JavaScript is required for this website to work.

Rifkin’s Festival: Allens testamentfilm?

Karel Deburchgrave30/7/2021Leestijd 4 minuten
TitelRifkin’s Festival
RegisseurWoody Allen
In de zalen vanaf4 augustus
Onze beoordeling
Meer info

Bijna 86 is Woody Allen, met 50 films op zijn palmares waarvan hij er geen enkele zelf nog wil terugzien omdat hij ze ‘zoveel beter had kunnen maken’.

Zelfkritiek

Allen is zeer kritisch voor zichzelf. ‘Ik wil niet onsterfelijk worden door mijn werk. Ik wil onsterfelijk worden door niet dood te gaan,’ schertst hij vaak. Zijn eigen leven diende nochtans als inspiratiebron voor zijn films, maar dat is het dan. In zijn 50ste (testament)film Rifkin’s Festival vat de Dood (Christoph Waltz) het tijdens het Het zevende zegel-achtig schaakspel kort en bondig samen: ‘Jouw leven is niet leeg, het is betekenisloos.’ Zelf vindt Allen dat er maar enkele van zijn films interessant genoeg zijn. Hij troost zich met de artistieke vrijheid die hij geniet. Niemand leest zijn scenario’s op voorhand, zelfs zijn geldschieters niet.

Niemand zegt hem welke acteurs hij moet casten, wat hij moet filmen, welke thema’s hij moet aansnijden. ‘Wat ze dus kopen dat ben ik, in de veronderstelling dat ik na al die jaren niets uitzinnigs zal afleveren. Hadden de geldschieters mij mijn hele carrière gesteund, dan hadden ze wél wat geld verdiend. Natuurlijk wetende dat The Avengers tijdens een openingsweekend meer opbrengt dan zes van mijn films op tien jaar. Dat is de reden waarom er maar één ding staat tussen mij en genialiteit: ikzelf! Ik heb geen enkel excuus om niet geniaal te zijn, behalve dat ik het gewoon niet ben.’

Play it again, Woody

Dat Allen geen genie is zullen de Allen-bashers natuurlijk niet betwisten!  Zijn nieuwe film Rifkin’s Festival bestempelen ze als een ‘left-over’ van Manhattan. Een ‘play it again, Woody’ van steeds weer dezelfde film over een oudere, getormenteerde intellectueel die het jonge meisje of de jongere dame verovert via verbale masturbatie. De intellectueel van dienst is hier Mort Rifkin, een New Yorkse gepensioneerde filmdocent die zijn vrouw vergezelt naar het filmfestival van San Sebastian waar zij de succesvolle, ambitieuze Franse cineast Philippe (Louis Garrel) moet promoten. Een arrogante, onbenullige blaaskaak, vindt Mort.

Mort zelf is een brompot die leeft in het filmverleden en enkel respect heeft voor Bergman, Truffaut, Godard en Fellini. ‘s Nachts droomt hij van zwart-wit versies van Het zevende zegel, Jules et Jim, À bout de souffle en Otto e mezzo. Dat Morts vrouw de nieuwe Franse god wel bewondert, bezorgt de ‘grumpy old man’ hartproblemen die een jonge Spaanse cardiologe weliswaar kan oplossen, temeer daar zij Morts elitaire filmsmaak deelt. En plotseling zitten we volop in Woody Allens habitat waar onaantrekkelijke neuroten toch vrouwen kunnen versieren door constant aforismen te ventileren, met allerlei originele grappen elke domme macho kunnen overtroeven en openlijk hun grote liefde verklaren voor … de cinema.

En zoals altijd bij Allen komen de grote levensvragen aan bod en speelt het lot een belangrijke rol. Niet toevallig wordt de rol van Mort Rifkin vertolkt door de Joods-Amerikaanse komiek Wallace Shawn, Allens alter-ego, de ideale Allen-kloon die debuteerde in Manhattan als Diane Keatons ex. Niet bepaald moeders mooiste maar wel een iconisch acteur in talrijke films zoals in Louis Malles My Dinner with Andre (1981) en als Vizzini in The Princess Bride (1987). Zijn herkenbare hoge stem heeft hem ook rollen bezorgd in animatiefilms, waarvan de bekendste die van Rex de Dinosaurus is in de vier delen van Toy Story.

Top-5

Dat is nu precies wat de Allen-fans wél willen zien: meer van hetzelfde en steeds opnieuw de variant van die ene film. Als ik uit Allens oeuvre een top vijf moet destilleren dan zijn dat Manhattan (1979), Annie Hall (1977), Midnight in Paris (2011), Zelig (1983) en The Purple Rose of Cairo (1985). Die vijf bevatten Allens kernthema’s die we in Rifkin’s Festival terugvinden: Manhattan, zijn magnus opus over The Big Apple, zijn lievelingsstad; in Annie Hall de liefde ontdekken in die stad met zijn fetisj-actrice Diane Keaton; in Midnight in Paris in de lichtstad tijdreizen om Scott en Zelda Fitzgerald, Hemingway, Cole Porter, Dali en Buñuel  te ontmoeten.

Zelig is een ‘mockumentary’ avant la lettre waarin een erg onzekere kleine man zich als een kameleon aanpast en last but not least het fantasierijk verhaal The Purple Rose of Cairo over een vrouw die zo gefascineerd raakt door haar lievelingsacteur dat die uit het scherm stapt. Met Mia Farrow, Allens tweede fetisj-actrice die in het echte leven voor hem transformeerde tot feeks-actrice.

Dat Play it again Sam (1972) niet in het lijstje staat, is omdat die geregisseerd werd door Herbert Ross.  Deze ode aan Casablanca, gebaseerd op Allens gelijknamig toneelstuk over een Joodse schlemiel die lessen in vrouwen versieren krijgt van de imaginaire, supermacho Humphrey Bogart, is zowat de blauwdruk geworden voor zijn latere werk. Slechts één opmerking: op geen enkel ogenblik hoor je ‘Play it again, Sam’ zeggen tegen Bogarts pianist om As Time Goes By te spelen. Wat dan wel? Een goede filmquizvraag!

Acteurregisseur

Rifkin’s Festival zet de sterke trend van vintage Allens als Midnight in Paris voort. Op een bijna ambachtelijke manier blijft Allen die kleine filmpjes maken in zijn lievelingssteden New York, Londen, Barcelona, Venetië,  Parijs en nu San Sebastian met topacteurs die bij hem mogen doen wat ze het best kunnen: acteren. Niet alleen gesticuleren en grimassen trekken tegen een blue screen-achtergrond terwijl L.A. door een tsunami wordt overspoeld, New York door aliens wordt verwoest en San Francisco in de Sint Andreaskloof verdwijnt.

Allen is Amerika’s meest productieve scenarist-regisseur en ook schrijver van bijzonder geestige kortverhalen. The Kugelmass Episode (1977), bijvoorbeeld, gaat over een prof die naar Flauberts Madame Bovary getransporteerd wordt en een affaire begint met de titelheldin. Dat de wereldberoemde regisseur nooit veel takes neemt en op tijd stopt met draaien om naar een match van de New York Knicks te kijken, en dat hij liever met vrienden klarinet speelt dan naar de Oscaruitreikingen te gaan, dat weten we al lang.

Welles of Nietes

Wat we lang niet geweten hebben en nog altijd niet met zekerheid weten, is wat vooral tijdens zijn 49ste film A Rainy Day in New York is losgebarsten: de heksenjacht rond Allens vermeende pedofilie. De MeToo-beweging rakelde Allens controversiële rechtszaak uit 1992, waarin hij werd vrijgesproken van seksueel misbruik, opnieuw op. Na zijn vechtscheiding met Mia Farrow en zijn huwelijk met haar geadopteerde dochter Soon-Yi Previn ging het serieus mis tussen Allen en zijn ex. Zelfs na het bekijken van de vier Podcastdelen van HBO Original Allen v. Farrow  en Allens reactie  hierop weten we het nog niet. Lezen we dan ook nog Allens biografie Apropos of Nothing, dan zijn we nog steeds niet wijzer.

Wat we echter wel weten is dat we een onderscheid horen te maken tussen werk en auteur. Dus, wat mij betreft: Polanski’s J’accuse was een prachtfilm en Rifkin’s Festival is een waardige afsluiter van een rijke carrière.

 

 

 

 

 

 

 

Karel Deburchgrave is filmrecensent en was voorzitter van het filmtijdschrift Filmmagie. Hij is de auteur van 'Shakespeare in scène' gezet en filmdocent in diverse filmmusea en cultuurcentra in Vlaanderen en Nederland. Hij studeerde Germaanse filologie (UFSIA en KU Leuven) en is Fulbright alumnus van de Universiteit in Minneapolis-St. Paul.

Commentaren en reacties