JavaScript is required for this website to work.

Nieuwe Vlaamse Allochtoon

Karl Drabbe29/3/2020Leestijd 4 minuten
TitelGroetjes uit Vlaanderen
AuteurMohamed Ouaamari
UitgeverPrometheus
ISBN9789044641585
Onze beoordeling
Aantal bladzijden229
Prijs€ 19.99
Koop dit boek

”Ik ben in België geboren, maar België is nooit in mij geboren.’ De woorden zijn van de dichter Leonard Nolens. Vervang België door Vlaanderen, en het schetst de gemoedstoestand van de Antwerpenaar-met-Marokkaanse roots Mohamed Ouaamari. Een gemoedstoestand die gedeeld wordt door een hele groep van tieners en twintigers met allochtone achtergrond. Al zijn de meesten van hen ‘eerdegeneratie-allochtoon’. Bestaat er een lelijker woord dan dat?

Zwarte zondagen

Mohameds jonge leven speelt zich af tussen twee ‘zwarte zondagen’. De eerste van 24 november 1991, toen de Wetstraatbewoners verschrikt opkeken van de middenvinger. Ouamaari is dan drie maanden jong. Die eerste ‘zwarte zondag’ wordt vandaag volledig geassocieerd met Vlaanderen. We vergeten dat dan ook in Franstalig België — voor het eerst sinds Léon Degrelle — een extreemrechtse verkozene naar de Kamer stuurde. De laatste zwarte zondag, die de cesuur van Ouaamari’s boek vormt, is die van 26 mei 2019. Opnieuw schrokken de Wetstraatbewoners zich een hoedje, al waren ze minder onder de indruk dan 28 jaar tevoren. Ondertussen is er een zekere gewenning.

Die gewenning voor een rechts-populistisch, ‘racistisch’ discours is een van de rode draden in het boek Groetjes uit Vlaanderen. Dat speelt zich dus af tussen 1991 en pakweg 2019. In die periode groeide Mohamed Ouaamari op, in verschillende Antwerpse wijken. Hij schuift zichzelf als een pars pro toto naar voor voor een hele generatie jongeren van Marokkaanse afkomst, die hoewel hier geboren en getogen, (Antwerps) Nederlands pratend, zich hier niet welkom voelt. Vlaanderen is het land waar ze zijn geboren, maar Vlaanderen is niet in hen geboren.

Vlaamse Leeuw

Het is pas de jongste paar jaar dat bij Ouaamari het besef is gekomen dat hij evenveel Vlaming is als alle anderen. Waarom niet ook? ‘Vlaming zijn is vooral in Vlaanderen wonen en je uitdrukken in de Nederlandse taal.’ Daarmee schaart de jonge Ouaamari zich in de traditie van het inclusieve Vlaams-nationalisme, dat onder meer door Geert Bourgeois op de kaart is gezet.

Al is Ouaamari als de dood voor ‘de separatisten’ die ‘het roer in handen van de Vlaamse kiezer’ hebben gekregen. ‘Aan het roer van het grootste zeilschip dat de Vlaamse vloot de wegwijs, staan admiralen die zogezegd een inclusief nationalisme voorstaan. Iedereen die dezelfde koers wil varen, de handen uit de mouwen wil steken en dezelfde taal spreekt mag mee. Hoe meer helpende handen, hoe sneller en welvarender de vloot. Klinkt goed mintheorie, maar inde praktijk wordt een aanzienlijk deel van de vloot gekaapt door piraten die de Vlaamse Leeuw misbruiken als enge doodskopvlag. De vlag die al decennialang wordt misbruikt om uit te varen tegen mensen die volgens de kapers niet thuishoren in onze samenleving. De Vlaamse Leeuw draagt vandaag de dag een negatieve lading waar hij niet om heeft gevraagd.’ (p. 14)

Het boek begint met een striemende aanklacht tegen die ‘separatisten’ — waarmee uit het oog verliest dat niet elke independentist in Vlaanderen per definitie (uiterst) rechts van het centrum zou staan. Maar het eindigt ook met een liefdesverklaring aan het Vlaanderen waarin Ouaamari zichzelf kan zijn. Meer zelfs: hij ‘wil meeschrijven aan het einde van het negatieve Vlaamse verhaal waarmee ik opgegroeid ben. Ik wil deze regio omarmen waar de Nederlandse taal mensen met verschillende etnische, culturele en religieuze achtergronden verbindt en samen als een solidaire gemeenschap in de wereld staat.’

Integratie

Daartussen brengt Ouaamari een biografisch verhaal. Chronologisch. Daarin vervlecht hij zijn zoektocht naar de Vlaamse laag in de lasagne die zijn identiteit is. Hij differentieert in die lasagne moslim, Marokkaan (‘of eerder een Riffijn’) , Europeaan, Belg, Vlaming, Antwerpenaar. Een paar laagjes meer dus dan minister-president Jan Jambon. Daarbij hekelt hij onderweg de media, die te veel op de Vlaamse middenklasse gericht is. Hij wordt hilarisch als hij Marokkaanse gebruiken en tradities schetst. ‘Marokkanen zijn opdringerige gasten, je hebt ze uitgenodigd voor de koffie, maar ze blijven hangen tot het avondeten (p. 24). Hij hekelt dat in de eerste decennia van de aankomende Marokkanen er geen visie was van zijn gemeenschap of de staat in de planning achter de opening van moskeeën. ‘Het Antwerpse moskeebeleid is een van de grootste mislukkingen van het falende integratiebeleid.’

Ook hekelt hij dat de beleidsmakers die ‘bij hun aankomst meteen maximaal (hadden) moeten inzetten op de kennis van het Nederlands’ en op de uitbouw van culturele centra (p. 30). Het zou de integratie bevorderd hebben, het zou het racistische reactie van de Vlamingen die bleven wonen in de arme wijken waar de eerste allochtonen landden, hebben kunnen afremmen.

Derde generatie

Onderweg vertelt Ouaamari het verhaal van zijn generatie. Waar heel wat jongeren in het Antwerpse internetcafé Bismillah (vandaag een restaurant) in de ban raakten van de Arabische nationalist Dyab Abou Jahjah en zijn Arabisch-Europese Liga. (Hij spreekt zich jammer genoeg niet uit over zijn eventuele lidmaatschap van de AEL.) En na zijn verdwijnen in de klauwen terechtkwamen van een gewiekste Fouad Belkacem.

Tussendoor verwerkt hij analyses waarin hij ‘meer thuistaal op school’ verdedigt. Hij bedenkt het begrip ‘excuusimam’. (Als ‘placebo’ voor Vlaamse media, maar die weinig of niets te betekenen hebben bij de honderdduizenden moslims in Vlaanderen). We leren dat hij zich eerder identificeert met Marokkanen in Europa dan met Marokkanen in Al Hoceima, Marokko. En schaterlachen met zijn vakanties in Marokko, waar je de Vlaamse en Nederlandse (in Europa wonende) Marokkanen er zo van tussen kunt halen. Onder andere aan dat verhaal koppelt hij het besef dat de Vlaamse cultuur ‘dominanter’ is dan de Marokkaanse.

Zijn kritiek op het Antwerpse beleid beperkt hij niet tot de jaren voor zijn geboorte en het gebrek aan integratie van de eerste generatie. Patrick Janssens noemt hij ronduit ‘een eikel’, onder meer omwille van zijn keuze voor ‘alibi Ali’s’ (is dat geen woord van Filip Dewinter?) En omdat hij de strijd aanging met de hoofddoek achter de loketten. Ouaamari: ‘Ik geloof dat Patrick Janssens heeft onderschat hoe gevoelig de hoofddoek ligt binnen de islamitische gemeenschap. (…) De allochtonen met wie Janssens zich omringde waren jaknikkers die de ernst van het verbod niet begrepen.’ (p. 178)

Sfeer

Ouaamari’s boek is een vlotte weglezer. Op een paar uur heb je het uit, tussentijdse lachsalvo’s ingecalculeerd. We leren er een ‘hybride’ kennen, althans zo noemt hij zichzelf. Met Ouaamari meanderen we door de steegjes van de Marokkaanse/islamitische gemeenschap in Antwerpen. We staan we stil bij de kleine kantjes van de Vlaamse Vlamingen en de Marokkaanse Vlamingen. En we leren we waarom ‘Belgen’ ‘racisten’ zijn en waarom racisme haaks staat op de ‘normen en waarden’ van het Vlaams-nationalisme. Met tal van persoonlijke anekdotes en straffe verhalen, houdt de auteur er de sfeer en de spirit in, wat sommige storende foutjes snel doet vergeten. Groetjes uit Vlaanderen is een welkome aanvulling op Sire, er zijn geen allochtenen van Youssef Kobo, en zit tjokvol knipoogjes — allicht ongewild — naar Tom Naegels’ Los.

Karl Drabbe is uitgever van ERTSBERG. Hij is historicus en wereldreiziger en werkt al sinds 1993 mee aan Doorbraak.

Commentaren en reacties