JavaScript is required for this website to work.

‘Jungle’: portretten van ontheemden?

Michael Domen1/1/2019Leestijd 5 minuten
TitelJungle
SubtitelBerichten uit transitland
AuteurAnn Lamon
UitgeverUitgeverij Vrijdag
ISBN9789460017209
Onze beoordeling
Aantal bladzijden241
Prijs€ 22.5

Zeldzame directe getuigenis

Ann Lamons ‘Jungle: berichten uit transitland’ heeft twee uiterst sterke punten. Ten eerste is het één van de weinige directe getuigenissen over de ‘Jungle van Calais’ en de andere kampen in Noord-Frankrijk op het hoogtepunt van de vluchtelingencrisis van 2015-16. Door haar eigen aanwezigheid, en dan vooral door haar voortdurende terugkeer, is de schrijfter in een goede positie om de evoluties van die kampen te beschrijven. En het mag duidelijk wezen: die evolutie is niet positief.

Van in het begin merkt de schrijfster de spanningen en problemen op in en rond de kampen, ze is zeker niet naïef. Het siert haar ook dat ze haar eigen rol daarin erkent, zoals bijvoorbeeld op p26:

‘We evalueren onze missie kritisch. Het liep absoluut niet vlekkeloos, integendeel. Onze hulp had ze als een overweldigende tsunami overspoeld. Op korte termijn hadden de donaties de kwaliteit van het dagelijks leven in de jungle flink geboost en de leefomstandigheden van de kampbewoners aanzienlijk verbeterd. […] Maar de massa goederen en het verdelen van die gigantische hoeveelheden hadden de nodige spanningen met zich meegebracht, zowel bij de kampbewoners als bij onszelf. Dit kon beter.’

Ondanks die erkenning, lijkt haar ervaring met de kampen aanvankelijk eerder positief. De nadruk ligt op de gastvrijheid, bijvoorbeeld van Amani en Omer, die haar op pagina 15 verwelkomen op ‘een gezellig binnenpleintje’ voor een kopje thee.

Doorheen het boek verdwijnt echter langzaam maar zeker dat ‘gezellige’ gevoel van de begindagen en sluipt de harde realiteit al maar meer het verhaal in. De miserabele omstandigheden, de criminele netwerken die ontheemden uitbuiten, het gebrek aan medemenselijkheid van sommige ambtenaren (zonder aandacht te verliezen voor bijvoorbeeld uiterst behulpzame agenten), … Maar in alle ellende zijn er steeds lichtpuntjes te vinden.

Hermenselijking

Dit brengt ons op het tweede sterke punt van het boek: het is een verdienstelijke poging om de conversatie over vluchtelingen, migranten, transmigranten, ontheemden, … te ‘hermenselijken’. Dat is ook duidelijk het doel van het boek. Niet om een duidelijk standpunt pro of contra migratie in te nemen, niet om te pleiten voor open grenzen, maar wel om er op te hameren dat we, ongeacht onze beleidsvoorkeur, steeds in gedachten moeten houden dat wie daar in die kampen zit, mensen zijn. Vaders en moeders, kinderen en grootouders, broers en zussen. Dat zou vanzelfsprekend moeten zijn, maar we maken ons er allemaal wel eens schuldig aan dat uit het oog te verliezen. Migratiecritici door enkel te hameren op het wetbrekende aspect, voorstanders door migranten voor te stellen als slachtoffers en weinig anders.

Het boek is een poging tot ethisch appèl om zorg te dragen voor onze naasten. Om er voor te zorgen dat kinderen niet opgroeien in de modder. Dat grootmoeders hun oude dagen niet moeten slijten in een lekkende tent aan het Kanaal. Lamon citeert Rik Torfs, toen nog rector van de KU Leuven, in zijn openingsrede van het academisch jaar:

‘Mogen wij, moreel gezien, mensen die in acute nood verkeren, aan hun lot overlaten? Het antwoord daarop is ondubbelzinnig neen. We moeten iedereen helpen die zich in zulk een positie bevindt. Maar natuurlijk, hoor ik velen denken, dat spreekt toch vanzelf. Doch is dat zo? Zo weerklonk hier en daar gemor over het feit dat zich onder de vluchtelingen veel alleenstaande mannen bevinden. En dan? Kan een alleenstaande man niet in nood verkeren? Blijft hij geen mens? Zoals een eenzame olifant, ver van de kudde, knorrig en agressief, altijd een olifant blijft. […] Op die manier ontstaat de de indruk dat vluchtelingen goede mensen zijn en dat ze daarom onze solidariteit verdienen. Dat causale verband is onjuist. Wie in nood verkeert, verdient niet enkel onze solidariteit als hij een goed mens is. Hij verdient ze altijd en overal.’ (p33)

Taalgebruik en framing

Er zitten een aantal vreemde taalwendingen in het boek, niet in het minst de titel: ‘jungle’. Hoewel het natuurlijk voor de herkenbaarheid best is om een term te gebruiken die iedereen kent, is het gebruik van het woord ‘jungle’ allesbehalve neutraal om een kamp te beschrijven. De connotaties die het oproept van wildheid, gevaar, dierlijkheid en — misschien wel vooral — van exotisme zijn niet onschuldig en werken onbewust Lamons doel van hermenselijking tegen. Lamon is zich bewust van terminologie wanneer het over de verschillende termen voor ‘ontheemden’ (haar voorkeursterm) gaat, maar schrijft zich niettemin in de jungleframing. Dat is jammer.

Wat ook regelmatig stoort is de verheerlijking van de burger-vrijwilligers en daarmee gepaard gaande de verkettering van ngo’s en overheidsinstellingen. Herhaaldelijk betreurt ze de chaos die in de kampen heerst — terecht —, maar wie orde probeert te scheppen (de ngo’s Afeji en Utopia 54, bijvoorbeeld, maar ook de politie) krijgt er ook van langs. Verschillende keren beschrijft Lamon hoe ze de regels weten te ontduiken, zonder zich een enkele keer af te vragen of die regels misschien toch een zeker nut hebben.

Impliciet blijkt dat ze het gevoel heeft dat burger-vrijwilligers (zijn ngo’s geen burgers? En de politie, wat dat betreft?) het beter weten dan iedereen anders. Natuurlijk kan — en moet! — je kritiek kunnen geven op de methodes die gebruikt worden, en vaak zijn vrijwilligers daarvoor het beste geplaatst, maar doe het dan op een constructieve manier. Het dient gezegd dat het boek zich niet focust op de relatie met gevestigde organisaties en overheid, misschien heeft Lamon dit soort gesprekken wel met hen gevoerd, maar dan heeft het geen weg tot in het boek gevonden en hadden dit soort sneren ook beter weggelaten geweest.

Politiek oncontroversieel

‘Jungle’ is geen politiek boek, in de zin dat er weinig beleidsadvies in voorkomt. Dat zou ook niet passen in een boek dat probeert de mensen te schetsen die het beleid — of gebrek daaraan — ondergaan. De zeldzame keren dat Lamon zich toch laat verleiden tot uitspraken over beleid, stelt ze zich eerder oncontroversieel op. Ze pleit voor een betere organisatie van migratie in het algemeen en voor het beter en veiliger opvangen ontheemden die al in Europa terechtgekomen zijn.

Terecht pleit ze ook voor een harde aanpak van de criminele netwerken die wereldwijd mensen een rad voor de ogen draaien met beloftes van een beter leven in vooral het VK (voor een beschrijving waarom het VK zo’n droombestemming lijkt, zie p102-104) om hen bij aankomst in te schakelen in moderne slavernij en (kinder)prostitutie.

‘Zolang criminele netwerken niet worden ontmanteld, zullen mensen als handelswaar geronseld worden. De waarheid zal uitblijven door het rad dat hen voor ogen wordt gedraaid. Er zal veel geld betaald worden om duizenden kilometers van huis te ontdekken dat het zogezegde Beloofde Land een zaak van pure uitbuiting is.’ (p103)

Klinkt bepaald niet als een pleidooi voor open grenzen, toch? Wie Lamon als ‘open-grenzenlobby’ wil wegzetten, heeft het boek niet gelezen.

Portretten van ontheemden?

Ik ben met verkeerde verwachtingen aan dit boek begonnen. Ik hoopte — zo direct mogelijk — de verhalen van ontheemden te lezen die zich in de kampen bevonden. Hoewel je er zo een paar krijgt, veelal in het kort (Amani’s brief, de Damascus-tweeling), is het boek toch veeleer een portret van de ‘straffe madammen van Hoegaarden’ en bij uitbreiding van al diegenen die zich, van bij het begin, met hart en ziel het lot hebben aangetrokken van de ontheemden in de kampen.

Dat is vaak inspirerend, en het geeft een goed beeld hoe spontane burgerbewegingen zich vormen, hoe ze evolueren naar een semi-professionalisme en de uitdagingen waar ze mee geconfronteerd worden. Maar kan ik me nu echt een beter beeld vormen van wie de ontheemden zijn, wat hen er toe gedreven heeft hebben en houden achter te laten, lijf en leden te riskeren? Niet echt. Daarvoor zijn de portretten te oppervlakkig. Natuurlijk werd dit boek jaren na de feiten geschreven en was het misschien niet meer mogelijk een aantal mensen op te sporen voor meer informatie. Niettemin, had Lamon er voor gekozen twee of drie portretten uitgebreid te schetsen, in hun eigen woorden, doorspekt met haar eigen ervaringen, het had een sterker en beklijvender boek geweest.

Commentaren en reacties