn boek, baseert Cornelis zich in hoofdzaak op de bestaande literatuur van  onder meer Albert de Jonghe, José Gotovitch, Jan Velaers, Herman van Goethem, Marc van den Wijngaert en Roger Keynes. Hiervan brengt Cornelis ons alvast een leesbare en heldere synthese.

Het bezoek zelf leverde niets op. Wel zou het na de oorlog aanleiding geven tot felle discussies over de rol van Leopold III tijdens de Duitse bezetting. Het is ook een belangrijke (niet de eigenlijke!) oorzaak van de Koningskwestie. De ontmoeting was op het moment zelf al omstreden. Niet iedereen in de entourage van de koning steunde zijn bezoek aan de Führer, die toen net Duitslands erfvijand Frankrijk overtuigend had verslagen.

Kamparts Gebhardt

Het boek van de verdienstelijke geschiedschrijver Cornelis brengt naast menig smeuïg verhaal, ook enkele heel lezenswaardige portretten. Zo onder meer van Alexander von Falkenhausen, Eggert Reeder en Karl Franz Gebhardt. Deze laatste was SS-Oberführer en een bekend medicus. Als kamparts voerde hij ook allerlei medische experimenten uit op KZ-gevangenen. Maar dat konden Leopold III en zijn tweede echtgenote Liliane, die door hem behandeld werden, toen nog niet weten.

Ook hiervoor baseert schrijver zich in hoofdzaak op bestaande literatuur. Overigens stellen we ons de vraag of Bert Cornelis in de toekomst zich niet eens zou durven wagen aan een historische biografie van von Falkenhausen? Hij zou hiermee in een leemte voorzien. Een dergelijke biografie bestaat immers nog niet.

Waarom Staf de Clercq niet?

Voor het levensverhaal van Léon Degrelle steunt Cornelis op de schitterende biografie van Bruno Cheyns. Hierbij vraagt Cornelis zich terecht af waarom geen enkele Vlaams-nationale collaborateur ooit door Hitler werd ontvangen. Terwijl de Waal Degrelle tot driemaal toe op audiëntie mocht bij Hitler. Priester Verschaeve en VNV-leider Elias dienden zich met Himmler tevreden te stellen.

In hoeverre hadden de Vlaamse collaborateurs toegang tot de omgeving van Hitler? Waarom bijvoorbeeld had de eerste VNV-leider Staf de Clercq nimmer een gesprek met Hitler? Zeker toen in de zomer van 1941 overal anticommunistische, Europese legioenen in het leven werden geroepen. De Nederlandse NSB-leider Mussert kon wel tot Hitler doordringen, maar De Clercq niet. Een antwoord moeten we schuldig blijven.

Cornelis’ boek brengt een goede synthese wat betreft het onderzoek naar de collaboratie van Leopold III aan de hand van de bestaande literatuur. Daarnaast krijgt de niet-gespecialiseerde lezer een ruim en toegankelijk overzicht van de politieke collaboratie in België. Ik kan me vinden in het besluit van de auteurdat de ‘Belgen’ voor Hitler tot het einde ondoorgrondelijk bleven.

Wel moeten we opmerken dat Cornelis geen onderscheid maakt tussen de toch wel wezenlijke verschillen tussen fascisme en nationaalsocialisme. Normaal had ik het boek vier sterren gegeven maar door het ontbreken — hoe is dat toch mogelijk? — van een register moet ik jammer genoeg een ster aftrekken.

Pieter Jan Verstraete (1956) is bibliothecaris in Kortrijk maar wijdt zich al zijn hele leven aan de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging. Hij is de biograaf van o.a. Hendrik J. Elias, Odiel Spruytte, Reimond Tollenaere, Leo Vindevogel en tientallen militanten uit de Vlaamse Beweging. Momenteel werkt hij aan een monumentale biografie van Staf De Clercq.

Commentaren en reacties