JavaScript is required for this website to work.

‘Jullie zullen als goden zijn’

Othman El Hammouchi18/4/2020Leestijd 7 minuten
TitelHet Ancien Régime en de Revolutie
AuteurAlexis De Tocqueville
UitgeverBoom
ISBN9789024420919
Onze beoordeling
Aantal bladzijden383
Prijs€ 39.91
Koop dit boek

Tijdens zijn proces voor de in 1649 haastig opgerichte High Court of Justice sprak de Engelse koning Karel I in zijn verdediging tegen de puriteinse aanklagers de volgende woorden:

‘U mag beweren wat U wil, maar ik sta meer in voor de vrijheden [van het Engelse volk]. Want indien onwettelijke macht wetten in het leven mag roepen of de fundamentele wetten van het koninkrijk mag wijzigen, weet ik niet welke onderdaan in Engeland zeker kan zijn van zijn leven of bezit.’

Een dergelijke bewering zal wellicht vreemd klinken in moderne oren, die van jongsaf aan geconditioneerd zijn om monarchie te zien als de vijand van vrijheid, en democratie als haar sterkste steunpillaar. De bron van onvrijheid, zo luidt de onuitgesproken orthodoxie, is de tirannie van één man; zodra de macht bij het volk ligt, is de vrijheid van allen gewaarborgd. Dit was de visie van de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau en de radicalen die in zijn voetsporen volgden, en wordt vandaag door vrijwel iedereen in het publieke debat gedeeld. Geen enkele intellectueel, en nog minder een politicus, zou het ooit in zijn hoofd halen om en plein public te beweren dat het volk tirannieke neigingen kan vertonen.

Liberaal-conservatisme

Historisch was dit echter verre van de enige zienswijze. Vanaf de Franse Revolutie heeft er zich een bepaalde conservatieve traditie ontwikkeld, die men bij gebrek aan alternatief zou kunnen aanduiden als liberaal-conservatief (in tegenstelling tot het reactionaire conservatisme van De Maistre) die wees op het gevaar van buitensporige democratisering als een voorbode voor de alleenheerschappij van de meute en de dood van individuele vrijheid. Edmund Burke was hierin de voorloper, en kende in Alexis de Tocqueville en later Raymond Aron en Michael Oakeshott waardige opvolgers.

‘Wanneer ik de hand der macht voel wegen op mijn voorhoofd, maakt het voor mij weinig uit te weten wie mij precies onderdrukt, en ik voel me niet méér geroepen om mijn hoofd onder het juk te laten glijden omdat een miljoen armen het me voorhouden,’ schrijft Tocqueville in De la démocratie en Amérique. Deze passage zou kunnen dienen als preambule voor een grondwet van het conservatisme. Ze drukt er de absolute essentie van uit. Het conservatisme van Burke en Tocqueville was een voortdurend verzet tegen tirannieke macht die persoonlijke vrijheid bedreigde, eerst in de gedaante van absolute vorsten, later van ontspoorde massa’s.

De twee dreigingen hebben meer met elkaar te maken dan men zou veronderstellen. Dat is de kernthese van Tocquevilles meesterwerk, l’Ancien Régime et la Révolution, dat recent voor het eerst (!) in het Nederlands werd uitgegeven door Boom onder de titel Het Ancien Régime en de Revolutie. Hierin toont Tocqueville zich als de briljante socioloog die we leerden kennen in zijn Amerika-boek.

Geboorte van de moderne staat

Francis Bacon schreef ooit dat ‘some books are to be tasted, others to be swallowed, and some few to be chewed and digested’. Tocquevilles werk hoort zonder twijfel thuis in die laatste categorie. Op een meeslepende toon weet hij bestuurlijke details, officiële rapporten, zinvolle anekdotes, observaties door leidende bureaucraten en bemerkingen over de evolutie van de zeden en gewoonten van de Fransen aaneen te smeden tot een ongeëvenaarde weergave van het politieke bestel van het ancien régime. In de loop van een kleine 300 bladzijden aan historische schetsen ontwikkelt hij een overtuigende theorie van de oorzaken van de Revolutie alsmede haar belang en historische impact. Dit is geen boek dat je één keer leest, maar een werk dat vele jaren van intense studie waard is.

Tocqueville toont aan dat de bestuurlijke centralisering die wij gewoonlijk associëren met de voltooide moderniteit in feite gecreëerd is onder het bewind van de absolutistische vorsten van de 17de en 18de eeuwen. Het beeld dat velen hebben van de Revolutie als een emancipatie van het volk uit de onderdrukkende heerschappij van baronnen en markiezen is fout: zij hadden veelal hun macht verloren in 1789. De Raad van de Koning had in de loop der tijd een eigen administratie opgezet die alle facetten van het openbaar bestuur onder zijn gezag bracht en werkte door middel van uitgebreid gecentraliseerd ambtenarenapparaat. Deze stille evolutie wist alle bevoegdheden uit de handen van de adel te ontnemen, die het bestuur steeds meer begon te zien als beneden hun waardigheid.

Daarmee was de eerste moderne staat geboren, en haar omvang en heerszucht vormden een grimmige voorbode voor de toekomst. ‘Wat het bestuur in Frankrijk al [tijdens het ancien régime] kenmerkt, is de virulente haat die het zonder uitzodnering koestert tegen diegenen, adel of burgerij, die zich buiten hem om willen bemoeien met de publieke zaak. Het geringste onafhankelijke orgaan dat zich zonder zijn betrokkkenheid lijkt te willen vormen, boezemt angst in.’ Wie niet oppast, zou de ernstige vergissing kunnen begaan een gelijkenis te ontwaren met ons eigen land.

Gewenning

Het merkwaardige aan deze centralisering was de aanvaarding waarop ze werd onthaald. De ontmanteling en uitholling van de lokale, gedecentraliseerde bestuursinstellingen waarin burgers samenkwamen om zaken die van algemeen belang waren gezamenlijk af te handelen – de stadscolleges, de dorpsvergaderingen, de Provinciale Staten – hadden een geleidelijke wijziging van de zeden teweeggebracht die een zekere gewenning deed ontstaan. Deze oude bestuurlijke vormen, waaronder de lokale adel die als tegengewicht kon fungeren voor de centrale macht, waren nooit formeel afgeschaft; er was louter een nieuw bouwwerk ontstaan onder de ruïnes en de brokstukken van het oude.

Deze vormen waren echter niet betekenisloos. De adel (en clerus) genoot nog steeds substantiële vrijstellingen op vlak van belastingen, alsook menig privilegie, met name als het aankwam op het opnemen van functies in het leger. Naarmate de gelijkheid en haar geest groeiden door de financiële gelijkschakeling van de burgerij en de uniformiteit van de centrale wetgeving, die de meeste lokale gewoonten, vormen en tradities verving, werden deze laatste resten van het feodale stelsel steeds meer gehaat. Bovendien kon de adel haar privileges steeds moeilijker rechtvaardigen naarmate ze haar bestuurlijke rol had verzaakt. Het is geen toeval dat in de gebieden waar de adel wel een belangrijke functie behield in het bestuur van het platteland (Pruisen en andere Duitse staten verder ten oosten van de Rijn, maar ook de Vendée en Bretagne) haar positie veel steviger was.

De uitkomst van de Revolutie was de officiële afschaffing van een stelsel dat de facto nog maar weinig bestuurlijk belang bezat. De onderliggende realiteit kwam daarmee aan het licht, en ‘omdat er tussen het centrum en de individuen niets anders meer bestaat dan een enorme en lege ruimte, lijkt deze macht voor elk van hen dan al bij uitstek de enige toegang tot de sociale machine en de enige en onontkoombare vertegenwoordiger van het openbare leven.’ Het monsterlijke bouwwerk van de gecentraliseerde moderne staat, zonder lokale vergaderingen of adel als tegengewicht, zoals in Engeland, onthulde zijn afzichtelijke gelaat; caput a caeli regionibus ostendebat, horribili super aspectu mortalibus instans [ze stak haar hoofd uit de hemelse regionen, glurend naar de stervelingen met haar vreselijke gezicht; Lucretius, De Rerum Natura, boek 1, verzen 3 e.v.]

Religion seculière

‘Wanneer de lange malaise die aan de Revolutie voorafgaat, voor het eerst voelbaar wordt, zien we allerlei nieuwe stelsels ontstaan op het gebied van maatschappij en bestuur. De doelen die deze hervormers zich stellen, lopen uiteen, maar hun middel is altijd hetzelfde. Ze willen de arm van de centrale macht lenen en deze inzetten om alles af te breken en dan weer vorm te geven volgens een nieuw plan dat ze zelf hebben bedacht (…) Zo heeft de regering de plaats van de Voorzienigheid ingenomen’. Men zou de lezer die onbekend is met de context van deze passage kunnen vergeven als hij dacht dat het hier over de Russische Oktoberrevolutie van 1917 ging.  Ze geeft namelijk de plaag weer die de moderne staat vanaf zijn begin heeft geteisterd en die eerst is uitgemond in de guillotine, en daarna in de goelags, concentratiekampen en gaskamers.

De Franse Revolutie liet de krachtige machinerie van een moderne, gecentraliseerde staat achter in handen van een bevolking die een bemoeizuchtige en overactieve overheid de normaalste zaak ter wereld vond, geleid door bestuurders met veel ambities en theoretische ideeën, maar zonder een greintje bestuurservaring. Moet het dan verwonderen dat ze trachtten een hemel op aarde de scheppen? Dat ze de overmoed hadden een hertekening van de ganse samenleving te ondernemen? Ik denk dat men hierin een deel van de verklaring voor de antichristelijke houding van de Revolutie kan vinden. De Revolutie was in de kern een religieuze onderneming, en kon dus moeilijk concurrentie verdragen.

De immense krachten die de moderne centrale staat lostliet op de wereld vormden immers de bakermat van de religions seculières (zoals Raymond Aron ze noemde) die de 20ste eeuw hebben geteisterd: communisme en fascisme in al hun vormen. Net als de Revolutie trachtten zij de massa’s voor zich te winnen door ze dronken te voeren met de belofte van Verlossing, om vervolgens via hen de macht te grijpen en de staat te gebruiken om hun droombeelden te verwezenlijken. Het intense fanatisme en obsessie die ze daarbij aan de dag legden, onderstrepen nog meer het religieuze karakter van dit verschijnsel.

Macht, een verboden vrucht

Communisme, en fascisme nog meer, zijn manieren van leven, morele stelsels die een volledige leidraad verschaffen voor het persoonlijk gedrag. Ze mengen het vuur van religieuze passie en escathologische visioenen met de ernstige aangelegenheid van openbaar bestuur. Of het nu de dictatuur van het proletariaat betreft of de cultus van de nationale massa rond de zuiverheid van haar bloed en de glorie van haar staat, hun beider belofte is altijd een revolutionaire wedergeboorte van het land door de naderende apocalyptische eindstrijd. God werd vervangen door de Staat, de hemel door de belofte van Utopia, het christendom door de nieuwe ideologieën.

Maar uiteindelijk kreeg het christendom toch gelijk. De mens is een gevallen wezen, en zijn val werd veroorzaakt door zijn hoogmoed en machtslust. De slang maant Eva aan om van de verboden vruchten te eten met de belofte dat zij en haar man ‘als goden zullen zijn’. Het centrale probleem van de democratie zijn de vele valse profeten die het volk periodiek de verboden vrucht van de staatsmacht reiken met diezelfde belofte: jullie zullen als goden zijn.

De waarborg van oude vormen

En zo keren we terug bij het proces tegen Karel I. Het leidt geen twijfel dat hij zich gedragen heeft als een tiran en de erfelijke rechten en vrijheden van het Engelse volk bij vele gelegenheden heeft geschonden. Het verzet tegen zijn heerschappij viel daarom te rechtvaardigen. Burke zou zijn hele carrière lang de Glorious Revolution van 1688 steunen, die een tirannieke koning afzette. De willekeur van één man vormt een ondraaglijke aanslag op de vrijheid.

En toch had Karel I in één opzicht gelijk. Het vervangen van vorstelijke willekeur door de willekeur van het volk zou de vrijheden van het Engelse volk ondermijnen en hun rechtszekerheid uithollen. De doctrine van volkssoevereiniteit is een corrosief beginsel dat, doorgetrokken tot zijn logische conclusie, altijd tot tirannie en onderdrukking leidt. De monarchie, de adel, het christendom, de gedevolueerde bestuursvergaderingen: deze instellingen fungeerden allemaal als begrenzingen op de volkswil. Doordat hun oorsprong de iure bij God lag, en Hij uiteindelijk soeverein was, werd bevestigd dat er morele principes bestaan die geen enkele meerderheid kan opheffen, dat de waardigheid van het individu en de vrijheid die daaruit hoort voort te vloeien niet openstaan voor ‘democratische’ discussie.

‘L’idee de la souveraineté populaire n’est pas une idée essentielle [à la démocratie], parce qu’elle peut aussi bien mener au despotisme qu’à la liberté (…) Ce qui est essentiel dans l’idée d’un régime démocratique, c’est d’abord la légalité: régime où il y a des lois et où le pouvoir n’est pas arbitraire et sans limites’, aldus Raymond Aron (Het idee van de volkssoevereiniteit is geen wezenskenmerk [van de democratie], omdat ze evenzeer tot despotisme kan leiden als tot vrijheid (…) Wat wezenlijk is in de idee van een democratisch regime, is allereerst de legaliteit: het is een regime waar wetten heersen en de macht niet arbitrair is en onbegrensd). Tocqueville levert ons in Het Ancien Régime en de Revolutie een ongeëvenaarde schets van de lange ontstaansweg van zo’n ‘pouvoir arbitraire’ die de Revolutie mogelijk heeft gemaakt. Met de gestage opmars van het fascistoïde populisme in de gecentraliseerde landen van Europa is die actueler en belangrijker dan ooit.

Othman El Hammouchi is een jonge, conservatieve opiniemaker.

Commentaren en reacties