JavaScript is required for this website to work.

Jan Terlouw, een progressieve liberaal

Henk Jurgens1/5/2016Leestijd 4 minuten
TitelJan Terlouw, een progressieve liberaal
AuteurJoep Boerboom
UitgeverBoom
ISBN9789089536136
Onze beoordeling
Aantal bladzijden326
Prijs€ 19.9

Al in januari 1967 werd Jan Terlouw lid van D’66. ‘Mensen serieus nemen en verantwoordelijkheid geven om zelf keuzes te maken: deze “emancipatie van de burger” sprak Terlouw erg aan,’ schrijft Joep Boerboom in zijn Jan Terlouw: Jeugdboekenheld op het Binnenhof. Terlouw sloot zich aan bij de nieuwe partij die een verdere democratisering van de samenleving voorstond, die op een pragmatische manier politiek wilde bedrijven en die zich richtte op vrouwenemancipatie en milieubescherming. Enthousiast stortte hij zich op de gemeentepolitiek in zijn stad Utrecht. In 1970 werd hij in de gemeenteraad gekozen en weer een jaar later in de Tweede Kamer. Terlouw had natuurkunde gestudeerd en hield zich tot hij politicus werd, bezig met kernfusieonderzoek . 

In de Kamer had hij economie, energie en milieu in zijn portefeuille. Hij maakte naam als milieubeschermer in de discussie over het al of niet afsluiten van de Oosterschelde. Moest de Oosterschelde afgesloten worden om de veiligheid van de Zeeuwen te garanderen of moest hij opengehouden worden om een uniek natuurgebied te beschermen. Dankzij Terlouw werd deze discussie in de landelijke politiek getrokken en werd uiteindelijk de open-Scheldekering als compromis gevonden. ‘Hij is kritisch over de wegwerpmaatschappij, waarin we niet langer produceren om behoeften te bevredigen, maar waarin we behoeften scheppen om te kunnen produceren,’ schrijft zijn biograaf.

Als Hans van Mierlo in mei 1973 onverwachts aftreedt als fractievoorzitter wordt Terlouw zijn opvolger. ‘Terlouw krijgt ondanks de verbazing een goede ontvangst in de pers: kwalificaties als deskundig en beminnelijk vallen hem ten deel. Verschillende kranten benadrukken het contrast tussen de flamboyante en filosofische angry young man Van Mierlo en zijn calvinistische, analytische en degelijke opvolger.’

D’66 was een Tweestromenland, zowel dromers met een visie als progressieve liberalen. Allan Varkevisser die jarenlang verbonden was aan het wetenschappelijk bureau van D66 zei: ‘Aan de ene kant stonden de hemelbestormers met hun romantische opvattingen over het veroveren van de macht en het laten ontploffen van het politieke bestel. Daartegenover vond je de ingenieurs en de techneuten die er een technocratische opvatting van de politiek op nahielden. Een representant van de eerste stroming is natuurlijk Hans van Mierlo en van de tweede Jan Terlouw.’

Van Mierlo had D’66 in 1973 het kabinet-Den Uyl geloosd. Voor het eerst mocht de partij meeregeren. Van Mierlo eiste onvoorwaardelijke steun van de Tweede Kamerfractie voor het k’abinet. In de beeldvorming waren Van Mierlo en Joop den Uyl twee handen op één buik. Van Mierlo werd verweten dat hij D66 aan de PvdA van Den Uyl had uitgeleverd. Het ‘bijwagensyndroom’ leidde tot grote problemen in de fractie. Gedesillusioneerd trad Hans van Mierlo af. 

Terlouw stond een koerswijziging voor. Hij wilde minder staatkundige vernieuwing, meer afstand tot de regering in een dualistisch bestel waarbij de Tweede Kamer de regering kritisch en onafhankelijk controleert. Van Mierlo’s ideeën rond de oprichting van een Progressieve Volkspartij verdwenen dan ook in de koelkast. ‘Ook hecht hij minder aan staatsrechtelijke veranderingen,’ schrijft Boerboom, ‘aan de kroonjuwelen van de partij.’ ‘Ik beschouw D66 als een eigen politieke stroming die overal ter wereld bestaat: het progressief liberalisme,’ zei Terlouw later. ‘Dat wilde Hans niet horen.’ ‘Het is nu eenmaal zo dat progressief niet identiek is aan socialistisch.’ Terlouw noemde zich een ‘post-socialistisch liberaal’.

De kiezers volgden Terlouw niet. Bij de Provinciale Statenverkiezingen in maart 1974 kreeg D66 nog maar één procent van de stemmen en een paar maanden later bij de gemeenteraadsverkiezingen nog maar een half procent. Er werd naarstig gespeurd naar een nieuwe identiteit, maar die was er niet. Velen wilden D’66 opheffen.

‘Zaterdag 21 september 1974 moet de dag van de waarheid voor D’66 worden,’ schrijft Terlouws biograaf. ‘Op het partijcongres in een rokerig Marcanti in Amsterdam gaat het besluit genomen worden over het al dan niet opheffen van de partij. Het congres kenmerkt zich door hoogoplopende emoties, chaos en verwarring.’ Eigenlijk wilde Terlouw de motie tot opheffing steunen maar uiteindelijk gaat hij door de knieën. De opheffingsmotie wordt aangenomen met 55% van de stemmen. Voor een opheffingsbesluit vereisen de statuten echter een tweederde meerderheid. ‘Zo ontstaat de bizarre situatie dat de partij – opgericht om de democratie te versterken – tegen de zin van de meerderheid blijft bestaan.’

Langzaam herstelt de partij zich en bij de verkiezingen van 1977 worden acht Kamerzetels gewonnen en in 1981 17. Terlouw wordt minister van Economische Zaken in het ‘vechtkabinet’ Van Agt-II. Een succes wordt het niet. Ook niet tijdens het Kabinet-Van Agt III. Terlouw was met zijn D66 in de regering blijven zitten toen de PvdA uit de regering was gestapt. Bij de vervroegde Kamerverkiezingen van 1982 werd D66 afgestraft. Ze viel terug tot zes zetels. Terlouw beschreef het in Naar Zeventien zetels en terug, een verbeten dagboek vol verwijten aan anderen. Vooral Den Uyl moest het ontgelden. ‘Onafhankelijke journalistiek bestaat niet meer in Nederland. Alles, maar dan ook alles, zelfs het journaal, wordt beschaamd geleurd met de persoonlijke opvatting van de journalist, en met de waarheid neemt die het niet nauw. Er is een hetze tegen me aan de gang in de media waar ik echt van sta te kijken.’ 

In het weekblad Vrij Nederland schreef Martin van Amerongen over hem: ‘De politiek leider van D66 blijft het dreunende niets, een verpakking zonder inhoud, die vandaag het redelijk alternatief en morgen een fosfaatvrij wasmiddel zal aanprijzen.’ 

Jan Terlouw trekt de consequenties uit de verkiezingsnederlaag en trekt zich in oktober 1982 terug uit de politiek. Hij wordt secretaris-generaal van de Europese Conferentie van Transportministers en daarna Commissaris van de Koningin in Gelderland (provinciegouverneur – red.). Na zijn pensionering komt hij in 1998 voor D66 in de Eerste Kamer terecht. Na vier jaar besluit Jan Terlouw zich niet meer beschikbaar te stellen.

Jan Boerboom heeft een interessant boek geschreven met vele feiten over Terlouws politieke carrière. Hij is echter weinig kritisch en al lezend ontstaat de indruk dat hij braaf heeft opgeschreven wat Terlouw hem vertelde. 

Als minister kon Terlouw niet op tegen Den Uyl en waarschijnlijk ook niet tegen Van Agt. Over Terlouws rol bij de formatie van het kabinet-Van Agt II zei Van Agt:  een ‘wijze, merendeels zwijgende derde in die eindeloze, hopeloze conversatie. Hij bracht niet vaak wat in. Hij had geen actieve rol in die formatie.’ Boerboom gaat hier niet verder op in.

Terlouw kon niet tegen kritiek en voelde zich snel aangevallen. Vaak wordt hij in de pers neergezet als een wat saaie, ideale schoonzoon. In de Telegraaf van 22 mei 1999 reageerde Terlouw hierop: ‘Ik heb jarenlang in het buitenland gewoond. Ik heb bergen beklommen, door weer en wind gezeild en mijn leven lang motor gereden. Ik treed nu zelfs af en toe met mijn dochter op in een cabaretesk programma. Nou ik kan u verzekeren dat daar enige moed voor nodig is.’ Onlangs herhaalde hij dit in een televisie-interview met omroep Max.

De Nederlandse publicist Henk Jurgens (1942) is politicoloog (UvA). Hij schrijft regelmatig in Doorbraak over Nederland en de Nederlandse politiek.

Commentaren en reacties