JavaScript is required for this website to work.

Liefde jegens de ongelovigen?

Koenraad Elst25/3/2017Leestijd 4 minuten
TitelLiefde jegens de ongelovigen?
AuteurSoleymane Bachir Diagne
UitgeverVrijdag
ISBN9789460015090
Onze beoordeling
Aantal bladzijden160
Prijs€ 17.5

Biedt de islam ruimte voor wijsgerig denken? Jazeker, en sterker nog: filosoferen zou voor de islam een noodzaak, en zelfs een onvermijdelijkheid zijn. De Koran-openbaring vertoont hiaten en tegenstrijdigheden, dus is er denkwerk over geboden. Aldus ziet de Senegalese wijsgeer Soleymane Bachir Diagne in zijn boek Filosoferen in de Islam? (Vrijdag 2016, Comment Philosopher en Islam?, 2014) de ontstaansgeschiedenis van de filosofie binnen de islam.

Daar zijn al meteen twee zaken op aan te merken. Denken over de openbaring, dat heet godgeleerdheid of theologie. Kalaam, “de studie van het Woord”, of letterlijk ruwweg “logica”, zo noemen Arabieren de rationele stroomlijning van de Openbaring. Maar echte wijsbegeerte verschilt daarvan doordat zij “radicaal” wil zijn: zij is niet geworteld in een openbaring, maar in de rede. Zij stelt alles in vraag, terwijl de theologie om de hete brij van de geloofswaarheden heen danst. Eerder kan men Kalaam als “apologetiek” vertalen: het geloof met rationele argumenten verdedigen tegen echte of verbeelde sceptici.

De wijsbegeerte is dan ook van huis uit vreemd aan de islam. Daarom wordt zij er met het Griekse leenwoord Falsafā aangeduid, en zou zij heel dunnetjes uitvallen ware het niet door de verwerking van Plato, Aristoteles en Plotinus. Er zijn enkele wijsgeren geweest in de islamwereld, maar hun denkconstructies werden door orthodoxen spoedig als au fond on-islamitisch gezien, resulterend in onder meer de vervolging van de wellicht bekendste, Ibn Rosjd of Averroës. Na een paar eeuwen betrekkelijke bloei, toen de islam nog op zoek was naar zichzelf, werd zij tenslotte door Aboe Hamid al-Ghazali rond 1100 voorgoed buitenspel gezet.

De vromen die een onderwerping van de Schrift aan de rede maar een vorm van menselijke hoogmoed vonden, werden maatschappelijk geholpen door de merkwaardige vereenzelviging van rationaliteit met onderdrukking en vervolging. Inderdaad, in de prille islam van de 8ste-9de eeuw liep het kalifale hof warm voor de levensbeschouwelijke mode van de rationalistische moe’tazila, de “afscheiding”, namelijk uit de orthodoxe islam. Deze stroming stelde bijvoorbeeld dat de Schrift niet als ongeschapen en ongenaakbaar mocht beschouwd worden, aangezien men daarmee een tweede godheid naast Allah zou poneren en dus aan afgoderij doen. Als spitsvondigheid kan dat tellen, en de elite patroneerde deze stroming graag. Daaruit volgde echter dat dissidenten, dus orthodoxen, gemuilkorfd of opgesloten werden, onder wie Ahmad ibn Hanbal, de grondlegger van de strenge hanbalitische rechtsschool die nog steeds in Saoedi-Arabië de dienst uitmaakt. Toen de moetazilitische stroming uit de gratie geraakte en uiteindelijk verdween, bleef zij in de herinnering voortleven als spreekwoordelijk repressief.

Wie over het beweerde potentieel van de islam tot rationaliteit spreekt, verwijst desondanks steevast naar het moetazilisme. Vandaag acht Diagne de tijd gekomen om deze stroming te laten herleven. Hijzelf laat zich blijkbaar vooral door Europese denkers als David Hume en Friedrich Nietzsche inspireren.

Diagne stelt meermalen de Indiase dichter Mohammed Iqbal (d.1938) tot voorbeeld. Net als hijzelf was deze goed thuis in het westerse denken, maar uiteindelijke keerde hij toch terug tot de echte islam. Iqbal illustreert nu juist hoe het vrije denken altijd een gevangene van de islam moet blijven. Na een periode van betrekkelijk progressief en vrij denken evolueerde ook hij tot een religieuze scherpslijper die het moslimseparatisme aanhing en zo postuum de geestelijke vader van de Splitsing van India (1947) en de islamitische republiek Pakistan werd. Wat zijn jongere, vrijzinniger periode betreft: die kwam juist voort uit beïnvloeding door het moderne Europa, waar hij jaren verbleef. Maar eens terug in zijn Indiaas moslimmilieu deemsterde dat animo weg.

En zo is er met elke heiland van het vrije denken in de islamwereld wel iets mis. Ofwel bleken ze uiteindelijk toch te verknocht aan de islam, ofwel peperden andere moslims hen wel in dat echt vrij denken niet geduld zou worden. Dara Sjikoh vertaalde de Oepanisjaden in het Perzisch, maar werd door zijn orthodoxere broer Aurangzeb wegens ketterij onthoofd. Mansoer al-Hallaadj was een pionier van het soefisme die wat van het hindoe-boeddhistische denken integreerde, maar hij werd wel onthoofd toen hij zei: “Ana’l Haqq” (“Ik ben de Ware”, d.w.z. Allah), de Arabische versie van het Oepanisjadische “Aham Brahmasmi” (Sanskrit: “In ben Brahma”). Diagne erkent dat feit wel, maar trekt er geen besluiten uit, behalve dan dat de wijsbegeerte wél pluralistisch is. Inderdaad, en dat is juist omdat ze niét islamitisch is.

Vol nieuwe weetjes zijn de hoofdstukken waarin Diagne over de soefi’s in West-Afrika vertelt, een veel minder bekende traditie. Daarin komen we ene Bokar zoon van Salif Tall tegen, bijgenaamd Tierno (“meester”), de wijze uit Bandiagara, van de Tidjanijja-soefischool. Deze kreeg van een leerling de vraag: “Tierno, jij spreekt altijd over de liefde Gods die alles omarmt. Maar houdt God ook van de ongelovige?”

“Ja”, antwoordt de meester. Van de uitleg die volgt, is moeilijk uit te maken in hoeverre hij diens woorden weergeeft, maar blijkbaar is Diagne het hier eens met de meester. De duiders naar de letter zouden ontrouw zijn aan de Ware bedoelingen van God, die van ál Zijn schepselen houdt, zonder onderscheid. Het “ja” van de meester heet bij Diagne “precies wat de filosofie onderwijst: de wijsheid van de liefde”. (p.135)

Ach, best interessant dat een soefi, anders dan veel van zijn collega’s, een maatschappelijke ruimte vond waarin hij zulke ketterijen kwijt kon. Maar tenzij de Koran, met zijn radicaal onderscheid tussen gelovigen en ongelovigen (minstens al hemel vs. hel, voor eeuwig), on-islamitisch zou zijn, is die liefde zonder onderscheid alleszins radicaal on-islamitisch. En menig wijsgeer zal zich ook ongemakkelijk voelen bij de onderwerping van zijn discipline aan zoiets vaags en stroperigs als de “liefde”.

De strengheid van het logisch denken is duidelijk niet besteed aan Diagne. Hij wordt er voor talloze lezers wel sympathieker door, en op zijn foto ziet hij er inderdaad goedlachs en olijk uit. Daardoor wordt hij een nuttig werktuig in handen van de islamfans die vooral mist willen spuiten.

Koenraad Elst (1959) is orientalist. Hij werkte als politiek journalist bij diverse Vlaamse en Indiase media, van Trends en Punt tot The Pioneer en Pragyata Magazine, als assistant buitenlandbeleid in de Belgische senaat, en als gastprofessor in twee Indiase universiteiten. Zijn eigenlijke roeping vindt men echter in de tientallen onderzoekspapers en een dertigtal boeken, vooral over de belangrijkste hangijzers in de antieke en hedendaagse feiten- en ideeëngeschiedenis van India, en verder over faits divers als de islam.

Commentaren en reacties