JavaScript is required for this website to work.

Nederland in bezettingstijd

Henk Jurgens24/2/2016Leestijd 4 minuten
TitelNederland in bezettingstijd
AuteurFrits Boterman
UitgeverDe Arbeiderspers
ISBN9789029504867
Onze beoordeling
Aantal bladzijden573
Prijs€ 19.95

Het begon die dinsdag ‘s ochtends vroeg bij het openbaar vervoer. In de tramremises van de Havenstraat en de Lekstraat weigerden bestuurders uit de rijden. Het tramverkeer kwam volledig tot stilstand en vele fabrieken en bedrijven gingen plat uit protest tegen het wegvoeren van 427 Joodse Amsterdammers door de Duitse bezetter. Al gauw werd de staking overgenomen. Ook in Utrecht, Hilversum, Zaandam, Haarlem en in andere plaatsen werd het werk neergelegd.

Na twee dagen sloegen de Duitsers terug.  Schietend reden ze door de staten van Amsterdam. Er vielen negen doden en 45 gewonden. Arrestatiegolven volgden elkaar op. Het was de enige algemene staking tegen de Duitsers in bezet Europa. 

Samen met 15 leden van de Geuzen, de allereerste verzetsgroep in Nederland, werden drie organisatoren van de Februaristaking op 13 maart op de Waalsdorpervlakte in Den Haag geëxecuteerd. Jan Campert schreef er zijn beroemd gedicht Het lied der achttien dooden over. 

Al in mei 1940 waren de Geuzen begonnen met het verspreiden van hun pamfletten in Vlaardingen en omgeving. Eind november 1940 werden ze gearresteerd en op 4 maart zijn vijftien van hen, na een proces – zo ging dat in het begin van de bezetting nog – ter dood veroordeeld.

Op 25 februari aanstaande zullen om 11.00 uur in Amsterdam gedurende één minuut geen trams of bussen rijden. Op het Jonas Daniël Meijerplein bij de Dokwerker staan tot 5 mei foto’s van de razzia’s. In de Mozes en Aäronkerk op het Waterlooplein is een kleine tentoonstelling ingericht.

Frits Boterman heeft een boek geschreven: Duitse daders. Nederland onder Duitse bezetting (1940-1945). Manmoedig is hij op zijn omgevallen boekenkast geklauterd om een ‘handzaam overzicht van de bezettingsjaren dat voor studenten en een breed publiek toegankelijk’ is te schrijven. 

Natuurlijk is het een groot probleem om in 420 bladzijden tekst een bezetting van vijf jaar te beschrijven. Per slot van rekening had Loe de Jong er ooit 29 kloeke boeken voor nodig. En natuurlijk gelden Leo Vromans dichtregels : ‘Kom vanavond met verhalen hoe de oorlog is verdwenen, en herhaal ze honderd malen: alle malen zal ik wenen,’ nog steeds. Of met de woorden van Boterman: ‘voor nieuwe generaties die part noch deel hebben aan de oorlogservaringen, is het nodig dat het verhaal van de oorlog wederom verteld wordt.’ Een uiterste zorgvuldigheid in het afwegen van wat verteld wordt en waarom is daarvoor noodzakelijk. In Botermans voortkabbelend feitenrelaas is dit helaas niet het geval. 

De grootste bankroof in door de Duitsers bezet Europa vond in Nederland plaats. Al in april 1941 liet de Nederlandse regering in ballingschap vanuit Londen weten dat ze volledig garant zou staan voor de uitgaven van het NSF, Nederlands Steunfonds. Het NSF ondersteunde gezinnen van zeevarenden, onderduikers, in krijgsgevangenschap geïnterneerde militairen, de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO), de Natura-groepen, de Binnenlandse Strijdkrachten en Ordedienst (OD), de Landelijke Knokploegen (LKP), de Raad van Verzet (RVV), de illegale pers en de Persoonsbewijzencentrale (PBC). Ook is de landelijke spoorwegstaking van 1944-’45 voor een groot deel door het NSF betaald. In totaal is er tijdens de bezetting voor bijna 84 miljoen gulden door het NSF uitgekeerd. Naar onderduikers ging ruim 22 miljoen, naar het verzet ruim 10 miljoen en de spoorwegstaking heeft ruim 37 miljoen gekost. Dit geld werd door medewerkers van de Nederlandse Bank en een paar grote banken, zonder dat de Duitse toezichthouders dit in de gaten hadden maar met medeweten van de Nederlandse regering in Londen, achterovergedrukt en aan het NSF ter beschikking gesteld. Bij Boterman komen we het NSF slechts in achttien regels tegen onder het hoofdstukje ‘De illegale pers’. Volgens Boterman kreeg het NSF ‘van de regering in Londen grote bedragen’. De honderdduizenden onderduikers, mensen die weigerden via de Arbeitseinsatz voor de Duitsers te werken, worden door Boterman slechts in drie regels genoemd.

De economische collaboratie van Nederlanders ontbreekt bij Boterman geheel. De waarschijnlijk grootste Nederlandse collaborateur Frits Fentener van Vlissingen wordt slechts één keer en dan nog terloops genoemd. Tijdens de Duitse bezetting was Van Vlissingen directeur van de AKU, de Algemene Kunstzijde Unie, in Arnhem en de Vereinigte Glanzstoff-Fabriken in Duitsland. De AKU was de grootste producent van kunstzijde in nazi-Duitsland, veel groter dan I.G. Farben. Daarnaast was Van Vlissingen commissaris bij Verstag, de Vereinigte Stahwerke, die de staalindustrie van het Ruhrgebied in bezit had, en werkte hij nauw samen met Krupp en I.G. Farben. 

Dat Van Vlissingen na de oorlog niet wegens collaboratie veroordeeld is komt omdat een veroordeling, waar de Amerikanen overigens herhaaldelijk om vroegen, tot gevolg zou hebben dat de AKU als een Duits bedrijf gezien zou worden. De geallieerden zouden de AKU, inclusief haar Amerikaanse dochterondernemingen, daarop geconfisqueerd hebben. Nederlandse werkgelegenheidsbelangen waren daarvoor veel te groot. 

In Botermans boek staan een aantal slordigheden en fouten. Zo staat Bernhard IJzerdraad, de initiatiefnemer van de Vlaardingse verzetsgroep de Geuzen, op bladzijde 62 als gobelinrestaurateur in Haarlem te boek, terwijl hij op bladzijde 325 als Vlaardingse onderwijzer vermeld staat. Pagina 325 heeft gelijk. Pas einde juli 1940 verhuisde IJzerman naar Haarlem. 

Volgens Boterman heeft van 427 Joodse Amsterdammers die door de Duitsers weggevoerd waren (de aanleiding van de Februaristaking) slechts één persoon de oorlog overleeft. Het waren er echter twee.

Etty Hillesum krijgt het etiket ‘godsdienstig-mystiek’. Kennelijk zijn haar dagboeken niet gelezen.

In het hoofdstuk ‘Kampen’ worden ten onrechte Sachsenhausen,  Dachau en het vrouwenkamp Ravensbrück niet genoemd terwijl daar toch vele Nederlands gevangen hebben gezeten en zijn omgekomen. 

Ook in de literatuurlijst, die gezien zijn omvang de suggestie van volledigheid heeft, ontbreken de werken van J.B. Charles geheel. Ze zouden, net als Nico Rosts Goethe in Dachau een welkome aanvulling betekend hebben.

Wat Boterman voortreffelijk beschrijft is de poging van de Duitsers om Nederland te nazificeren en, net als Oostenrijk, ‘Heim ins Reich’ te voeren. Vele vooraanstaande nazi’s werden naar Nederland gestuurd om de bevolking zo snel mogelijk voor het nazisme te winnen. Zo was Seyss-Inquart, de hoogste Duitse bevelhebber, lid van Hitlers regering. In tegenstelling tot België of Frankrijk kreeg Nederland een civiel bestuur, geen militair. Wellicht is dit een van de redenen dat er vanuit Nederland zoveel Joden gedeporteerd zijn. Het is de verdienste van Boterman dat hij dit duidelijk maakt.

De Nederlandse publicist Henk Jurgens (1942) is politicoloog (UvA). Hij schrijft regelmatig in Doorbraak over Nederland en de Nederlandse politiek.

Commentaren en reacties